ECLI:NL:RBROT:2018:11487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
10/074497-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit en de gevolgen voor de verdachte

Op 10 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was op 14 april 2018 in Rotterdam betrapt met een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt 28, kaliber 6.35 millimeter, en de bijbehorende munitie. De officier van justitie, mr. P.J. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en geen vrijspraak had bepleit. De rechtbank vond het bezit van een vuurwapen onaanvaardbaar, gezien de risico's die dit met zich meebrengt voor de maatschappij.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank besloot om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere verplicht reclasseringscontact, aanmelding bij een forensische polikliniek en medewerking aan schuldhulpverlening. De rechtbank benadrukte dat vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormen en dat het bezit ervan ernstige gevolgen kan hebben voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/074497-18
Datum uitspraak: 10 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. M. Yesildag, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J. Wijnands heeft gevorderd:
bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
-veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met
aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar
en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen
van de reclassering met een meldplicht, dat de verdachte zal meewerken aan aanmelding
bij een forensische polikliniek De Wang of een soortgelijke instelling en zich, indien
geïndiceerd, ambulant onder behandeling zal stellen van die instelling, dat de verdachte
zal meewerken aan het realiseren van een vorm van schuldhulpverlening en indien de
reclassering dit noodzakelijk acht, zal meewerken aan een traject richting begeleid
wonen.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 april 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt 28,
kaliber 6.35 millimeter, en (de daarbij behorende) munitie,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
gegeven verbod, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III
en
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie geven
verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte had op de openbare weg een illegaal vuurwapen binnen handbereik aanwezig
Dit wapen bevatte de daarbij behorende munitie en had dus eenvoudig gebruikt kunnen
worden om te vuren, met alle gevolgen van dien. De rechtbank rekent de verdachte dit
zwaar aan.
De verdachte heeft verklaard dat sprake was van bijzondere omstandigheden welke in zijn
voordeel zouden moeten pleiten. Zo zegt hij dat hij het vuurwapen met de munitie kort
ervoor op een pad had gevonden, het vuurwapen vervolgens heeft weggestopt om het buiten
bereik van daar spelende kinderen te houden en hij van plan was om het wapen aan de
politie te geven. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Uit niets blijkt dat de
verdachte stappen heeft genomen om het vuurwapen aan de politie te overhandigen. Het was
omstreeks 22 00 uur toen de politie naar aanleiding van een melding over het gebruik van
een stroomstootwapen ter plaatse kwam. De verdachte liep daarop weg uit de groep mensen
waarin hij zich bevond. Hij heeft niet op eigen initiatief aan de politie gemeld dat hij een
vuurwapen op zak had, terwijl hij daartoe wel de gelegenheid had. Toen de politie hem
wilde fouilleren liep hij zelfs weg en verzette hij zich verbaal. Toen hem gevraagd werd of
hij een wapen bij zich had, gaf hij daarop geen antwoord.
Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van
een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een
vuurwapen heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen
van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden. Het
bezit van een gebruiksklaar wapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juni 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn aanwijzingen voor problemen met middelengebruik en schulden. De verdachte is
gestopt met zijn havo-opleiding en heeft op dit moment geen baan. Hij heeft geen relatie en
woont bij zijn moeder maar leefde ten tijde van zijn aanhouding en het gesprek met de
Reclassering Nederland ergens anders. De verdachte geeft enerzijds aan hulp te willen om
zijn leven op orde te krijgen maar geeft anderzijds geen volledige openheid naar de
rapporteur en is niet altijd zijn afspraken nagekomen. Het lijkt de Reclassering Nederland
wenselijk als de verdachte op diverse leefgebieden ondersteuning krijgt en verder onderzoek
wordt gedaan naar het middelengebruik van de verdachte. Het recidiverisico wordt
ingeschat als matig.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als
bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact met een meldplicht en de
verplichting zich aan aanwijzingen van de Reclassering Nederland te houden, aanmelding
bij De Waag of een soortgelijke instelling voor diagnostiek en indien geïndiceerd een
ambulante behandelverplichting waarbij aandacht is voor middelengebruik, medewerking
aan een vorm van schuldhulpverlening en medewerking aan een traject richting begeleid
wonen indien dit door de Reclassering Nederland als noodzakelijk wordt gezien.

Straf

Gezien de ernst van het feit en gelet de hierboven beschreven omstandigheden waaronder
het feit is gepleegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een
gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht
geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het verzoek van de raadsman om in plaats van oplegging van een gevangenisstraf over te
gaan tot oplegging van een taakstraf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan
de ernst van het feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert en de rechtbank de
noodzaak hiervan onderschrijft, zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf echter
voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit
voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de
toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de jeugdige leeftijd, de nagenoeg lege documentatie van de verdachte en de
uitgebreide voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, ziet de rechtbank reden om
een hoger voorwaardelijke strafdeel op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14e, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij,
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit,
verklaart de verdachte strafbaar,

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden,

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer
zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde
voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden
voorwaarden overtreedt,
stelt als algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als
die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclasseringsinstelling hem geeft,
2 de veroordeelde zal zich aanmelden bij De Waag of een soortgelijke instelling voor
diagnostiek en indien geïndiceerd zich onder ambulante behandeling stellen waarbij
aandacht is voor middelengebruik,
3 de veroordeelde zal meewerken aan een traject voor schuldhulpverlening,
4 de veroordeelde zal, indien de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht,
meewerken aan een traject richting een verblijf in een instelling voor begeleid
wonen/maatschappelijke opvang
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. KL. Daum en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt 28,
kaliber 6.35 millimeter,
en (de daarbij behorende) munitie,
voorhanden heeft gehad;