Op 10 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was op 14 april 2018 in Rotterdam betrapt met een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt 28, kaliber 6.35 millimeter, en de bijbehorende munitie. De officier van justitie, mr. P.J. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en geen vrijspraak had bepleit. De rechtbank vond het bezit van een vuurwapen onaanvaardbaar, gezien de risico's die dit met zich meebrengt voor de maatschappij.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank besloot om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere verplicht reclasseringscontact, aanmelding bij een forensische polikliniek en medewerking aan schuldhulpverlening. De rechtbank benadrukte dat vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormen en dat het bezit ervan ernstige gevolgen kan hebben voor de samenleving.