ECLI:NL:RBROT:2018:11486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
10/110752-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg

Op 12 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 6 juni 2018 te Rotterdam een geladen vuurwapen, een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7.65 millimeter, voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. O. Saki. De officier van justitie, mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank oordeelde dat het bewezen feit in strijd is met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een sociale angststoornis en PTSS, en de rechtbank heeft ook gekeken naar zijn justitiële documentatie, waaruit bleek dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 188 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar op, gezien het risico op recidive. Het vonnis is uitgesproken op 12 september 2018.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/110752-18
Datum uitspraak: 12 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 juni 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model 70,
kaliber 7.65 millimeter en de daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dat verdachte het doorgeladen wapen binnen handbereik in het openbaar droeg, werkt strafverzwarend. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan. Om deze reden dient, uit oogpunt van generale preventie, daartegen streng te worden opgetreden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder - zoals is aangevoerd door de verdediging - de omstandigheid dat detentie hem erg zwaar valt vanwege zijn angstproblematiek. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 augustus 2018. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover van belang- het volgende in:
Betrokkene is in het verleden gediagnosticeerd met een sociale angststoornis en PTSS. Daarnaast zien wij geringe sociale- en coping vaardigheden. Betrokkene woont bij zijn moeder in huis en hij heeft een WAJONG-uitkering. Hij zal ondersteuning dienen te krijgen bij zijn praktische zaken, zoals het verkrijgen van werk en het omgaan met geld. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
 Meldplicht bij reclassering
 Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
 Ambulante behandeling
 Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
 zinvolle dagbesteding
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan de eis van de officier van justitie. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank het opleggen een taakstraf van 120 uur, naast de gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 188 (honderdachtentachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GGZ Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met die zorgverlener verantwoord vindt, waarbij de veroordeelde zich moet houden aan de huisregels en aanwijzingen die door of namens die zorgverlener worden gegeven, waaronder het innemen van medicijnen;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Pameijer, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal zich, ter overbrugging naar het verblijf in een begeleid/beschermd wonen voorziening, onder ambulante behandeling stellen van Mozaïek, of een soortgelijke forensische instelling;
5. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een CoVa training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden bij een door de reclassering nader te bepalen instelling;
6. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en/of behouden van een zinvolle, structurele dagbesteding;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann en A. in ‘t Veld, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 juni 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model 70,
kaliber 7.65 millimeter en/of de daarbij behorende munitie voorhanden
heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 van de Wet wapens en munitie);