ECLI:NL:RBROT:2018:11485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
10/107290-18 / TUL VV: 22/005617-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 31 mei 2018 in Rotterdam werd aangehouden. De verdachte, die in een huurauto reed, werd staande gehouden na het waarnemen van verkeersovertredingen. Tijdens het onderzoek aan de auto vonden de verbalisanten een geladen vuurwapen en munitie. De verdachte ontkende dat het vuurwapen van hem was, maar de rechtbank oordeelde dat hij wetenschap had van het wapen en de beschikkingsmacht erover had. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en oordeelde dat het onderzoek aan de auto rechtmatig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf uit een eerdere veroordeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de risico's voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/107290-18
Parketnummer vordering TUL VV: 22/005617-16
Datum uitspraak: 5 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. N. Schuerman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 31 augustus 2018 en 21 november 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/005617-16.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft primair daartoe aangevoerd dat het onderzoek aan de auto onrechtmatig is en dat de vondst van het vuurwapen daarom van het bewijs dient te worden uitgesloten. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte wetenschap had van het aangetroffen vuurwapen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte rijdt op 31 mei 2018 in een door hem gehuurde auto samen met bijrijder [naam medeverdachte] . De verdachte wordt, nadat de verbalisanten enige verkeersovertredingen waarnemen, staande gehouden en om zijn rijbewijs verzocht. De verdachte overhandigt een geldig rijbewijs. [naam medeverdachte] kan zich niet door middel van een geldig identiteitsbewijs identificeren. Naar aanleiding hiervan onderzoeken de verbalisanten de auto. Tijdens dit onderzoek ziet de verbalisant dat het omhulsel van de versnellingspook gedraaid is, niet op deugdelijke wijze vast zit en dat er een kleine opening zichtbaar is. In de ruimte onder de versnellingspook wordt een bivakmuts en een geladen vuurwapen voorzien van 9 kogelpatronen aangetroffen. In de kofferbak van de auto wordt een doos aangetroffen met daarop de afbeelding van een draagholster voor een pistool. In die doos zat ook daadwerkelijk een draagholster. In de bergruimte van de deur aan de bestuurderszijde worden enkele latex handschoenen aangetroffen. [naam medeverdachte] verklaart bij de politie dat het aangetroffen vuurwapen van de verdachte is. De verdachte ontkent dit.
Het verweer van de verdachte dat hij geen verkeersovertredingen heeft begaan, is niet aannemelijk. In het proces verbaal van bevindingen dat is opgemaakt worden meerdere en verschillende overtredingen geverbaliseerd. Het verweer wordt verworpen.
Bijrijder [naam medeverdachte] is staande gehouden om zijn identiteit vast te stellen. [naam medeverdachte] kon zich echter niet identificeren, waarna de verbalisanten op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd waren onderzoek te doen naar de voorwerpen die [naam medeverdachte] bij zich droeg of met zich meevoerde voor zover dit noodzakelijk was voor de vaststelling zijn identiteit. Dit onderzoek mag bijzonder grondig zijn (vgl. HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:2001:BP6043). Een onderzoek aan de versnellingspook en de opening naast de versnellingspook zoals omschreven valt hieronder. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het onderzoek aan de auto rechtmatig is geweest. Het primaire verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Vast staat dat de verdachte de bestuurder was van de huurauto en dat hij deze auto heeft gehuurd. Op de foto in het dossier is duidelijk te zien dat het omhulsel om de versnellingspook niet op de gebruikelijke wijze was bevestigd, terwijl naast het omhulsel van de versnellingspook duidelijk een opening zichtbaar is, doordat de behuizing van de versnellingspook los zat. De verdachte moet dit als bestuurder van deze auto hebben gezien. Bovendien is in de kofferbak een draagholster aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij niet in de kofferbak heeft gekeken acht de rechtbank onaannemelijk. Tot slot verklaart bijrijder [naam medeverdachte] bij de politie dat het vuurwapen van de verdachte is. De verdachte had dus wetenschap van en beschikkingsmacht over het aangetroffen vuurwapen. Het subsidiaire verweer van de raadsvrouw wordt eveneens verworpen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 31 mei 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk CZ, model 52, kaliber 7.65 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 31 mei 2018 in zijn huurauto een geladen vuurwapen voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico voor de samenleving op, omdat het bezit van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen kan ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in die samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bovendien loopt de verdachte in een proeftijd voor een soortgelijk delict.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 juni 2018. Daaruit blijkt dat de verdachte in een proeftijd loopt van een eerdere veroordeling en dat hij zich niet houdt aan de in het kader van de bijzondere voorwaarden gemaakte afspraken. De verdachte toont geen openheid van zaken over hetgeen hem bezighoudt. De reclassering adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten en op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte het doorgeladen vuurwapen in het openbaar onder handbereik bij zich voer, dat er sprake is van recidive en dat er tevens in de auto ook een draagholster, bivakmuts en latex handschoenen zijn aangetroffen, waarvan algemeen bekend is dat die gebruikt kunnen worden om geen sporen achter te laten bij het plegen van misdrijven. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden, mede om redenen van generale preventie. De rechtbank ziet, mede gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag met parketnummer 22/005617-16 is de verdachte ter zake van het voorhanden hebben van vuurwapen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 30 december 2017.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (zegge: twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 5 maanden, van de bij arrest van het gerechtshof Den Haag met parketnummer 22/005617-16 aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de 5 december 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk CZ, model 52, kaliber 7.65 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.