ECLI:NL:RBROT:2018:11478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
10/219410-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg

Op 9 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Raza. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen vrijspraak was bepleit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 2 november 2017 in Rotterdam een vuurwapen, een pistool van het merk Gabilondo, kaliber 7.65mm, en bijbehorende munitie voorhanden had gehad. De rechtbank achtte de feiten bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het rapport van de reclassering, dat een laag herhalingsgevaar inschatte. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de maatschappelijke onaanvaardbaarheid van het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/219410-17
Datum uitspraak: 9 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 02 november 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een pistool van het merk Gabilondo, Rubi 1914, kaliber 7.65mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4°, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen de avond vóór zijn aanhouding op straat heeft gevonden, er thuis mee heeft gespeeld en een filmpje op internet heeft bekeken om te zien hoe het wapen kon worden doorgeladen. De verdachte heeft door zijn onvoorzichtige en naïeve handelen een groot risico genomen dat het wapen op ieder moment af kon gaan. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is dan ook maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte, die 19 jaar is, zijn geen probleemgebieden geconstateerd. Er is geen sprake van problematisch middelengebruik of psychische problematiek. De verdachte heeft een zinvolle dagbesteding, een inkomen, woont bij zijn ouders en heeft een stabiel familienetwerk. Het herhalingsgevaar wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu de verdachte een baan, inkomen en een bovengemiddelde intelligentie heeft. De reclassering adviseert daarnaast een forse (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
7.3.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het rapport van de reclassering, echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest. In plaats daarvan wordt een taakstraf van 120 uren opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het al genoemde artikel, is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 02 november 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een pistool van het merk Gabilondo, model Rubi 1914, kaliber 7.65mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4°, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)