In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was, omdat de verdachte toestemming had gegeven voor de doorzoeking. Tijdens deze doorzoeking werd in het middenconsole van de auto 9,2 gram cocaïne en een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die stelde dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen, en concludeerde dat het DNA-spoor van de verdachte op het patroonmagazijn van het wapen aantoonde dat hij wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen.
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien het gevaar dat het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen. Ook de aanwezigheid van cocaïne, een sterk verslavende stof, werd als ernstig strafbaar feit aangemerkt. De rechtbank besloot tot het opleggen van een gevangenisstraf, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De schorsing van de voorlopige hechtenis werd opgeheven en de borgsom van tienduizend euro werd teruggegeven aan degene die deze had gestort.