ECLI:NL:RBROT:2018:11473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
10/145851-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in Rotterdam

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 21 juli 2018 in Rotterdam een vuurwapen voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.N. Weski. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, eiste bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen en veroordeling tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte bekend was en dat er geen nadere motivering nodig was voor de bewezenverklaring. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het vuurwapen, een pistool van het merk A.G., type 27, kaliber 7.65 mm, op de openbare weg had voorhanden gehad, wat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en voornemens was om zich in te zetten voor de arbeidsmarkt. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook voorwaarden op voor de proeftijd en bepaalde dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/145851-18
Datum uitspraak: 1 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 juli 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk A.G., type 27, kaliber
7.65
millimeter, voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen in een tas voorhanden gehad op de openbare weg, dat -hoewel dit niet aan de verdachte is ten laste gelegd- was voorzien van munitie en dus klaar voor gebruik. Verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen impliceert immers ook het gevaar dat het daadwerkelijk wordt gebruikt, reden waarom tegen illegaal vuurwapenbezit streng dient te worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Straf

Gezien de ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte -de verdachte is voornemens om zich zo snel mogelijk in te zetten op de arbeidsmarkt om, onder meer, zijn schulden te kunnen aflossen- en gelet op het feit dat hij voor de eerste keer ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie met politie en justitie in aanraking is gekomen, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel in dit geval passend is. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet, omdat een dergelijke straf (3 maanden) gebruikelijk is bij het voorhanden hebben van een vuurwapen op een niet-openbare plaats en zonder bijbehorende munitie, en daarvan in dit geval geen sprake is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter - Rijksen en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2018.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk A.G., type 27, kaliber
7.65
millimeter, voorhanden heeft gehad;