ECLI:NL:RBROT:2018:11471

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
10/175675-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van vuurwapens, een handgranaat en harddrugs en witwassen

Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 september 2018 in Rotterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens, een handgranaat, harddrugs en het witwassen van een geldbedrag van € 7.780,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn woning twee vuurwapens, een handgranaat, diverse soorten harddrugs en een aanzienlijk bedrag aan contant geld had. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit misdrijf, aangezien het in combinatie met de aangetroffen wapens en drugs een duidelijk vermoeden van criminele herkomst opriep. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het gevaar dat uitging van de wapens en de handgranaat, en de impact van de handel in harddrugs op de samenleving. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/175675-18
Datum uitspraak: 20 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde, met partiële vrijspraak voor feit 3 als het gaat om de hoeveelheden die in de tenlastelegging worden genoemd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Ten aanzien van de feiten 1, 2 primair en 3

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot partiele vrijspraak. Aangevoerd is dat het tenlastegelegde witwasbedrag van € 7.780,00 moet worden gelimiteerd tot een bedrag van € 5.000,00, omdat de verdachte een bedrag van ongeveer € 3.000,00 heeft verdiend met het doen van klussen bij diverse personen.
4.2.2.
Beoordeling
4.2.2.1.
Beoordelingskader witwassen
Indien een dossier geen bewijs bevat waarmee een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen een geldbedrag en een bepaald misdrijf, maar op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat een geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf, mag van de verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gegeven herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het betreffende geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
4.2.2.2.
Vermoeden van witwassen
In de woning waarin de verdachte verbleef, zijn grote contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van € 7.780,00), bestaande uit verschillende coupures en verpakt in enveloppen of een plastic tas, diverse soorten harddrugs, twee vuurwapens, munitie en een geldtelmachine aangetroffen.
De combinatie van deze goederen rechtvaardigt zonder meer het vermoeden dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is. Handel in drugs gaat immers vaak gepaard met de aanwezigheid van grote contante geldbedragen en het bezit of gebruik van vuurwapens.
4.2.2.3.
Verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld
De verdachte heeft verklaard dat hij een deel van het aangetroffen bedrag heeft verdiend met het doen van klusjes. Hij heeft deze verklaring niet onderbouwd. Hij heeft niets verklaard over bij wie hij klusjes zou hebben gedaan en wanneer dat zou zijn geweest. De verdachte heeft dan ook geen concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het door hem genoemde bedrag gegeven.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat in redelijkheid niet anders kan worden geconcludeerd dan dat het geld dat in de woning is aangetroffen - direct of indirect - uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan wetenschap had.
Het tenlastegelegde witwassen is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 3 september 2018 te Rotterdam een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type: Zastava / Model 57, kaliber: 7.62X25)
en een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type: Zastava / Model 83, kaliber: 7.65 millimeter)
en voor het voornoemde vuurwapen merk/type: Zastava / Model 83, kaliber: 7.65 millimeter geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14 kogelpatronen ( 7.65 millimeter),
voorhanden heeft gehad;
2. primair
hij op 3 september 2018 te Rotterdam een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 3 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde Amfetamine en MDMA en 2C-B middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 3 september 2018 te Rotterdam 7780 euro heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

2..primairhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

3..

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

4.
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was in het bezit van twee vuurwapens, waarvan een was geladen, een handgranaat, diverse soorten harddrugs en een groot bedrag aan crimineel geld. Hij had deze spullen in zijn bovenwoning liggen.
Vuurwapens en een handgranaat vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit en het gebruik van dergelijke voorwerpen zijn naar hun aard gevaarlijk voor een ieder die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. Zeker van een handgranaat gaat een ongekende dreiging uit. In geval van detonatie heeft dit een verwoestende uitwerking op alles en iedereen in de directe omgeving.
Het bezit van deze wapens moet dan ook ten strengste worden veroordeeld.
Harddrugs leveren een gevaar op voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, wat leidt tot een gevoel van onveiligheid in en overlast voor de samenleving.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder vormt witwassen een bedreiging voor de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op ernst van de feiten is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Deze delicten lenen zich naar hun aard en samenhang bezien niet voor het opleggen van een taakstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, zoals de officier van justitie heeft geëist, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met reclasseringstoezicht als een van de voorwaarden, zoals de verdediging heeft verzocht. Indien de verdachte te zijner tijd in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling kan begeleiding door de reclassering in dat kader worden opgestart.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van den Bos, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en A.I. van Strien, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 03 september 2018 te Rotterdam
- een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type: Zastava / Model 57, kaliber: 7.62X25)
en/of
- een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type: Zastava / Model 83, kaliber: 7.65 millimeter)
en/of
(voor het voornoemde vuurwapen -merk/type: Zastava / Model 83, kaliber: 7.65 millimeter- geschikte)- munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14 kogelpatronen (merk: S&B, 7.65 millimeter),
voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 jo 55 Wet wapens en munitie)
2
hij
op of omstreeks 03 september 2018 te Rotterdam
een wapen in de zin artikel 2 lid 1 van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (Amerikaanse)(hand)granaat (merk/type: MKII), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 jo 55 Wet wapens en munitie)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 3 september 2018 te Rotterdam
een of meer onderdelen/hulpstukken van een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten, een scherflichaam van een Amerikaanse MKII
handgranaat en/of een explosieve lading op basis van nitrocellulosekruit, zijnde (een) onderde(e)l(en)/hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd is/zijn en/of van wezenlijke aard is/zijn voor (Amerikaanse) handgranaat (merk/type: MKII), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 jo 55 Wet wapens en munitie)
3
hij
op of omstreeks 03 september 2018 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3063,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en/of
- ongeveer 81,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of
- ongeveer 53,2 gram, in elke geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde Amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
4
hij
op of omstreeks 03 september 2018, te Rotterdam, althans in Nederland,
7780 euro, althans een geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad,
terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)