ECLI:NL:RBROT:2018:11460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
10/200649-17 / vordering TUL VV: 10/691225-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en vernieling met oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen

Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer elf maanden schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig lastigvallen van zijn ex-partner, [naam slachtoffer 1], door haar herhaaldelijk te bellen, dreigende spraakberichten te sturen en haar te achtervolgen. De verdachte heeft ook bedreigingen geuit aan zowel [naam slachtoffer 1] als haar ex-partner, [naam slachtoffer 2], en hun kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsgebod voor bepaalde locaties. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder behandeling in een zorginstelling en reclasseringstoezicht. De vordering van de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1], tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft vastgesteld op € 3.000,-.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/200649-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/691225-15
Datum uitspraak: 23 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende in de Forensische Verslavingskliniek De Blaak Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA Poortugaal,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, inhoudende ambulante behandeling bij Het Dok dan wel een soortgelijke forensische instelling, een kortdurende detox-opname bij terugval in drugsgebruik en medewerking aan urinecontroles;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarden;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 uren hechtenis;
  • teruggave aan de verdachte van de op de lijst van inbeslaggenomen goederen onder 1 vermelde iPhone;
  • de vrijheidsbeperkende maatregelen: een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en hun kinderen; locatieverboden betreffende de [naam locatie 1] te Rotterdam, de [naam locatie 2] te Rotterdam, de [naam locatie 3] , ter hoogte van het Albeda College, te Rotterdam en de [naam locatie 4] te Alphen aan den Rijn.

4..Vrijspraak

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

Het onder 1 tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging
De onder 1 tenlastegelegde belaging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, de verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De verdachte erkent dat hij de aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft gebeld en spraakberichten via haar nummer aan haar heeft gericht. Echter, van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht was geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens het slachtoffer [naam slachtoffer 1] gedurende de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De door de verdachte daartoe verrichte uitvoeringshandelingen hadden, blijkens het dossier, een stelselmatig karakter. De verdachte viel [naam slachtoffer 1] herhaaldelijk lastig door haar veelvuldig te bellen, dreigende spraakberichten via WhatsApp en voicemail aan haar te doen toekomen, haar en haar kinderen te achtervolgen en post van haar te bekijken. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed, omdat hij zijn spullen terug wilde hebben. De verdachte heeft echter door zo te handelen eveneens het oogmerk gehad om [naam slachtoffer 1] angst aan te jagen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Van de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen ‘het aanmelden van [naam slachtoffer 1] voor de Postcodeloterij en KPN Fox sport eredivisie’ zal de verdachte evenwel worden vrijgesproken, nu het niet uitgesloten is dat deze handelingen door de verdachte werden verricht nog ten tijde van zijn relatie met [naam slachtoffer 1] . Daardoor kan niet kan worden vastgesteld dat deze hebben bijgedragen aan de tenlastegelegde belaging.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 15 juni 2017 tot en met 3 november 2017
te Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] ,
door
- veelvuldig te bellen naar de (mobiele) telefoon van die [naam slachtoffer 1]
en
- meermalen (dreigende) spraakberichten via whatsapp naar die [naam slachtoffer 1]
gestuurd en/of (dreigende) voiceberichten ingesproken op de telefoon
van die [naam slachtoffer 1]
- meermalen die [naam slachtoffer 1] en/of de kinderen van die [naam slachtoffer 1] te
volgen/achtervolgen, althans zich in de nabije omgeving van die [naam slachtoffer 1]
en/of de kinderen van die [naam slachtoffer 1] en/of de woning van die [naam slachtoffer 1]
en/of de woning van [naam slachtoffer 2] (de vader van de kinderen van
die [naam slachtoffer 1] ) te verblijven en- de post van die [naam slachtoffer 1] te bekijken en/of door te lezen en
(vervolgens) een foto van de post naar die [naam slachtoffer 1] te sturen met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Het onder 2 en 3 tenlastegelegde
Voor de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling van de autobanden acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig. Niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte was die de autobanden heeft lek gestoken.
Het onder 2 en 3 overigens tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode 15 juni 2017 tot en met 3 november 2017 te
Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland
[naam slachtoffer 1] veelvuldig heeft bedreigd via spraakberichten via
whatsapp en/of voicemailberichten
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
- op of omstreeks 10 augustus 2017 "Ik zou maar 24 uur politiebescherming
gaan vragen, een onderduikadres en NOOIT meer naar de [naam locatie 1]
komen, want vanaf nu kan er elk moment een kankerkogel door je kop
gaan. En ik meen het!", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en
- op of omstreeks 7 augustus 2017 "Binnen 2 weken heb ik je sowieso. Dan
pak ik je bij school, schraap ik je met je muil over de stoep, sla ik je met je
kop door het hek heen, heerlijk kankerhoertje dat je bent", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking en
- op of omstreeks 6 augustus 2017 "ik zweert het je als ik jou zie, ik snij
persoonlijk dat kind uit je kankerbuik. Je hebt een kankerprobleem vanaf
nu, serieus waar. Jij gaat er aan meisje, dat kind gaat er aan. Ik snij dat kind
uit jouw buik. Vanaf nu verkanker ik jou leven.", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en
- op of omstreeks 29 juli 2017 "echt waar meissie als ik jou zie ik rij je dood,
ik laat niks meer van je heel. Ga maar naar de politie want ik maak je dood,
ik maak je kankerdood. Jij gaat er aan. Jij gaat dit betalen met je
kankerleven, vieze vuile kankerhoer. Jij gaat hiervoor boeten. Ik zie jou
meissie, ik zie jou sneller dan dat je denk. Want elke afspraak die je hebt, zal
ik zijn! Heb je mij begrepen! Serieus ik ga nu een wapen halen, jij gaat
hiervoor boeten meissie. Ga onderduiken en bel de politie maar, ga maar
aangifte tegen me doen. Maar echt waar jij gaat hiervoor boeten en sneller
dan dat jij denkt. Ik zie jou zo meteen thuis, ik pak jou, ik vreet je op met
huid en haar. Je kinderen mogen toe kijken hoe ik jou molesteer", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2017 tot en met 30 oktober 2017
te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
- een schuur van een woning gelegen op/aan de [adres] en/of
- een slot van een voordeur (van een woning gelegen aan de [adres]
), aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook)daarvan worden vrijgesproken.
Het onder 4 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient van de onder 4 tenlastegelegde bedreiging van de aangever [naam slachtoffer 2] te worden vrijgesproken. Immers, hij heeft weliswaar mogelijk de tenlastegelegde bedreigingen geuit, maar die bedreigingen waren niet jegens [naam slachtoffer 2] geuit, maar aan de hiervoor genoemde [naam slachtoffer 1] gericht.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bedreigingen heeft uitgesproken. Uit de aangifte van [naam slachtoffer 2] blijkt voorts dat de verdachte via de telefoon van de hiervoor genoemde [naam slachtoffer 1] ook [naam slachtoffer 2] bedreigde en dat die bedreigingen hem - [naam slachtoffer 2] - ter ore zijn gekomen. De verdachte had zich ook kunnen en moeten realiseren dat de door hem op deze wijze geuite bedreigingen bij [naam slachtoffer 2] terecht zouden komen. Het verweer wordt verworpen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
4.
hij op 14 augustus 2017 te Nederland
[naam slachtoffer 2] en de kinderen van voornoemde [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
door de voicemail van [naam slachtoffer 1] in te spreken en te zeggen dat
- hij, verdachte, de kinderen van die [naam slachtoffer 2] een kogel door de kop ging
schieten en
- hij, verdachte, een pistool zou kopen en dat iedereen om moet blijven
kijken die bij hem, verdachte, in de buurt komt en
- hij, verdachte een ladykiller had besteld en dat "alles goed gaat komen"
en
- het een laatste fout was die hij, [naam slachtoffer 2] , had gemaakt en dat "het" gaat
gebeuren, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een complex van feiten, te weten de belaging van zijn ex-partner, het slachtoffer [naam slachtoffer 1] , gedurende een periode van ongeveer elf maanden, het in diezelfde periode veelvuldig en ernstig bedreigen van die [naam slachtoffer 1] , het beschadigen van bezittingen van die [naam slachtoffer 1] en het bedreigen van de ex-partner van [naam slachtoffer 1] , de vader van hun beider kinderen, en hun kinderen.
Daarmee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, maar met name die van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] . Door deze belaging heeft de verdachte het leven van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] op indringende wijze beheerst. Zij ondervindt daarvan nog steeds de traumatische gevolgen. Zoals blijkt uit haar verklaring ter terechtzitting, leefde en leeft [naam slachtoffer 1] in een bijna continue angst en onzekerheid wegens de gedragingen van de verdachte jegens haar. De gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder de bedreigingen, hebben ook een negatieve impact gehad op de kinderen van [naam slachtoffer 1] . De verdachte heeft zich hier echter niets van aangetrokken en hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen verlangens en frustraties.
Door het bekladden van een schuur met teksten en het beschadigen van het slot van de voordeur van de woning, heeft hij haar het ongestoorde gebruik van haar woning ontnomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 januari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer 1] en haar twee kinderen.
Ter terechtzitting is de deskundige mevrouw [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker, gehoord. [naam reclasseringswerker] verklaarde dat de verdachte zich inmiddels twee weken in de Forensische Verslavingskliniek Antes, afdeling De Blaak, bevindt. Aldaar is men vol lof over de verdachte, hij wordt gezien als een modelpatiënt.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
8 december 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een gemengde cluster B persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en narcistische trekken en aan een deels uit de persoonlijkheidsstoornis voortkomende afhankelijkheid van cocaïne en alcohol. Het thans bewezenverklaarde is deels voortgekomen uit beperkingen als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis, met name impulsiviteit, verhoogde krenkbaarheid en beperkingen van zijn empathische vermogens en gewetensfuncties, versterkt door habitueel misbruik en afhankelijkheid van cocaïne en daardoor veroorzaakte hypomane stemmingsverhoging met ontremming, prikkelbaarheid en een expansief zelfbewustzijn. Geadviseerd wordt om de verdachte het thans bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico kan als hoog worden ingeschat. Geadviseerd wordt het recidivegevaar te beperken door de verdachte door bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf te verplichten mee te werken aan plaatsing en behandeling in een forensische verslavingskliniek gedurende meerdere maanden en daaropvolgende resocialisatie door tijdelijk verblijf in een instelling voor begeleid wonen, onder toezicht van de reclassering.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
9 januari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een bipolaire stemmingsstoornis, ADHD en een stoornis in het cocaïne en alcoholgebruik. Voorts is er ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het thans bewezenverklaarde was sprake van eenzelfde beeld. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het thans bewezenverklaarde zodanig dat dit mede daaruit kan worden verklaard. Ook de psycholoog adviseert om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De verdachte kan primair als ‘afgewezen’ belager worden aangemerkt. Indien de verdachte geen dagstructuur in de vorm van (betaald) werk krijgt, hij geen pro-sociaal steunnetwerk opbouwt, hij zijn verslavingsproblematiek niet fundamenteel aanpakt en er geen behandeling van betrokkene (gericht op het aanleren van adequate copingstrategieën, op het leren herkennen, signaleren en reguleren van zijn emoties, op conflicthantering, op het verwerven van zelfinzicht en op het verkrijgen van inzicht in zijn persoonlijkheidsproblematiek en hoe hiermee om te gaan) plaatsvindt, kan het recidiverisico als hoog worden aangemerkt.
De psycholoog acht het van belang dat de hiervoor genoemde diagnostiek en het behandelingstraject (in eerste aanleg door middel van een verplichte opname in een forensisch psychiatrische kliniek) als een bijzondere voorwaarde (en onder toezicht van de reclassering) bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering en voornoemde deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de na te noemen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Aan de verdachte zal, ondanks de vordering van de van de officier van justitie daartoe, geen werkstraf worden opgelegd, nu hierin, gelet op al het voorgaande, geen meerwaarde wordt gezien.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de [naam locatie 1] te Rotterdam, de [naam locatie 2] te Rotterdam, de [naam locatie 3] , ter hoogte van het Albeda College, te Rotterdam en de [naam locatie 4] te Alphen aan den Rijn en een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en hun kinderen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] wordt bevolen dat ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9..Inbeslaggenomen voorwerp

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen iPhone terug te geven aan de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de inbeslaggenomen iPhone, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 1, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

10.. Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] , ter zake van de onder 1, 2 en 3 thans bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van totaal € 695,44 (€ 606,44 + € 89,-) aan materiële schade en een vergoeding van totaal € 8.250,- (€ 7.000,- + € 1.000,- + € 250,-) aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door de benadeelde partij gevorderde materiële en immateriële schade toe te wijzen, alsmede oplegging van de schademaatregel.
Standpunt van de verdediging
De gevorderde materiële schadevergoeding dient te worden afgewezen. Het schadebedrag ziet immers op beschadigde autobanden, waarvan de verdachte ontkent deze te hebben beschadigd en voorts op schade aan de woning van [naam slachtoffer 1] , een huurwoning die niet haar maar eigendom van de woningbouwvereniging Havensteder is.
De gevorderde immateriële schade dient, in het geval van toewijzing, fors te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
De vordering tot materiële schadevergoeding is opgebouwd uit de posten slot, autobanden en reiskosten.
De vordering tot vergoeding van schade aan het slot zal worden afgewezen, nu niet is komen vast te staan waaruit de schade bestaat en wat het exacte schadebedrag is.
De vordering tot vergoeding van schade aan de autobanden zal eveneens worden afgewezen, nu niet bewezen is verklaard dat de verdachte van dit deel van het onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade - te weten de gevorderde reiskosten ad € 37,80 - is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade ad € 250,- ziet op de onder 3 tenlastegelegde vernieling. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, nu het een wettelijke grondslag daartoe ontbeert.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 21 april 2016 van meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling, belaging, bedreiging, verduistering en vernieling veroordeeld - voor zover van belang - tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan een gedeelte groot 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 6 mei 2016.
Standpunt van de officier van justitie
Bij de huidige stand van zaken heeft tenuitvoerlegging geen meerwaarde. De officier van justitie vordert verlenging van de proeftijd met twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met twee jaren.

12.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36e, 38v, 38w, 57, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

13..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als
algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, zolang de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de instantie die verantwoordelijk
is voor plaatsing (DIZ), gedurende 12 (twaalf) maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;
4. de veroordeelde zal zich in verband met zijn agressieproblematiek, na ingang van de proeftijd, onder ambulante behandeling stellen van de forensische kliniek Het Dok of een soortgelijke instelling;
5. de veroordeelde zal zich in verband met zijn verslavingsproblematiek onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke instelling, zolang als de reclassering dat noodzakelijk vindt;
6. de veroordeelde zal meewerken aan aanmelding voor een deelname aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering; het verblijf duurt in dat geval de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; de veroordeelde houdt zich, bij een plaatsing in een begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang, aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 6 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in de [naam locatie 1] te Rotterdam, de [naam locatie 2] te Rotterdam, de [naam locatie 3] , ter hoogte van het Albeda College, te Rotterdam en de [naam locatie 4] te Alphen aan den Rijn, na onherroepelijk worden van dit vonnis;
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en hun kinderen, na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 3.037,80 (zegge: drieduizend zevenendertig euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.037,80 (zegge: drieduizend zevenendertig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.037,80vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 21 april 2016 onder parketnummer
10/691225-15 opgelegd voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf met
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2017 tot en met 3 november 2017
te Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] ,
door
- veelvuldig te bellen naar de (mobiele) telefoon van die [naam slachtoffer 1]
en/of
- meermalen (dreigende) spraakberichten via whatsapp naar die [naam slachtoffer 1]
gestuurd en/of (dreigende) voiceberichten ingesproken op de telefoon
van die [naam slachtoffer 1]
- meermalen die [naam slachtoffer 1] en/of de kinderen van die [naam slachtoffer 1] te
volgen/achtervolgen, althans zich in de nabije omgeving van die [naam slachtoffer 1]
en/of de kinderen van die [naam slachtoffer 1] en/of de woning van die [naam slachtoffer 1]
en/of de woning van [naam slachtoffer 2] (de vader van de kinderen van
die [naam slachtoffer 1] ) te verblijven en/of
- de post van die [naam slachtoffer 1] te bekijken en/of door te lezen en/of
(vervolgens) een foto van de post naar die [naam slachtoffer 1] te sturen en/of
- die [naam slachtoffer 1] aan te melden voor de postcode loterij en/of KPN Fox
sport eredivisie
met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode 15 juni 2017 tot en met 3 november 2017 te
Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland
[naam slachtoffer 1] veelvuldig heeft bedreigd via spraakberichten via
whatsapp en/of voicemailberichten
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
- op of omstreeks 10 augustus 2017 "Ik zou maar 24 uur politiebescherming
gaan vragen, een onderduikadres en NOOIT meer naar de [naam locatie 1]
komen, want vanaf nu kan er elk moment een kankerkogel door je kop
gaan. En ik meen het!", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of
- op of omstreeks 7 augustus 2017 "Binnen 2 weken heb ik je sowieso. Dan
pak ik je bij school, schraap ik je met je muil over de stoep, sla ik je met je
kop door het hek heen, heerlijk kankerhoertje dat je bent", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op of omstreeks 6 augustus 2017 "ik zweert het je als ik jou zie, ik snij
persoonlijk dat kind uit je kankerbuik. Je hebt een kankerprobleem vanaf
nu, serieus waar. Jij gaat er aan meisje, dat kind gaat er aan. Ik snij dat kind
uit jouw buik. Vanaf nu verkanker ik jou leven.", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op of omstreeks 29 juli 2017 "echt waar meissie als ik jou zie ik rij je dood,
ik laat niks meer van je heel. Ga maar naar de politie want ik maak je dood,
ik maak je kankerdood. Jij gaat er aan. Jij gaat dit betalen met je
kankerleven, vieze vuile kankerhoer. Jij gaat hiervoor boeten. Ik zie jou
meissie, ik zie jou sneller dan dat je denk. Want elke afspraak die je hebt, zal
ik zijn! Heb je mij begrepen! Serieus ik ga nu een wapen halen, jij gaat
hiervoor boeten meissie. Ga onderduiken en bel de politie maar, ga maar
aangifte tegen me doen. Maar echt waar jij gaat hiervoor boeten en sneller
dan dat jij denkt. Ik zie jou zometeen thuis, ik pak jou, ik vreet je op met
huid en haar. Je kinderen mogen toe kijken hoe ik jou molesteer", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2017 tot en met 30 oktober 2017
te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
- één of meer autobanden en/of
- een schuur van een woning gelegen op/aan de [adres] en/of
- een slot van een voordeur (van een woning gelegen op/aan de [adres]
), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te Alphen aan den Rijn
[naam slachtoffer 2] en/of de kinderen van voornoemde [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door tegen die [naam slachtoffer 2] dreigend te zeggen en/of door de voicemail van [naam slachtoffer 1]
in te spreken en te zeggen dat
- hij, verdachte, de kinderen van die [naam slachtoffer 2] een kogel door de kop ging
schieten en/of
- hij, verdachte, een pistool zou kopen en dat iedereen om moet blijven
kijken die bij hem, verdachte, in de buurt komt en/of
- hij, verdachte een ladykiller had besteld en dat "alles goed gaat komen"
en/of
- het een laatste fout was die hij, [naam slachtoffer 2] , had gemaakt en dat "het" gaat
gebeuren, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te Rotterdam
als bestuurder van een voertuig, (een personenauto, te weten een Kia Cee'd
met kenteken [kentekennummer] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde
onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden
geacht;