In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de vervangende toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige, [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2014. De zaak is aanhangig gemaakt door de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) die verzocht om toestemming voor het toedienen van een tetanusinjectie aan de minderjarige na een ongeluk op 12 april 2018. De vader van de minderjarige weigerde toestemming te geven, niet op levensbeschouwelijke gronden, maar uit verzet tegen de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige bij pleegouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de medische behandeling noodzakelijk was om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden, aangezien de tetanusinjectie essentieel was om besmetting te voorkomen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de weigering van de vader om toestemming te geven niet in het belang van de minderjarige was. De kinderrechter heeft op 13 april 2018 mondeling vervangende toestemming verleend voor de medische handeling, zonder de belanghebbenden te horen, gezien de spoedeisendheid van de situatie. De beschikking is openbaar uitgesproken op 19 april 2018 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van K. Rinkel als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.