ECLI:NL:RBROT:2018:11385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
C/10/562162 / JE RK 18-3519
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van twee jonge kinderen met verlengingsverzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 november 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de spoeduithuisplaatsing van twee jonge kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek tot verlenging van de eerder gegeven spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, die was verleend op 9 november 2018. De moeder van de kinderen betwist de stellingen van de gecertificeerde instelling (GI), die ernstige signalen heeft ontvangen over de vader en het zorgelijke gedrag van de kinderen. De GI heeft verklaard dat het schenden van veiligheidsafspraken aanleiding was voor het spoedverzoek, waarbij de ouders geen contact met elkaar mochten hebben vanwege eerder huiselijk geweld. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader niet is verschenen. De moeder heeft aangegeven dat ze de kinderen zo snel mogelijk weer thuis wil hebben, maar erkent de zorgen van de GI. De kinderrechter heeft besloten de spoeduithuisplaatsing te handhaven en de zaak aan te houden tot 3 december 2018, met de opdracht aan de GI om haar stellingen nader te onderbouwen. De kinderen blijven voorlopig in hun pleeggezinnen, waar zij veilig zijn. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/562162 / JE RK 18-3519
datum uitspraak: 20 november 2018

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 1] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2016 te [geboorteplaats minderjarige 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 9 november 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 20 november 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.P.G. Rietbergen,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de vader.
Aan mw. [naam grootmoeder] (grootmoeder moederszijde) is bijzondere toegang tot de zitting verleend.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 29 oktober 2018 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot
6 november 2019. Bij voornoemde beschikking van 9 november 2018 is een spoed-machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gegeven voor de duur van vier weken, te weten tot 7 december 2018.

De GI

De GI heeft ter zitting verklaard dat het schenden van de veiligheidsafspraken de aanleiding is geweest voor het spoedverzoek. De ouders mochten geen contact met elkaar hebben vanwege het forse huiselijk geweld dat eerder heeft plaatsgevonden. Er zijn anonieme meldingen gedaan dat er toch contact is geweest. Het incident was op 19 oktober, maar de GI vernam er pas van op 9 november. De auto van de vader zou ook bij de moeder voor de deur zijn gezien. De opvallende kenmerken van het uiterlijk van de vader zijn genoemd door de anonieme melder. Uit het contact met de school blijkt dat [voornaam minderjarige 2] zorgelijk gedrag vertoont. Zij raakt in paniek bij het horen van het woord ‘papa’. Zij heeft een pleegouder met een vuist in het gezicht geslagen. Ook [voornaam minderjarige 1] doet zorgelijke uitspraken in het pleeggezin. De GI vermoedt dat de kinderen waarschijnlijk opnieuw zijn bloot gesteld aan huiselijk geweld. De moeder heeft zich het afgelopen jaar wel goed ingezet. De situatie is lastig inschatten vanwege de verschillende verhalen die verteld worden. De GI moet wel kunnen vertrouwen op de moeder.
De GI had een verzoek voor een langere periode van 4 weken willen indienen; dat is om onduidelijke redenen mis gegaan.

De belanghebbende

De advocaat heeft voor en namens de moeder verklaard dat de moeder het liefst de kinderen direct weer thuis heeft. De moeder begrijpt de zorgen maar er speelt meer. De moeder heeft veel angst voor de vader. Het landelijk team van de kinderbescherming doet nu onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel (verwezen wordt naar een tweetal stukken die ter zitting zijn overgelegd). De problematiek is duidelijk. De moeder wil zo snel mogelijk in overleg om de kinderen weer veilig thuis te krijgen. De moeder heeft zich de afgelopen periode goed ingezet en ook zij vindt dat de veiligheid van de kinderen bovenaan moet staan.
De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven dat het incident niet goed te praten valt, maar dat haar kinderen er niet bij waren. Er bestaat verwarring over een meisje dat in de auto zat; dat was niet [voornaam minderjarige 2] , maar een ander meisje. [voornaam minderjarige 2] was bij de oma op dat moment. Ook is het niet juist dat er vaak contact was met de vader. Mogelijk bestaat er verwarring met de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] ; hij komt regelmatig bij de moeder thuis om een band met [voornaam minderjarige 1] op te bouwen. Met de kinderen ging het ook goed thuis en de situatie is rustig.

De beoordeling

Vaststaat dat er onduidelijkheden bestaan over het incident op 19 oktober 2018 en over de overige bestaande zorgen. De moeder en de GI geven hierover ieder een andere uitleg. Echter, de signalen betreffende de vader die de GI noemt zijn zó ernstig dat één ervan – mocht het op waarheid blijken te berusten – al een uithuisplaatsing rechtvaardigt. Daarnaast vertonen de kinderen zorgelijk gedrag volgens de GI; deze bevindingen moeten serieus genomen worden, zeker nu de kinderen erg jong zijn en al veel hebben meegemaakt. Voor de kinderrechter bestaat er op dit moment teveel onduidelijkheid om nu een definitieve beslissing te nemen. De zaak zal daarom worden aangehouden tot na te noemen datum en tijdstip, met het verzoek aan de GI om haar stellingen nader te onderbouwen. De kinderen blijven voor dit moment in de pleeggezinnen, aangezien zij daar in ieder geval veilig zijn. Voor [voornaam minderjarige 2] is het een bekend pleeggezin, waardoor haar verblijf daar minder ingrijpend is dan wanneer het een nieuw pleeggezin zou betreffen.

De beslissing

De kinderrechter:
handhaaft de beslissing van 9 november 2018 tot spoeduithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op
maandag 3 december 2018 om 15.00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
verzoekt de GI uiterlijk op die dag nadere informatie te verstrekken, zoals hiervoor vermeld;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2018 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 november 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.