ECLI:NL:RBROT:2018:11378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
C/10/546508 / JE RK 18-749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en benoeming van een bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2009. De moeder en de grootouders van het kind verzetten zich tegen het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die primair heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind sinds augustus 2017 bij de grootouders woont en dat de moeder niet in staat is om de zorg voor het kind op zich te nemen. De Raad heeft geen contact kunnen krijgen met de moeder om haar visie te horen, wat de rechtbank als een tekortkoming beschouwt. De grootouders hebben aangegeven dat het kind altijd bij hen heeft gewoond en dat zij de zorg voor hem goed kunnen dragen. De rechtbank heeft echter twijfels over de verantwoordelijkheid die de grootouders zullen dragen indien zij met de voogdij belast worden. Daarom heeft de rechtbank besloten om mr. R. Kuijer te benoemen als bijzondere curator om de belangen van het kind te behartigen en om nader onderzoek te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 september 2018, waarbij de bijzondere curator en de Raad rapportages dienen in te dienen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/546508 / JE RK 18-749
datum uitspraak: 18 mei 2018

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam grootvader] en [naam grootmoeder] ,

hierna te noemen de grootouders moederszijde (mz), wonende te [woonplaats grootouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 12 maart 2018, ingekomen bij de griffie op 13 maart 2018.
Op 20 april 2018 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de moeder;
  • de grootouders mz;
  • de vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ;
  • de vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder. [naam kind] verbleef tot
31 januari 2017 met de moeder bij de grootouders mz.
Bij beschikking van de kinderrechter van 5 december 2016 is de ondertoezichtstelling van
[naam kind] uitgesproken. Van 2 maart 2017 tot 18 augustus 2017 verbleef [naam kind] met een machtiging uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin. Sinds 18 augustus 2017 verblijft hij (weer) bij de grootouders. De kinderbeschermende maatregelen duren nog steeds voort tot
5 december 2018.
De GI heeft zich bij brief van 13 juli 2017 bereid verklaard de voogdij over [naam kind] te aanvaarden.
De Raad heeft geen contact met de moeder kunnen krijgen om met haar over de huidige situatie en de toekomst van [naam kind] te praten.

Het verzoek

De Raad heeft primair verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind] te benoemen. Subsidiair heeft de Raad verzocht de GI tot tijdelijke voogdes te benoemen.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting de verzoeken. Het primaire verzoek is voor toewijzing vatbaar, omdat [naam kind] sinds augustus 2017 bij de grootouders woont. Voordien heeft hij ook periodes tezamen met de moeder bij de grootouders gewoond. De ondertoezichtstelling van [naam kind] is uitgesproken in 2016. Aan een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder wordt niet meer gewerkt. Met de moeder komt geen samenwerkingsrelatie tot stand. Zij is zwervend en zij voldoet niet aan de basisvoorwaarden die nodig zijn om de zorg voor [naam kind] te kunnen dragen. De Raad acht het van belang dat [naam kind] duidelijkheid krijgt over zijn toekomst. De Raad verzoekt de GI te belasten met de voogdij, omdat er in het verleden veel conflicten hebben plaatsgevonden tussen de moeder en de grootouders. Er is veel hulp nodig om zaken te kunnen regelen. Indien mogelijk kan in de toekomst de voogdij alsnog worden overgedragen naar de grootouders.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt de verzoeken van de Raad, met name het primaire verzoek. Het is lastig om met de moeder contact te krijgen. Zij heeft negatieve ervaringen met de jeugd-beschermer. Het contact met de grootouders verloopt naar behoren. De GI acht het eveneens in het belang van [naam kind] wanneer de GI met de voogdij wordt belast om te voorkomen dat er tussen de moeder en de grootouders spanningen ontstaan. Op termijn kan eventueel bezien worden of de voogdij overgedragen kan worden naar de grootouders. Voor het verkrijgen van een identiteitsbewijs voor [naam kind] is inmiddels door de kinderrechter vervangende toestemming verleend.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich ter zitting tegen de verzoeken van de Raad. Bepaalde zaken kunnen niet geregeld worden, omdat de GI er geen rekening mee houdt dat er mensen zijn waar de moeder het niet mee kan vinden. De moeder is van mening dat er te veel bemoeienis is van de GI. Het is nog steeds de wens van de moeder om in de toekomst zelf de zorg van [naam kind] op zich te nemen.

Het standpunt van de grootouders

De grootouders verzoeken ter zitting primair de verzoeken van de Raad af te wijzen. Zij vertellen dat [naam kind] samen met de moeder altijd bij hen heeft gewoond. [naam kind] voelt voor de grootouders als hun eigen zoon. De grootouders zijn van mening dat de moeder belast moet blijven met de voogdij over [naam kind] , omdat zij de moeder is en omdat er op dit moment geen problemen zijn. Indien de moeder over ongeveer twee jaar haar leven weer op orde heeft en stabiel is, mag [naam kind] wat betreft de grootouders weer bij de moeder wonen. Subsidiair verzoeken de grootouders om in de plaats van de GI, hen te belasten met de voogdij over [naam kind] . Zij willen niet dat een derde wordt belast met de voogdij over hem. Zij vinden het verder vervelend dat zij betrokken worden wanneer het niet goed gaat tussen de moeder en de GI. Zij willen hiervan geen hinder ervaren. De praktische zaken die eerder moeilijk te regelen waren, zijn inmiddels grotendeels geregeld. [naam kind] heeft echt een klap gekregen door de uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin. Er moet rust komen voor hem.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [naam kind] , met uitzondering van een korte periode, zijn hele leven bij zijn grootouders mz. heeft gewoond. Een groot deel van die periode woonde ook zijn moeder bij zijn grootouders (haar ouders). Sinds augustus 2017 woont [naam kind] , zonder zijn moeder, bij zijn grootouders. Het gaat goed met hem. De Raad is van mening dat de aanvaardbare termijn voor een plaatsing van [naam kind] bij zijn moeder is verstreken, omdat de moeder niet meewerkt aan hulpverlening en het haar de afgelopen jaren niet is gelukt te voldoen aan de bodemeisen die gesteld zijn om eventueel de zorg voor [naam kind] weer op zich te kunnen nemen. De Raad is tot de conclusie gekomen dat [naam kind] bij de grootouders op dient te groeien en dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden.
De Raad heeft verzocht de GI, als neutrale partij, te belasten met de voogdij over [naam kind] . De GI ondersteunt dit verzoek, omdat de relatie tussen de ouders en de moeder in het verleden conflictueus is geweest en voorkomen moet worden dat er wederom spanningen tussen hen ontstaan waar [naam kind] last van kan krijgen. De moeder en de grootouders zijn juist van mening dat de moeder belast dient te blijven met het gezag over [naam kind] of, indien de rechtbank het daar niet mee eens is, dat de grootouders belast dienen te worden met de voogdij.
De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende ingelicht om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzoeken van de Raad. Omdat de Raad geen contact met de moeder kon krijgen, is haar visie niet meegenomen in het Raadsrapport. Ter zitting is de moeder wel verschenen en heeft zij zich gemotiveerd verzet tegen de verzoeken van de Raad. Echter, zij heeft de afgelopen periode onvoldoende invulling aan haar gezag gegeven; zo heeft zij er niet voor gezorgd dat diverse belangrijke zaken rond [naam kind] (inschrijving huisarts, aanvraag ID-kaart, financiën, sport) goed geregeld konden worden.
De grootouders zorgen al vanaf de geboorte van [naam kind] goed voor hem. In beginsel lijken zij in staat om de voogdij over [naam kind] te dragen. Onvoldoende duidelijk is echter of zij zich realiseren welke verantwoordelijkheid zij gaan dragen indien zij - samen of één van hen - met de voogdij over [naam kind] belast zouden worden. Ook is onvoldoende duidelijk geworden hoe de grootouders zich zullen opstellen indien zich een conflict zou voordoen tussen hen en hun dochter over de opvoeding en verzorging van [naam kind] .
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek dient plaats te vinden.
Wanneer in aangelegenheden betreffende onder meer diens verzorging en opvoeding de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak mogelijk sprake is van een wezenlijk conflict met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [naam kind] , waarbij tegengestelde belangen kunnen bestaan tussen hem en zijn moeder. Daarbij speelt een rol dat de overige betrokkenen om [naam kind] heen (zijn grootouders, de GI en de Raad) geen overeenstemming met elkaar hebben over de maatregelen die het meest in zijn belang moeten worden geacht.
De rechtbank acht het dan ook in het belang van [naam kind] dat een bijzondere curator zijn belangen behartigt en kan bezien in hoeverre een wijziging van het gezag in het belang van [naam kind] moet worden geacht en, zo ja, wie de meest aangewezen persoon/personen of organisatie is/zijn om met de voogdij over hem belast te worden. De rechtbank zal daarom mr. R. Kuijer benoemen als bijzondere curator van [naam kind] met als opdracht de belangen van [naam kind] in en voor de duur van de onderhavige procedure te behartigen en hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen, voor zover het betreft de voorziening in het gezag over hem.
De rechtbank verzoekt mr. Kuijer uiterlijk op 1 augustus 2018 zijn visie kenbaar te maken aan de rechtbank (met afschrift aan de belanghebbenden). Vervolgens dient de Raad naar aanleiding van deze visie uiterlijk 1 september 2018 nader te rapporteren. Daarbij dient de Raad in ieder geval alsnog met de moeder te spreken. De rechtbank acht het de verantwoor-delijkheid van de moeder ervoor te zorgen dat de Raad tijdig contact met haar kan hebben om een afspraak te maken.

De beslissing

De rechtbank:
benoemt mr. R. Kuijer, advocaat te Rotterdam, kantoorhoudende aan de Hillevliet 124 te 3074 KD Rotterdam, tot bijzondere curator over [naam kind] voor de duur van de onderhavige procedure;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 september 2018 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de bijzondere curator en de belanghebbenden op genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven verschijnen;
verzoekt de bijzondere curator
uiterlijk op 1 augustus 2018aan de rechtbank schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en een standpunt over de verzoeken van de Raad in te nemen (met afschrift aan de procespartijen);
verzoekt de Raad
uiterlijk op voornoemde pro forma-datumnader te rapporteren aan de rechtbank (met afschrift aan de procespartijen);
verzoekt de procespartijen, indien daaraan behoefte bestaat, op uiterlijk de voornoemde pro forma datum hun verhinderdata aan de rechtbank te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.L. Wöltgens-Cremers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.