ECLI:NL:RBROT:2018:11361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
6141471 CV EXPL 17-4862 3
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een woning en schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter in Dordrecht, ging het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de non-conformiteit van een koopwoning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.W. van Zijl, stelde dat de woning op het moment van levering niet voldeed aan de verwachtingen, specifiek met betrekking tot de afvoer van het toilet. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen jegens de eiser, wat leidde tot schadevergoeding. De procedure omvatte eerdere tussenvonnissen en de beoordeling van offertes voor herstelwerkzaamheden. De gedaagde had een offerte overgelegd voor het verhelpen van de verstopping, maar de eiser betwistte de kosten en stelde dat er bijkomende kosten waren die niet in de offerte waren opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding moest worden vastgesteld op basis van de kosten die de gedaagde had gemaakt als hij de gelegenheid had gekregen om de gebreken zelf te herstellen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.141,85, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 28 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6141471 CV EXPL 17-4862
uitspraak: 28 juni 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.W. van Zijl,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 1 maart 2018 en de daarin genoemde stukken;
de akte van de zijde van [eiser] ;
de akte van de zijde van [gedaagde] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
In de in deze zaak gewezen tussenvonnissen is geoordeeld dat de woning op het moment van levering non-conform was, dat [gedaagde] daarmee in zijn verplichtingen jegens [eiser] is tekortgekomen en op die grond gehouden is de door [eiser] geleden schade te vergoeden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of [gedaagde] minder kosten zou hebben gemaakt als hij de gelegenheid had gekregen de gebreken zelf te herstellen.
2.2
[gedaagde] heeft een offerte van AK Bouw te Papendrecht overgelegd. De offerte is aangevraagd voor het verhelpen van een verstopping van het toilet waarbij de klant de rioolaansluiting zelf open graaft. In de offerte wordt in rekening gebracht € 96,97 aan materiaalkosten en € 166,38 aan arbeidskosten. Het totaal komt uit op € 263,34 inclusief btw.
2.3
[eiser] stelt in reactie op de door [gedaagde] overgelegde offerte het volgende. Bij de offerte is er geen rekening mee gehouden dat de bestrating moet worden verwijderd althans dat de weg open moet worden gemaakt, terwijl dat noodzakelijk was. De prijsstelling is daarnaast gebaseerd op het dagtarief en niet op het avondtarief. Niet meegenomen zijn ten slotte de kosten die gemaakt zijn bij het vaststellen van de verstopping.
2.4
Voor de vaststelling van de hoogte van de schade moeten in beginsel worden vergeleken de daadwerkelijke situatie met de situatie dat de woning wel conform was geleverd. In dit geval betekent dat dat moet worden vastgesteld welke kosten in redelijkheid gemaakt zijn om het gebrek te herstellen. Nu [gedaagde] niet in gebreke is gesteld moet daarbij als uitgangspunt worden genomen de kosten die [gedaagde] gemaakt zou hebben als hij de gelegenheid had gekregen zelf te (laten) herstellen. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW heeft [eiser] tevens recht op vergoeding van de kosten die hij in redelijkheid heeft moeten maken ter vaststelling van de schade.
2.5
De door [eiser] gestelde schade is in de eerste plaats gebaseerd op de als productie 2 overgelegde factuur van 16 september 2016. Niet weersproken is dat deze factuur betrekking had op het verhelpen van de verstopping. De werkzaamheden hebben het probleem niet verholpen, maar omdat de oorzaak van het probleem toen nog niet bekend was, moeten de kosten als redelijkheid worden beschouwd. De kosten zijn een direct gevolg van het gebrek aan de riolering. Voor zover [gedaagde] heeft willen aanvoeren dat de in rekening gebrachte bedragen te hoog zijn, heeft hij dat onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering is dan ook toewijsbaar.
2.6
De door [eiser] gestelde schade is voor het overige gebaseerd op de als productie 3 overgelegde facturen. Deze facturen hebben betrekking op het herstellen van de geknikte riolering. [eiser] heeft er een verklaring voor gegeven dat de in rekening gebrachte kosten hoger zijn dan in de door [gedaagde] gevraagde offerte. [eiser] gaat er kennelijk aan voorbij dat de prijsopgave uitgaat van eigen werkzaamheden, namelijk het opengraven van de rioolleiding. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] die werkzaamheden – kosteloos – had kunnen uitvoeren. De kosten van de werkzaamheden die op 18 oktober 2016 zijn verricht zullen daarom worden verminderd met € 500,--. Voor het overige deel van de vordering zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen nu daartegen geen verder verweer is gevoerd.
2.7
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.141,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 7 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 223,00 aan griffierecht, € 99,20 aan dagvaardingskosten en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371