ECLI:NL:RBROT:2018:11345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10-691068-18 99-000447-44
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 13 maanden, met herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte ontkende zich bewust te zijn geweest van het wapen dat in zijn tas was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen, en sprak hem vrij van de beschuldiging.

Daarnaast werd er een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend, omdat de verdachte eerder was veroordeeld voor vuurwapenbezit. De rechtbank oordeelde echter dat, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, er geen grond was om de vordering tot herroeping toe te wijzen. De rechtbank wees de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af, en verklaarde dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-691068-18
VI-nummer: 99-000447-44
Datum uitspraak: 31 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000447-44.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op het feit dat het vuurwapen op 28 mei 2018 in de tas van de verdachte is aangetroffen en hij zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. Zij voert daartoe aan dat de verdachte zich aanvankelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht. De pas later afgelegde verklaring dat medepassagier [naam medeverdachte] het wapen in een tas heeft gestopt die de verdachte om zijn nek had hangen en dat hij daarvan niets heeft gemerkt, acht zij ongeloofwaardig en onaannemelijk. Bovendien heeft de verdachte deze verklaring niet onmiddellijk, maar pas na een maand afgelegd en ook pas nadat de medeverdachte dit verklaarde.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Om tot een bewezenverklaring te komen ter zake van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie is vereist dat sprake is geweest van de aanwezigheid van het wapen, een zekere beschikkingsmacht hierover en van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte ten opzichte van de aanwezigheid.
In onderhavig geval wordt het wapen aangetroffen in de tas van de verdachte die hij in de auto om zijn nek had hangen. Derhalve heeft hij hier de beschikkingsmacht over gehad.
De verdachte ontkent echter dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. Hij verklaart dat de tas een lang hengel had, zijdelings om zijn nek hing en daarbij aan de zijkant van zijn lichaam tegen de middenconsole rustte en zo een stukje in de richting van de achterin zittende passagier kon worden bewogen. Hij denkt dan ook dat de achterin zittende passagier, [naam medeverdachte] , het wapen in zijn tas moet hebben gedaan toen hij van de verdachte iets uit zijn tas mocht pakken. Nu in het dossier een omschrijving van de tas door verbalisanten alsook een foto van die tas ontbreken, biedt het dossier niets dat deze verklaring van de verdachte over de tas en de wijze van dragen daarvan, kan ontkrachten. Zijn medepassagier [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte niet van het wapen afwist en voegt hieraan toe dat hij degene is geweest die voor de verdachte ongemerkt het wapen in de tas heeft geplaatst. Nu het dossier verder ook geen aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in zijn tas, acht de rechtbank het enkele aantreffen van het wapen en de beschikkingsmacht daarover onvoldoende om te kunnen concluderen dat er sprake is van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

5.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 14 juni 2012 van de meervoudige kamer van het gerechtshof te ’s-Gravenhage onder parketnummer 22-005158-09 is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 19 februari 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 19 februari 2016 en bedraagt 1177 dagen.
5.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert volledige herroeping van de invrijheidstelling voor de duur van 180 dagen. Ondanks eerdere veroordelingen voor vuurwapenbezit is de verdachte wederom voor een zelfde soort feit aangehouden.
5.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.A.J. Peters, voorzitter,
en mrs. A. Hello en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2018 te Helden, gemeente Peel en Maas, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN type 1906, kaliber 6,35 mm en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.