ECLI:NL:RBROT:2018:11344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10.186431.18 en 10.183340.18 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal, diefstal en mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal, diefstal en mishandeling. De verdachte, geboren in Iran en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 september 2018 te Spijkenisse een poging tot diefstal heeft gedaan door een woning binnen te dringen met een koevoet. Op 11 september 2018 heeft hij daadwerkelijk goederen, waaronder horloges en sieraden, weggenomen uit dezelfde woning. Daarnaast heeft hij op 14 september 2018 de aangever mishandeld door deze meermalen tegen het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding door de reclassering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,00 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10.186431.18 en 10.183340.18 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 21 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Iran) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Stadsgevangenis Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht, waarbij de rechtbank de betreffende feiten in dit vonnis doorlopend heeft genummerd.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 1 en 2
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met het onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De verdachte heeft de aangever met open hand een duw in zijn gezicht gegeven, omdat hij met een gebalde vuist op de verdachte af kwam lopen, zich daarbij groot maakte en dichtbij de verdachte kwam staan.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot verwerping van het beroep op noodweer, omdat de situatie niet aan de vereisten voor noodweer voldoet.
4.2.3.
Beoordeling
Een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waar onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zodanige aanranding.
De rechtbank gaat voor de bewezenverklaring uit van het relaas van de verbalisanten ter plaatse. De verbalisanten hebben in hun proces-verbaal gerelateerd dat zij zagen dat de aangever recht op de verdachte afliep, dicht voor de verdachte ging staan en zich groot maakte. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Er is derhalve geen sprake geweest van een noodweersituatie. Het verweer wordt verworpen.
Nu de verdachte niet uit verdediging heeft gehandeld, levert dit een bewezenverklaring op van mishandeling van aangever. Op grond van het voornoemd proces-verbaal, de aangifte en de eigen verklaring van de verdachte bij de politie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte meermalen met gebalde vuist de aangever in het gezicht heeft geslagen.
4.2.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan het onder feit 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 9 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een koevoet een ruit van die woning heeft opengebroken en vervolgens die woning is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, uit een woning, gelegen aan de [adres delict] meer horloges en een grote hoeveelheid sieraden en een Louis Vuitton portemonnee en geld en pasjes en een ID-kaart en een Louis Vuitton tas, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 14 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen, tegen het gezicht te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
3.
mishandeling
5.1.
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich (subsidiair) op het standpunt dat ten aanzien van feit 3 de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld in een situatie van noodweerexces. Daartoe voert de raadsman aan dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden als een onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging door wederrechtelijke aanranding veroorzaakt.
6.2.
Beoordeling
Op grond van hetgeen onder 4.2.3. is overwogen, is er geen sprake geweest van een noodweersituatie, zodat ook het beroep op noodweerexces niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zowel een poging tot inbraak als een voltooide inbraak in dezelfde woning waarbij hij onder andere verschillende sieraden, een portemonnee met inhoud en tassen heeft weggenomen. Diefstallen, en zeker ook diefstallen uit woningen, zijn buitengewoon ergerlijke en nare feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Bovendien is een woning bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer van de inbraak. Het slachtoffer heeft hierdoor verwondingen opgelopen, waaronder een bebloede lip. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit weegt in het nadeel van de verdachte mee bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft problemen op diverse leefgebieden. Hij heeft nauwelijks werkervaring, geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en gebruikt reeds langdurig cannabis. Daarnaast zijn er financiële problemen en het verloop van zijn leven tot nu toe in combinatie met de justitiële contacten roepen vragen op ten aanzien van de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte. De houding van de verdachte acht de reclassering opvallend, zo ziet de verdachte door het ontbreken van een uitkering geen andere uitweg dan het plegen van delicten en acht hij de kans op werk klein. De reclassering ziet op dit moment geen beschermende factoren aanwezig in het leven van de verdachte. Hoewel hij aangeeft hulp te willen, wil de verdachte dit enkel onder bepaalde voorwaarden. Hij zegt te overwegen niet mee te werken aan een psychologisch onderzoek, omdat hij daar niet de meerwaarde van ziet.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte zichzelf heeft gemeld bij de politie en een deel van de goederen, al dan niet beschadigd, heeft teruggegeven De rechtbank ziet, alles afwegende, geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dergelijke voorwaarden niet noodzakelijk te vinden, is dit wellicht wat hij nodig heeft om zijn leven een andere wending te geven. Hij dient in ieder geval op te houden met het plegen van strafbare feiten en het voorwaardelijke strafdeel dient ook als stok achter de deur om hem daartoe te bewegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, die zijn vordering ter zitting heeft gewijzigd, vordert een vergoeding van € 9.596,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van het imitatie Rolexhorloge, het zilveren Guess-horloge, de imitatie Louis-Vuittontas, een geldbedrag van € 80,00 en de € 30,00 aan Douglas-waardebonnen in de portemonnee en meerdere ringen voor toewijzing vatbaar zijn. Dit betreft een bedrag van € 668,00. Daarnaast ontbreken er een aantal bedragen en zijn er meerdere ringen beschadigd teruggegeven. De officier van justitie acht een bedrag van € 1.000,00 als vergoeding redelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard, zodat de benadeelde partij dit deel aan kan brengen bij de burgerlijke rechter.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de behandeling ervan een onevenredige belasting oplevert van het strafproces.
De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat de € 80,00 in de portemonnee, de € 30,00 aan Douglas-waardebonnen, een Louis-Vuittontas en een zilveren Guess-horloge voor toewijzing vatbaar zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat in de stukken ter onderbouwing ten onrechte de nieuwprijs wordt vermeld. Voorts verzoekt de verdediging de bedragen met betrekking tot de GoPro en de vakantie af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Voor de rechtbank is evident dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de GoPro en de vakantie (tezamen een bedrag van € 5.500,00) is in deze procedure onvoldoende onderbouwd, zijn expliciet betwist en wordt daarom niet meegenomen in de beoordeling. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de overige posten zal de schade op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken dan wel ontoereikend zijn.
Het resterende deel van de vordering kan door de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Bij een beoordeling van de vordering van de benadeelde partij dient het hiervoor vastgestelde bedrag te worden verrekend met een door de burgerlijke rechter vast te stellen bedrag dat vatbaar is voor toewijzing.
De benadeelde partij heeft voorts gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 september 2018.
Nu een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het overige deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt dan wel tijdens die proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde wordt aangemeld bij een forensische polikliniek zoals De Waag of soortgelijke instelling voor diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling. De veroordeelde dient mee te werken aan een onderzoek en een behandeling, mits deze wordt voorgesteld, te volgen en af te ronden;
de veroordeelde dient zich in te spannen om passende dagbesteding in de vorm van werk of opleiding te realiseren en te behouden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 1.500,00(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een koevoet een ruit / raam van die woning heeft opengebroken en/of vervolgens die woning is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] een of meer horloge(s) en/of een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een Louis Vuitton portemonnee en/of geld en of een of meer pasje(s) en/of een ID-kaart en/of twee Louis Vuitton tassen, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
(onder parketnummer 10.183340.18)
3.
hij op of omstreeks 14 september 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het gezicht te stompen en/of te slaan.