ECLI:NL:RBROT:2018:11343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/660080-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging door middel van braak met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van braak. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd in Capelle aan den IJssel, waarbij een (portable) computer is gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeert dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en dat zijn handelen een grove inbreuk op de privacy van de gedupeerden heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de ernst van het feit en de proceshouding van de verdachte, die geen verklaring heeft willen afleggen over zijn betrokkenheid bij de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660080-18
Datum uitspraak: 31 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. In de aangifte is opgenomen dat de inbraak tussen 24 januari 2018 om 13:40 uur en 25 januari 2018 om 10:00 uur zou zijn gepleegd. De auto waarin de verdachte zat, is op 25 januari 2018 rond 03:13 uur aangehouden in verband met heling. Hier zit een fors tijdsverschil tussen. De zendmastgegevens waaruit zou blijken dat de mobiele telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, aanwezig is geweest in de nabijheid van het plaats delict in de tenlastegelegde periode, zijn daarbij onvoldoende om de verdachte te verbinden aan de inbraak. Dat de in de auto aangetroffen inbrekerswerktuigen op de grond voor de zitplaats van de verdachte lagen, maakt niet dat deze werktuigen van hem zijn, zeker niet nu de auto niet op naam van de verdachte staat. Dat de verdachte gebruik maakt van zijn zwijgrecht doet hier niet aan af. Bovendien bevindt zich geen bewijs in het dossier waaruit zou blijken dat sprake is van medeplegen.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Op 25 januari 2018 rond 03:00 uur achtervolgen verbalisanten een auto omdat deze slingerend rijdt. Daarbij stelt de politie vast dat de vermoedelijke eigenaar van het voertuig, [naam medeverdachte] , veel antecedenten heeft op het gebied van vermogensdelicten. Tijdens de achtervolging stapt de verdachte, die als bijrijder in de auto zat, uit en vlucht weg. Hij gooit daarbij een tas en een rugzak in de berm. De verdachte en de twee andere inzittenden zijn aangehouden. In de door de verdachte weggegooide tassen treft de politie diverse goederen aan. Daaronder bevindt zich een computer, die afkomstig was van voormelde woninginbraak.
Gelet op de navolgende tijdens het onderzoek ter zitting vastgestelde feiten is de rechtbank van oordeel dat dit feit bewezen dient te worden verklaard.
  • Het relatief korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van de verdachte met een gedeelte van de bij die inbraak gestolen goederen;
  • Het gedrag van hem, verdachte, bij zijn aanhouding (vluchten, weggooien van de tas met spullen, afkomstig van de inbraak);
  • Het aantreffen van inbrekersgereedschap in de auto, bij en onder de plaats waar hij in de auto gezeten heeft;
  • Uit onderzoek gebleken gelijkenis tussen de braaksporen aangetroffen in het pand [adres delict] in Capelle aan den IJssel en de werktuigsporen op de in de auto gevonden slotentrekker.
Ondanks deze feiten waarmee de verdachte is geconfronteerd, heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ook heeft hij geen verklaring gegeven voor het feit dat de telefoon die onder hem in beslag is genomen, op 24 januari 17:50 uur een zendmast heeft aangestraald in de buurt van de locatie van de inbraak. Enige tijd later straalde dezelfde telefoon in de tenlastegelegde periode dezelfde zendmast aan als die van de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte] (bestuurder van de eerder genoemde auto).
Volgens vaste rechtspraak kan de omstandigheid dat de verdachte geen verklaring af wenst te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen. Wel kan de rechtbank, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het ten laste gelegde feit, geen redelijke, hiervoor ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zulks in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
Door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van de verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven om aan de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit te twijfelen, wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging van zijn betrokkenheid bij de woninginbraak. Gelet op het gegeven dat de bij verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] gevonden telefoons op dezelfde plaats en dezelfde tijd dezelfde zendmast hebben aangestraald, concludeert de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zodanig dat sprake is geweest van medeplegen. Ook deze verdachte bleef zich tegenover de politie beroepen op zijn zwijgrecht.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 24 januari 2018 tot en met 25 januari 2018
te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen
aan de [adres delict]
nr.[huisnummer] heeft weggenomen een
(portable) computer, toebehorende aan [naam slachtoffer] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een woninginbraak gepleegd en daarbij onder meer een laptop gestolen. De inbraak in de woning heeft het slachtoffer materiële schade en overlast bezorgd. De professionele wijze waarop de inbraak is gepleegd, blijkt uit het gebruik van de zogenoemde Bulgaarse methode. De verdachte heeft met zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dit soort feiten vormen een grove inbreuk op de privacy van gedupeerden. Vaak hebben zij nog lang last van gevoelens van onveiligheid in hun eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen Het is voor bewoners vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien zorgen woninginbraken in het algemeen voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 04 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in 2016 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep in een proeftijd wegens een inbraak met geweld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hiermee wordt ten aanzien van de op te leggen straf in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en rekening te houden met de leeftijd van de verdachte. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. De omstandigheid dat de verdachte samen met anderen een woninginbraak pleegt, is een ernstig feit en acht de rechtbank, zeker in samenhang met het feit dat de verdachte kort geleden voor een woningoverval is veroordeeld, zorgwekkend. Dit opgeteld bij de proceshouding ter terechtzitting waarbij hij geen enkele verklaring wilde afleggen over zijn betrokkenheid bij het feit, maakt dat de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel op zal leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2018 tot en met 25 januari 2018 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan [adres delict] nr [huisnummer] heeft weggenomen een (flatscreen) televisie en/of een (portable) computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heb(ben) gebracht door middel van braak/verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
hij op 25 januari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) goed(eren), te weten:
- een (flatscreen) televisie;
- een (portable) computer;
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed / deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.