Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het ten laste gelegde;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
Rechtbank Rotterdam
Op 28 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van een fooienpot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie, mr. E. van Veen, had vrijspraak gevorderd en de rechtbank heeft deze eis gevolgd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de dader was van de diefstal, ondanks camerabeelden die mogelijk de verdachte toonden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, waarbij de verdachte voorwaardelijk was veroordeeld, afgewezen. De proeftijd van de verdachte was ten tijde van het feit nog niet ingegaan, wat ook een reden was voor de afwijzing van de vordering. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.