ECLI:NL:RBROT:2018:11341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/702000-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal in vereniging door middel van braak met gevangenisstraf en taakstraf

Op 28 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was samen met een medeverdachte betrokken bij een poging tot woninginbraak op 21 februari 2017 te Rotterdam. Getuigen zagen de verdachte en zijn mededader zich verdacht gedragen bij de woning, en de verdachte werd later door de politie achtervolgd. Tijdens de achtervolging gooide hij een breekijzer in een sloot, dat later als bewijs werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de poging tot inbraak, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet actief had deelgenomen aan de inbraakpoging.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 maand op, die voorwaardelijk werd, en daarnaast een taakstraf van 180 uren. Het in beslag genomen breekijzer werd verbeurd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C. Laukens als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/702000-18
Datum uitspraak: 28 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsman mr. G.E. Toxopéus, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit het medeplegen blijkt. De handelingen van de verdachte passen bij medeplichtigheid, wat echter niet ten laste is gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Op 21 februari 2017 rond 20:50 uur wordt melding gedaan van een poging tot woninginbraak aan de [adres delict] te Rotterdam. Getuige [naam getuige] ziet dat twee mannen tegen de deur van huisnummer [huisnummer] kloppen en met een onbekend voorwerp aan de deur rommelen. Tevens ziet ze de mannen weglopen wanneer een auto langsrijdt om vervolgens weer terug te komen wanneer deze weg is. Op het moment dat de politie aan komt rijden, rennen de mannen elk een andere kant op. De politie achtervolgt de verdachte en ziet dat hij iets in een sloot gooit. Blijkens een vergelijkend werktuigsporenonderzoek blijkt dit het breekijzer te zijn waarmee schade aan voornoemde woning is veroorzaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij daar aanwezig was met een vriend, [naam medeverdachte] genaamd, die het breekijzer heeft gebruikt. Verdachte ontkent zelf handelingen te hebben gepleegd bij de voordeur.
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft bepleit, van oordeel dat er sprake is van medeplegen en overweegt als volgt. De verdachte was samen met [naam medeverdachte] aanwezig bij voornoemde woning. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat meerdere mannen aan de deur aan het rommelen waren. De verdachte stond er met zijn neus bovenop, terwijl de inbraakpoging werd uitgevoerd en heeft zich daarvan niet gedistantieerd en is ook weer teruggekeerd naar de woning nadat hij en [naam medeverdachte] daar waren weggegaan toen er een auto aan kwam. Voorts is het de verdachte geweest die tijdens het vluchten voor de politie het breekijzer in zijn bezit had en heeft gepoogd dit weg te maken door het in een naastgelegen sloot te gooien. Gelet op deze combinatie van omstandigheden concludeert de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte waaraan de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd, zodanig dat sprake is van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is medeplegen van een poging tot inbraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres delict] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [naam slachtoffer] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, met voornoemd oogmerk een breekvoorwerp tussen de voordeur en de daarbij behorende deurpost heeft geplaatst, althans heeft gepoogd de voordeur van genoemde woning met behulp van een breekvoorwerp open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak. Diefstallen, en zeker ook diefstallen uit woningen, zijn buitengewoon ergerlijke en nare feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Bovendien is een woning bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts oog gehad voor zijn eigen gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van een woninginbraak kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de verdachte na dit feit – dat al van geruime tijd geleden is – niet meer met justitie in aanraking is gekomen voor dergelijke feiten en het hier bij een poging tot inbraak is gebleven waarbij de verdachte en zijn mededader niet daadwerkelijk in de woning zijn geweest. Gelet op deze omstandigheden wordt een taakstraf opgelegd met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Deze voorwaardelijke straf dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen breekijzer verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen breekijzer zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp gepleegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
176 (honderdzesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
88 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: 1 stuk breekijzer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] ( [huisnummer] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, met zijn mededader, althans alleen, met voornoemd oogmerk een breekvoorwerp tussen de voordeur en de daarbij behorende deurpost heeft/hebben geplaatst, althans heeft/hebben gepoogd de voordeur van genoemde woning met behulp van een breekvoorwerp open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.