ECLI:NL:RBROT:2018:11328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
10/680289-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en ontploffingen met gemeen gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging met zware mishandeling en het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen. De verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij meerdere aanslagen met zwaar vuurwerk, gericht tegen een specifiek slachtoffer, [naam slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in de periode van april tot juni 2018 meerdere ontploffingen heeft veroorzaakt, waarbij gemeen gevaar voor goederen en lichamelijk letsel te duchten was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte en de medeverdachte stelselmatig geweld hebben gebruikt om het slachtoffer te intimideren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en het ontbreken van een strafblad. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die door haar daden is veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680289-18
Datum uitspraak: 16 november 2018
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] , gemeente [gemeente] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Zuid Oost, locatie Evertsoord,
raadsman mr T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2018 en 2 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en onder oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met [naam medeverdachte] , [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is een integrale vrijspraak bepleit. De camerabeelden zijn onduidelijk en de herkenning door getuige [naam getuige 1] is onzuiver nu de persoon op de beelden onherkenbaar is. De raadsman stelt dat het aangedragen bewijs uitsluitend bestaat uit aannames en vermoedens en dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor enige betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging betoogd dat het geschetste alternatieve scenario niet per definitie ter zijde kan worden geschoven, namelijk dat [naam verdachte] niet wist wat de medeverdachte [naam medeverdachte] van plan was.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding:
De verdachte staat samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) terecht voor een bedreiging en het (medeplichtigheid bij het) teweegbrengen van explosies in de periode april tot en met juni 2018. De zaken tegen deze verdachten zijn afzonderlijk behandeld, maar omdat beiden op basis van hetzelfde eindproces-verbaal van de politie worden vervolgd zal de rechtbank eerst wat algemene opmerkingen maken op basis van dat eindproces-verbaal van de politie die beide verdachten raken.
In de periode april tot en met juni 2018 vinden in Gorinchem vier aanslagen op woningen plaats. Bij al die aanslagen wordt gebruik gemaakt van zwaar vuurwerk, te weten een zo genaamde Cobra 6. De eerste aanslag, op 16 april 2018, is mislukt en wijkt ook af van de andere drie aanslagen omdat hierbij niet alleen gebruik is gemaakt van een Cobra 6, maar ook van een petfles gevuld met een brandbare vloeistof waar de Cobra 6 aan vast was getapet. Voor deze aanslag staan beide verdachten niet terecht; zij waren op dat moment met vakantie in de Dominicaanse Republiek. De verdachten staan wel terecht voor betrokkenheid bij telkens twee van de drie geslaagde aanslagen en voor het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] door middel van alle aanslagen, alsmede door middel van een verzonden Instagram bericht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat al deze vier aanslagen één gemeenschappelijk kenmerk hebben; ze vinden allemaal plaats op de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] . De eerste en de tweede aanslag vinden plaats op het woonadres van de ouders van [naam slachtoffer 1] , waar [naam slachtoffer 1] op dat moment zelf ook woont. Als [naam slachtoffer 1] vervolgens ‘onderduikt’ bij een vriend, vinden daar twee aanslagen plaats. Het dossier biedt geen antwoord op de vraag waarom die aanslagen op [naam slachtoffer 1] plaatsvinden. Wel zijn er aanwijzingen dat de verdachten kennelijk een wrok koesteren tegen [naam slachtoffer 1] , mogelijk verband houdende met diens eerdere relatie met verdachte.
Hierna zal de rechtbank de relevante bewijsmiddelen voor de afzonderlijke tenlastegelegde zaken bespreken.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 25 april 2018 een Cobra 6 tot ontploffing is gebracht aan de woning aan de [adres delict 1] , de woning waar [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleef. Uit het Forensisch onderzoek bleek dat er in de binnenmuren van de woning diverse (haar)scheuren zijn ontstaan door de drukgolf. Voor de aanwezige bewoners was er gevaar te duchten geweest door de ontploffing. Op de camerabeelden is een persoon te zien, vermoedelijk een vrouw, met een mager postuur, een lichtgekleurd jack met capuchon en insteekzakken. Ze draagt slippers met drie lichte strepen op de band die dwars over de voet gaat en donkere handschoenen. De persoon reikt met haar rechterhand naar de gevel van de woning en steekt het vuurwerk aan. Verder worden er DNA sporen onderzocht op de randen van de tape. Er wordt een mengprofiel gevonden en na onderzoek door het NFI blijkt dat de kans dat de bemonstering DNA bevat van de verdachte en twee willekeurige onbekenden meer dan 400 keer waarschijnlijker is dan de kans dat de bemonstering het DNA bevat van drie onbekende personen.
Feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 3 juni 2018, aan de [adres delict 2] , de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] op dat moment, een Cobra 6 tot ontploffing is gebracht. Hierbij liep ook het pand aan de [adres] schade op. Getuige [naam getuige 2] ziet een persoon uit de [straatnaam] rennen en in de auto stappen. De auto was een zwarte Volkswagen Polo, uitvoering GTI. De auto stond op de Molenstraat, exact voor de ingang van de [straatnaam] . Het kenteken van de auto was [kentekennummer] . Deze auto is op naam gesteld van de medeverdachte. De verdachte heeft verklaard dat [naam medeverdachte] en zij op de avond van 3 juni 2018 in de Polo van [naam medeverdachte] zijn gaan rijden. De verdachte bestuurde de auto, stopte en [naam medeverdachte] stapte uit. Na een tijdje kwam [naam medeverdachte] terug en moest de verdachte wegrijden. Die nacht moesten de verdachte en [naam medeverdachte] worden opgehaald door [naam getuige 3] en heeft [naam medeverdachte] iets gezegd over dat hij gekke dingen heeft gedaan, iets van een deur opgeblazen.
Beoordeling
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Niet bewezen kan worden dat verdachte feit 2 heeft gepleegd in bewuste en nauwe samenwerking met [naam medeverdachte] . De verdachte wordt op dit punt partieel vrijgesproken.
De verdachte is voorts medeplichtig geweest aan de aanslag van 3 juni 2018 door [naam medeverdachte] per auto te vervoeren naar de [straatnaam] te Gorinchem, terwijl zij (tenminste in de zin van voorwaardelijk opzet) wist dat [naam medeverdachte] daar een aanslag zou gaan plegen. Als bewijsmiddelen voor feit 3 hanteert de rechtbank de eigen verklaring van de verdachte dat zij op 3 juni 2018 als bestuurster van de Volkswagen Polo in de binnenstad van Gorinchem heeft gereden, dat [naam medeverdachte] op enig moment is uitgestapt en later rennend terug kwam, de mastgegevens van de telefoon van [naam medeverdachte] , de aangetroffen trui in de auto van [naam medeverdachte] alsmede de verklaringen van de getuigen [naam getuige 4] , [naam getuige 3] , [naam getuige 5] en [naam getuige 2] . De wetenschap van de verdachte leidt de rechtbank specifiek af uit de verklaring van [naam getuige 4] , die de verdachte en [naam medeverdachte] begin april 2018 al heeft horen spreken over plegen van een aanslag op [naam slachtoffer 1] en de verklaring van [naam getuige 3] dat de [naam medeverdachte] hem heeft verteld dat de verdachte eerder een aanslag had gepleegd. Verdachte en [naam medeverdachte] waren dus beiden bekend met de aanslagen. In dat licht is de verklaring van [naam getuige 2] van belang, die verklaart gezien te hebben dat de Polo op de Molenstraat stond, exact bij de ingang van de [straatnaam] .
Hieruit leidt de rechtbank af dat de auto klaar stond om snel weg te kunnen rijden en daaruit volgt dat de verdachte wist of in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam medeverdachte] een aanslag zou plegen en [naam medeverdachte] daarbij tevens opzettelijk behulpzaam is geweest.
Feit 1:
Zowel bij de verdachte als bij [naam medeverdachte] staat als eerste feit op de dagvaarding het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] door het plegen van aanslagen en het versturen van een bedreigend Instagram bericht. De tenlastelegging roept de vraag op of de verdachte, die immers gelet op het voorgaande is vrijgesproken van het medeplegen van de aanslag op 25 april 2018, desalniettemin kan worden veroordeeld voor het medeplegen van een bedreiging die berust op een feit dat niet door [naam medeverdachte] is gepleegd. De rechtbank komt tot het oordeel dat dat kan, mits bewezen kan worden verklaard dat [naam medeverdachte] op de hoogte was van het door verdachte gepleegde feit. Immers, essentieel voor strafbare bedreiging is dat het handelen van de dader bij een redelijk denkende persoon de vrees moeten kunnen opwekken dat de dader zijn bedreigingen ook waar kan maken. De wetenschap van het bestaan van meerdere, deels eigen handelingen en deels door de ander begane handelingen welke naar hun uiterlijke verschijningsvorm geen ander doel hebben dan een ander vrees aan te jagen, brengt een bewuste en nauwe samenwerking met zich.
Wat het verzonden Instagram-bericht betreft kan de rechtbank kort zijn. Dit bericht- dat in de context van de bewezenverklaarde feiten zonder meer als bedreigend moet worden beschouwd- is verzonden door [naam medeverdachte] ; uit de bewijsmiddelen kan niet blijken dat de verdachte hiervan op de hoogte is geweest. Verdachte wordt dan ook partieel vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastegelegde bedreiging.
Verdachte heeft de aanslag van 25 april 2018 gepleegd; uit de bewijsmiddelen en dan met name uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 4] en [naam getuige 3] , blijkt dat [naam medeverdachte] van die aanslag op de hoogte was.
Ten aanzien van de aanslag op 3 juni 2018 heeft de rechtbank –zoals hiervoor overwogen- vastgesteld dat verdachte medeplichtig is aan dat feit. Hieruit volgt dat ook ten aanzien van dit feit kan worden vastgesteld dat [naam medeverdachte] daarvan wetenschap heeft gehad.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte moet worden veroordeeld voor het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] wat betreft de aanslagen van 25 april 2018 en 3 juni 2018.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte de onder 1, 2 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 april 2018
tot en met 3 juni 2018 te Gorinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door het (meermalen)
- teweegbrengen van ontploffingen aan/bij (een) woning van genoemde [naam slachtoffer 1] /of de familie van genoemde [naam slachtoffer 1] en bij een woning waar die [naam slachtoffer 1] verbleef";
2.
(zaak 2) zij op 25 april 2018 te Gorinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op een ruit of kozijn te plakken/plaatsen en (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan - gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ) te duchten was;
3.
Subsidiair
[naam medeverdachte] op 3 juni 2018 te Gorinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning gelegen aan de [adres delict 2] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op/in een deur of brievenbus te plakken/plaatsen en/ (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan - gemeen gevaar voor voornoemde woning en/ de in die woning aanwezige inboedel en in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/ gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) te duchten was, bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 03 juni 2018 te Gorinchem opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, heeft verschaft, door - die [naam medeverdachte] met een auto naar en vanaf de plaats van het misdrijf te vervoeren en - tijdens het plegen van het misdrijf (in die auto) op die [naam medeverdachte] te wachten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.medeplegen van bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

2.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
3.
medeplichtigheid aan het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [naam medeverdachte] in de periode van april tot juni 2018 om hen moverende redenen bezig gehouden met het letterlijk bestoken van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] met vuurwerkbommen of pogingen daartoe. De verdachte heeft op 25 april 2018 zelf een ontploffing veroorzaakt aan de woning van de ouders van het slachtoffer het slachtoffer aan de [adres delict 1] in Gorinchem. Op 3 juni 2018 is zij medeplichtig geweest aan het wederom veroorzaken van een ontploffing, door op de wacht te staan voor de medeverdachte. Hij plaatste op dat moment een vuurwerkbom aan de woning in de [straatnaam] in Gorinchem, waar het slachtoffer op dat moment bij een vriend verbleef.
Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan het bedreigen van het slachtoffer door samen met de medeverdachte voornoemde ontploffingen te veroorzaken.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank neemt het de verdachten zeer kwalijk dat zij, klaarblijkelijk vanwege een conflict met het slachtoffer, op stelselmatige, indringende en gewelddadige wijze, jacht op hem hebben gemaakt. Nadat er aanvankelijk een (poging tot) een explosie aan zijn ouderlijk huis plaatsvond is hij uit angst ingetrokken bij een vriend, waar hij ook niet veilig voor de verdachten bleek te zijn.
Het is algemeen bekend dat aan het gebruik van vuurwerk zoals een Cobra 6 zeer ernstige risico’s kleven. De verdachte heeft bij de slachtoffers grote schade veroorzaakt en onverantwoorde risico’s in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van de bewoners van de verschillende woningen die sinds de eerste aanslag in angst hebben geleefd. Zo werd ook mondeling nog ter zitting benadrukt door de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 4] . Dat niemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid, die niet aan de verdachte te danken is. Door dergelijke feiten worden voorts de gevoelens van veiligheid van de slachtoffers, van de omwonenden, maar ook de maatschappij ernstig aangetast. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 augustus 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering rapporteert dat de opleiding van de verdachte als gevolg van het verblijf in detentie is onderbroken en dat het feit dat zij naar haar detentie weer bij haar ouders zal gaan worden als beschermende factor kan worden aangemerkt.
Er is sprake van klachten op psychologisch gebied en hulpverlening op dit leefgebied is geïndiceerd.
De jonge leeftijd van de verdachte wordt van belang geacht waar het gaat om het bieden van een zoveel mogelijk stabiele basis voor de toekomst. De invloed van haar huidige partner (de medeverdachte) en het daarbij behorende sociale netwerk staan mogelijk in verband met het delict en dienen bij een veroordeling volgens de reclassering nader te worden onderzocht.
Gelet op de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen inschatting maken van de recidive- en gevarenrisico’s. Er wordt geadviseerd om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen in de vorm van een verplichte ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank haar nog jeugdige leeftijd in aanmerking. In haar nadeel werkt echter dat zowel zijzelf als haar medeverdachte op geen enkele wijze inzicht hebben gegeven in hun handelen.
Om te voorkomen dat [naam slachtoffer 1] en zijn familie opnieuw met het belastend gedrag van de verdachte worden geconfronteerd zal aan haar een vrijheidsbenemende maatregel worden opgelegd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , zulks voor de duur van drie jaren. De rechtbank legt de maatregel alleen op ter zake van het slachtoffer omdat zij van oordeel is dat hij, als kennelijk doelwit van de verdachten, beschermd moet worden tegen elke mogelijke acute dreiging.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] .
1. [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 900,02 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.250,00 aan immateriële schade.
2. [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 2.391,38 aan materiële schade en een bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schade.
3. [naam benadeelde 3] vordert een vergoeding van € 1.100,00 aan immateriële schade.
4. [naam benadeelde 4] vordert een vergoeding van € 2.373,45 aan materiële en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] (€ 39,14) en [naam benadeelde 4] (€ 37,07) vorderen als proceskosten de reiskosten die zij hebben gemaakt om de zitting bij te wonen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel kunnen worden toegewezen gelet op de onderbouwing daarvan, met uitzondering van de vordering van benadeelde partij [naam benadeelde 4] waar het gaat om de gemaakte kosten voor het installeren van het beveiligingssysteem.
De officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat de vorderingen gelieerd aan de [adres delict 1] (feit 2) door de verdachte dienen te worden voldaan. In het geval van de overige feiten is verzocht de verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen met de wettelijke rente worden vermeerderd en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
Volgens de verdediging is zaaksdossier 1, dat niet aan de verdachte(n) te linken is, de aanzet geweest om beveiligingsinstallaties te plaatsen. Aangezien het causaal verband ontbreekt komen deze zaken volgens de verdediging niet voor toewijzing in aanmerking. Voorts moeten de opgegeven kosten voor wat betreft opgegeven verlofdagen volgens de verdediging worden afgewezen.
Tot slot verzoekt de verdediging bij een veroordeling de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partijen aanzienlijk te matigen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 1, 2 en 3 (subsidiair) bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zullen de vorderingen grotendeels worden toegewezen.
De gevorderde kosten ter zake van de beveiligingssystemen van [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] zullen niet worden toegewezen omdat niet kan worden vastgesteld op welk moment deze is geplaatst (in geval van [naam benadeelde 4] ). Ter zake van het beveiligingssysteem van [naam benadeelde 2] ontbreekt het causaal verband aangezien de (poging tot) een explosie niet ten laste is gelegd.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] dat betrekking heeft op een kapotte telefoon en televisie zal niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Bovendien is vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ondanks dat niet is onderbouwd dat de benadeelde partijen een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging hebben opgelopen, acht de rechtbank het evident dat zij immateriële schade hebben geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Dit is op afdoende wijze in de toelichting bij de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring uiteen gezet. Die immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden per benadeelde partij worden vastgesteld, zodat de vorderingen tot deze bedrag zullen worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] , de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en de benadeelde partij [naam benadeelde 3] hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 april 2018.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 juni 2018.
8.4.
Conclusie
Benadeelde partij: [naam benadeelde 1]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.695,92 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 2]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.003,78 vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 3]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 4]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van
€ 1.981,95 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 47, 48, 49, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 (subsidiair) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ), [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ), [naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] ) en [naam medeverdachte] (geboren [geboortedatum medeverdachte] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen bij de forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van drie jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] );
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
Benadeelde partij [naam benadeelde 1] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.695,92(
zegge: zestienhonderd en vijfennegentig euro en tweeënnegentig eurocent), bestaande uit € 195,92 aan materiële schade en
€ 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering (ten aanzien van een kapotte telefoon en televisie); bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,14 aan reiskosten naar de zitting;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.695,92(hoofdsom,
zegge: zestienhonderd en vijfennegentig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.695,92 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
26 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.003,78 (zegge: duizend en drie euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit € 503,78 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.003,78(hoofdsom,
zegge: duizend en drie euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.003,78 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
[naam benadeelde 4] :
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.981,95 (zegge: negentienhonderd en eenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit € 981,95 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 37,07 aan reiskosten naar de zitting;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.981,85(hoofdsom,
zegge: negentienhonderd en eenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.981,95 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
29 dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2018
tot en met 03 juni 2018 te Gorinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door het (meermalen)
- teweegbrengen van (een) ontploffingen aan/bij (een) woning(en) van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of de familie van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of bij woning(en) waar die [naam slachtoffer 1] verbleef en/of
- via Instagram versturen van een bericht met de tekst "Iedereen verraadt iedereen. Binnenkort neuken wij jou, bedoel je. Tiktak, tiktak. De rollen gaan zich omdraaien, decadentje";
2.
(zaak 2) zij op of omstreeks 25 april 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op een ruit en/of kozijn te plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.
Primair
(zaak 4) zij op of omstreeks 03 juni 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict 2] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op/in een deur en/of
brievenbus te plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair
[naam medeverdachte] op of omstreeks 03 juni 2018 te Gorinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen
aan de [adres delict 2] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op/in een deur en/of
brievenbus te plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 03 juni 2018 te Gorinchem opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [naam medeverdachte] met een auto naar en/of vanaf de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- tijdens het plegen van het misdrijf (in die auto) op die [naam medeverdachte] te wachten en/of op de uitkijk te staan.