4.1.1.Feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Het bedrijf Virwox biedt een platform voor (onder andere) het verhandelen van verschillende virtuele valuta’s, zoals bitcoins. Bij dat bedrijf is in maart 2012 een account gemaakt op naam van de verdachte. Via dit account werden bitcoins ingewisseld voor linden dollars (een andere virtuele munt). Deze linden dollars werden op hun beurt omgezet in euro’s en gestort op acht bankrekeningen op naam van de verdachte en de heer [naam] . Van de bitcoins die via de Virwox-account op naam van verdachte werden omgezet, waren (in elk geval) 72.605 bitcoins afkomstig van één bepaalde handelaar op Silk Road, een online marktplaats.
Op de bankrekeningen die op naam zijn gesteld van de verdachte en [naam] zijn – via de Virwox-account op naam van de verdachte – bedragen gestort van in totaal respectievelijk € 826.001,- en € 27.715,-. Die bedragen zijn in kleine tranches via pintransacties opgenomen van de bankrekeningen.
4.1.3.Beoordeling
Criminele herkomst
Het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” dat is opgenomen in de tenlastelegging, is ontleend aan de delictsomschrijving van artikel 420bis, lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht (opzetwitwassen). Voor een bewezenverklaring die inhoudt dat het voorwerp van witwassen, in dit geval een groot geldbedrag, afkomstig is uit enig misdrijf, is niet vereist dat bewezen kan worden dat dit voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Daarvoor is voldoende dat kan worden vastgesteld dat dit voorwerp, in dit geval dus: dat geldbedrag, afkomstig is uit enig, dus niet nader bepaald, misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat dat geldbedrag “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Met dat vermoeden kan alleen dan niet worden volstaan, wanneer de verdachte daartegenover een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor een legale herkomst van het voorwerp.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het geld dat de verdachte en de medeverdachte(n) door pintransacties hebben opgenomen een criminele herkomst heeft. De verdediging heeft dit niet weersproken en de verdachte is niet met een verklaring gekomen van een (legale) herkomst van het geld.
Hoewel er niet een (on)middellijk verband is te leggen met een nauwkeurig aangeduid misdrijf als bron van het geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het geldbedrag van € 826.001,- een criminele herkomst heeft.
Gronden voor die conclusie zijn de hoogte van dat bedrag, de omstandigheid dat het in vele kleine bedragen op acht verschillende bankrekeningen van de medeverdachten is gestort en dat het uiteindelijk grotendeels contant is opgenomen. Daar komt bij dat het geld de vorm heeft gehad van verschillende cryptovaluta’s die in het criminele circuit veel gebruikt worden om de herkomst van crimineel geld te verhullen en dat het geld, in de vorm van bitcoins, voor een groot deel afkomstig is van de online marktplaats Silk Road. Het is een feit van algemene bekendheid dat Silk Road, dat inmiddels is gesloten, veelal gebruikt werd voor criminele transacties.
Opzet
De rechtbank overweegt het volgende over de opzet van de verdachte op het witwassen. Door de verdachte zijn wisselende verklaringen afgelegd. De verdachte heeft onder meer op 12 augustus 2015 bij de politie een verklaring afgelegd . Deze verklaring houdt – kort gezegd – in dat de verdachte op zijn naam voor ‘ [voornaam medeverdachte] ’ (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [naam medeverdachte] , hierna: [naam medeverdachte] ) bankrekeningen heeft geopend en dat hij wist dat [naam medeverdachte] daarop geld zou storten. De verdachte heeft een paar keer geld van de bankrekeningen gepind, maar ‘ [voornaam medeverdachte] ’ pinde de rest. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij het vermoeden had dat het geld dat op zijn bankrekeningen werd gestort afkomstig was van drugshandel. Hij verklaarde dat hij wel dacht dat het met drugs te maken had, omdat hij niet dom is, en dat hij geen vragen stelde. De verdachte kreeg wekelijks zo’n € 800,- van [naam medeverdachte] voor het beschikbaar stellen van die bankrekeningen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte een grotendeels gelijkluidende verklaring afgelegd, maar heeft hij verklaard dat hij de bankrekeningen heeft geopend op verzoek van drugsdealers van wie hij de namen niet wil noemen. De verdachte heeft [naam medeverdachte] bij de zaak betrokken en hem gevraagd geldbedragen van de bankrekeningen te pinnen. Dat geld gaf [naam medeverdachte] dan aan de verdachte. De drugdealers kwamen dat geld vervolgens bij de verdachte ophalen. [naam medeverdachte] werd op een of andere manier betaald door de drugsdealers. De verdachte heeft naar eigen zeggen zelf één of twee keer gepind, en dat dit in het overgrote deel van de gevallen door [naam medeverdachte] gebeurde.
In essentie komen deze verklaringen overeen; de verdachte opende bankrekeningen en stelde deze beschikbaar, daar werden vervolgens grote geldbedragen op gestort die er vervolgens door middel van pinnen cash vanaf werden gehaald. De verdachte mocht van het gepinde geld een deel houden. Het verschil zit hem in de verklaring omtrent de rol van medeverdachte [naam medeverdachte] , die inmiddels in eerste aanleg is veroordeeld .
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij door “andere mannen dan [naam medeverdachte] ” is benaderd voor de gepleegde handelingen ongeloofwaardig, aangezien uit de bewijsmiddelen een grotere betrokkenheid van [naam medeverdachte] blijkt dan de verdachte doet voorkomen. Op de Virwox-account op naam van de verdachte werd immers ingelogd – voor zover traceerbaar - vanaf verschillende IP-adressen, waarvan er in ieder geval drie in verband kunnen worden gebracht met [naam medeverdachte] . Verder is regelmatig ingelogd op de bankrekeningen op naam van de verdachte en [naam] . In 26 gevallen is met een IP-adres op bankrekening(en) van [naam medeverdachte] ingelogd en binnen vijf minuten daarvoor of daarna is met hetzelfde IP-adres ingelogd op één van de rekeningen op naam van [naam] of van de verdachte. Niet kan worden uitgesloten dat de verdachte door zijn verklaring ter terechtzitting de daadwerkelijke rol van [naam medeverdachte] – voor wie hij een soort vaderlijke gevoelens koestert - kleiner probeert te maken dan dat deze was. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring die de verdachte op 12 augustus 2015 bij de politie heeft afgelegd.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de rol van de verdachte bij het witwassen groter is geweest dan het enkel contant (laten) opnemen van geld van zijn bankrekeningen. De verdachte heeft diverse bankrekeningen op zijn naam geopend terwijl hij wist wat daar het doel van was. De verdachte wist bovendien dat het om zeer grote totaalbedragen ging en hij had het vermoeden dat het geld afkomstig was van drugshandel. Daarbij komt dat de verdachte – die nauwelijks legale inkomsten had - wekelijks zo’n € 800,- kreeg. Ook zijn er (dure) vakanties voor hem betaald die niet passen bij de inkomsten van de verdachte. Daarmee heeft de verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij bezig was de criminele herkomst van het geld te verhullen. Daarmee is gegeven dat bewezen kan worden dat zijn opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, was gericht op witwassen.
Medeplegen
Gelet op het feit dat de rechtbank uitgaat van de door de verdachte op 12 augustus 2015 afgelegde verklaring, die bovendien op grote lijnen ter terechtzitting zitting door de verdachte is bevestigd, is zij van oordeel dat sprake is van medeplegen. Het verweer dat de verdachte slechts als medeplichtige kan worden aangemerkt aangezien hij een uitsluitend onderschikte en faciliterende rol heeft gehad, slaagt niet. De cruciale rol die de verdachte heeft gehad in de witwasconstructie, te weten het openen van bankrekeningen en het ter beschikking stellen van persoonlijke gegevens en/of bankpasjes maakt dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en dat zijn bijdrage van voldoende gewicht was om te komen tot medeplegen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte vijf bankrekeningen heeft geopend en dat hij deze bankrekeningen gedurende een lange periode heeft laten gebruiken door [naam medeverdachte] . Anders dan de officier gaat de rechtbank er van uit dat deze periode niet eerder aanving dan op het moment waarop het Virwox account op naam van de verdachte werd aangemaakt, te weten op 2 maart 2012.