ECLI:NL:RBROT:2018:11310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
10/691027-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en diefstal met geweld, benadeelde partij niet-ontvankelijk

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 200 uur. Tijdens de zitting op 22 november 2018 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van cocaïne in de woning van de verdachte en dat de diefstal met geweld bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Wat betreft de cocaïne kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze drugs aanwezig had, aangezien hij slechts tijdelijk in de woning verbleef en niet was waargenomen tijdens observaties. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de cocaïne in de woning niet voldoende bewijs opleverde voor opzet.

Met betrekking tot de diefstal met geweld heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen getuigen waren die konden bevestigen dat de verdachte goederen van de aangever had weggenomen tijdens de vechtpartij. De verklaringen van de getuigen en de verdachte gaven aanleiding tot alternatieve scenario's die niet konden worden weerlegd. Hierdoor kon de rechtbank niet oordelen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal met geweld.

De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor de verdediging op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691027-18
Datum uitspraak: 6 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsvrouw mr. F.O. Ligeon-Merton, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • veroordeling tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs voorhanden is om het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten het aanwezig hebben van 39,1 gram cocaïne, wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam is aangehouden en dat er pasjes in de woning zijn aangetroffen op naam van de verdachte. Daarnaast lagen de drugs vrij in het zicht.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie is van mening dat de aangever [naam slachtoffer] (hierna: aangever of [naam slachtoffer] ) betrouwbaar is in zijn verklaringen omdat hij volledig openheid van zaken heeft gegeven over het feit dat hij ook wel eens drugs kocht in het pand aan de [adres delict] te Rotterdam. Er is voor aangever geen reden om te liegen over de in de tenlastelegging genoemde goederen die van hem zijn afgenomen tijdens de vechtpartij op de [plaats delict] te Rotterdam. De verklaring van aangever wordt ook ondersteund door ander bewijs. Eén van de gestolen goederen, de wolvenring, is aangetroffen in de slaapkamer van medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ), in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De mishandeling is gezien door meerdere getuigen en bij de aangever is letsel geconstateerd.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Aanwezig hebben van cocaïne
De woning aan de [adres delict] te Rotterdam is tussen 9 januari 2018 en 26 januari 2018 een aantal keren geobserveerd door verbalisanten. Uit deze observaties is het vermoeden ontstaan dat er in deze woning werd gehandeld in verdovende middelen. Op 6 februari 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. In die woning is onder andere de verdachte aangetroffen en aangehouden. In de keuken en in de woonkamer van de woning is cocaïne aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij in totaal twee, niet opeenvolgende, nachten in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam heeft geslapen omdat hij op dat moment geen vaste verblijfplaats had. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet wist dat er in de woning verdovende middelen aanwezig waren. Daarnaast is de verdachte tijdens de verschillende observaties niet waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat nu slechts kan worden vastgesteld dat de verdachte twee niet opeenvolgende nachten in de woning heeft geslapen en hij bij de observaties niet is waargenomen, niet kan worden gezegd dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad. Dat er een pasjeshouder met daarin onder andere een studentenkaart van de verdachte is aangetroffen naast gripzakjes met daarin cocaïne, doet daar niet aan af, nu niet duidelijk is of de verdachte deze pasjeshouder zelf in die lade heeft gelegd. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van een materiaal bevattende cocaïne.
Diefstal met geweld
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er op 21 december 2017 in de [plaats delict] te Rotterdam een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangever hebben geslagen (al dan niet met een roze kettingslot) en geschopt. De vraag is echter, of zij zich schuldig hebben gemaakt aan (het medeplegen van) de diefstal met geweld.
Aangever heeft verklaard dat er goederen van hem zijn afgenomen tijdens die vechtpartij. Onder de weggenomen goederen bevond zich onder andere een ring met een wolvenkop.
Geen van de getuigen heeft verklaard te hebben gezien dat er tijdens deze vechtpartij ook goederen van de aangever zijn afgenomen en behalve de ring met de wolvenkop zijn er geen goederen bij de verdachten of in de woning van [naam medeverdachte 1] aan de [adres delict] aangetroffen. De ring van aangever is weliswaar in die woning aangetroffen, maar [naam medeverdachte 1] heeft over de aanwezigheid van de ring in zijn woning een verklaring gegeven. Bij de rechter-commissaris heeft [naam medeverdachte 1] immers verklaard dat de ring van aangever bij hem is achtergelaten als borg, zodat aangever drugs kon krijgen terwijl hij daarvoor niet voldoende geld had. Dit alternatieve scenario kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende worden weerlegd door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Dit geldt des te meer nu ook [naam] (hierna: [naam] ), een van de schepklanten, heeft verklaard dat hij zijn bankpas heeft achtergelaten als borg voor de latere betaling van de drugs. Dit ondersteunt het alternatieve scenario, zodat niet kan worden geoordeeld dat dit ongeloofwaardig of onaannemelijk is.
De rechtbank is dan ook, op basis van het voorgaande, van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van (het medeplegen van) de diefstal met geweld.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet genoegzaam is onderbouwd om de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen. De officier van justitie is wel van mening dat nu het een heftig feit betreft, een bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Hij heeft gevorderd € 250,- hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat nu de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet goed is onderbouwd en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlag maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 06 februari 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 39,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 21 december 2017 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een oorbel en/of twee, althans een of meer, ringen en/of een portemonnee met inhoud en/of drie, althans een of meer, telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • op die [naam slachtoffer] af komen rennen en/of die [naam slachtoffer] achterna rennen en/of
  • die [naam slachtoffer] de woorden toevoegen: “Ik krijg 30 euro van je”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • trekken aan de oorbel in het oor van die [naam slachtoffer] en/of
  • trekken aan de ring(en) om de vinger(s) van die [naam slachtoffer] en/of
  • (meermalen) zwaaien met een of meer kettingslot(en) in de (directe) nabijheid van die [naam slachtoffer] en/of
  • met een of meer kettingslot(en) slaan tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
  • tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer] en/of
  • (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] .