ECLI:NL:RBROT:2018:11292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
10/996628-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in de uitzendbranche met valse facturen en administratie

In de strafzaak mega Kalifornsky stonden 24 verdachten terecht, deels voor de meervoudige strafkamer en deels bij de politierechter. De zaak draait om (faillissements- en belasting)fraude binnen verschillende bedrijven in de uitzendbranche. Verdachten waren werkzaam bij deze bedrijven of verleenden boekhoudkundige diensten. Een hoofdverdachte kreeg 4,5 jaar gevangenisstraf, terwijl andere straffen varieerden van taakstraffen tot 30 maanden gevangenisstraf. Bij enkele verdachte-vennootschappen is geen straf opgelegd. Het vonnis betreft een consultingbedrijf dat werkte voor een uitzendbedrijf, dat integraal werd vrijgesproken van strafbare feiten.

De rechtbank Rotterdam heeft op 20 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte, een rechtspersoon, werd vrijgesproken van valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de valse administratie en facturen die door andere vennootschappen binnen de verdachte vennootschappengroep waren opgemaakt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de strafbare feiten die aan haar waren ten laste gelegd.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een geldboete van € 80.000,00, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangerekend voor de feiten die in de tenlastelegging waren opgenomen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering en de toerekening van strafbare feiten aan rechtspersonen in complexe fraudezaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/996628-16
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak (art. 279 Wetboek van Strafvordering)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon],
geregistreerd en ingeschreven op het adres:
[vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] ,
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 19, 20, 21, 22 en 23 november 2018 en 20 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de feiten 1 en 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 80.000,00.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Het gaat in de strafzaak tegen de verdachte om de verdenking van deelname aan een criminele organisatie rondom onder meer de vennootschap [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) (feit 1) en om het valselijk opmaken van de administratie van [naam bedrijf 1] doordat daarin valse voorschotformulieren met salarisspecificaties, valse facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon] ) en een valse arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] zijn opgenomen (feit 2).
Hierna zal de rechtbank eerst de verschillende elementen van de valse administratie van [naam bedrijf 1] bespreken en daarna de verdenking van deelname aan een criminele organisatie. Bij de verdere beoordeling is van belang dat de verdachte onderdeel uitmaakt van een groep van vennootschappen, ook wel als de [naam verdachte venootschappengroep] aangeduid. Die groep bestond – voor zover hier relevant – uit de verdachte en haar zustervennootschappen [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) en [naam medeverdachte rechtspersoon] en hun gezamenlijke holdingvennootschap [naam holdingvennootschap]
4.2.
De voorschotten en salarisspecificaties
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat in de periode 2014 – 2016 voorschotformulieren van uitzendkrachten van [naam bedrijf 1] en daarbij horende salarisstrookjes valselijk zijn opgemaakt en dat de administratie van [naam bedrijf 1] is vervalst doordat deze stukken daarin zijn opgenomen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken omdat deze feiten niet aan haar kunnen worden toegerekend. Weliswaar heeft de verdachte in 2012 een overeenkomst met [naam bedrijf 1] gesloten voor (kort gezegd) de verwerking van de administratie van [naam bedrijf 1] . Echter, het verweer van de verdachte dat de verwerking van de financiële administratie vanaf 2013 is overgelaten aan haar zustervennootschap [naam bedrijf 2] wordt door het dossier niet weerlegd. Integendeel, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] verklaren dat [naam bedrijf 2] – en dus niet de verdachte – de administratie en de loonadministratie voor [naam bedrijf 1] deed. [1] Ook het verweer dat werknemer [naam 1] – degene die een deel van de werkzaamheden voor [naam bedrijf 1] verrichtte – de facto werkzaam was voor en binnen [naam bedrijf 2] , wordt door het dossier onvoldoende weersproken. Het voorgaande maakt dat eventuele strafbare feiten in de periode 2014-2016 aangaande de verwerking van de administratie niet zonder bijkomende omstandigheden aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dergelijke omstandigheden zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
4.3.
De facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf 1] .
Ook de facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf 1] , genoemd in feit 2 van de tenlastelegging, zijn valselijk opgemaakt. Ook hier geldt dat dit feit niet kan worden toegerekend aan de verdachte. Het gaat om facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon] en er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken dat het valselijk opmaken van die facturen plaatsvond in de sfeer van de verdachte of anderszins aan haar kan worden toegerekend. Weliswaar wordt [naam medeverdachte 2] , een van de leidinggevende personen binnen de [naam verdachte venootschappengroep] , bij vonnis van heden veroordeeld voor het valselijk opstellen van die facturen, maar dat handelen kan niet zonder meer worden toegerekend aan alle vennootschappen uit die groep. De verdachte wordt daarom ook van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.4.
De valse arbeidsovereenkomst
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat arbeidsovereenkomst uit 2016 tussen [naam bedrijf 1] en [naam 2] valselijk is opgemaakt. De verdachte wordt ook op dit punt vrijgesproken. De overeenkomst is opgesteld door [naam medeverdachte 1] , een andere leidinggevende functionaris van de [naam verdachte venootschappengroep] , maar die wordt bij vonnis van heden op dit punt vrijgesproken omdat (kort gezegd) niet gebleken is dat hij wist dat de overeenkomst niet overeenkwam met de werkelijkheid. [naam medeverdachte 2] en [naam bedrijf 2] worden bij vonnissen van heden wel veroordeeld voor het valselijk opmaken van de administratie van [naam bedrijf 1] door opname van deze valse overeenkomst, maar ook hier geldt dat er onvoldoende omstandigheden zijn gesteld of gebleken die maken dat dit feit plaatsvond in de sfeer van de verdachte of anderszins aan de verdachte kan worden toegerekend. Dat de verdachte in 2012 de oorspronkelijke contractant was van [naam bedrijf 1] , is hiervoor onvoldoende. Dat geldt ook voor het feit dat [naam 2] via de verdachte werkzaam was bij [naam bedrijf 1] op basis van de hiervoor besproken payrolling. Deze verhuur van [naam 2] via de verdachte is wel onderdeel van het bewijs dat de arbeidsovereenkomst met haar vals is – zoals blijkt uit de heden uitgesproken vonnissen in de zaken van verschillende medeverdachten – maar maakt niet dat de verdachte betrokkenheid had bij de valse arbeidsovereenkomst.
4.5.
De criminele organisatie
In het verlengde van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat de verdachte deelnemer was aan een criminele organisatie. Zij wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.6.
Conclusie
De verdachte zal van beide feiten worden vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. A. Hello en mr. J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.Y. de Lange,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 mei 2012 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam en/of ’s-Gravenhage en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen,
te weten zij, verdachte, en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of T. [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 6] en/of [naam bedrijf 7] en/of [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 8] en/of [naam bedrijf 9] en/of [naam bedrijf 10] en/of [naam bedrijf 11] en/of [naam bedrijf 12] en/of één of meer ander(e) (rechts)perso(o)n(en),
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art 225 leden 1 en 2 Wetboek van Strafrecht); en/of
- het opzettelijk niet danwel onjuist en/of onvolledig doen van een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n) (artikel 69 AWR); en/of
- faillissementsfraude (artikel 341 e.v. Wetboek van Strafrecht); en/of
- ( gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht).
Art 140 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
de (bedrijfs)administratie van [naam bedrijf 1] , zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) een of meerdere valse geschrift(en), waaronder/te weten:
A. een of meerdere voorschotformulier(en), waaronder/te weten:
- ( een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [naam 6] op 20 mei 2014 (DOC-666) en/of 16 juni 2014 (DOC-652) en/of 10 juli 2014 (DOC-653) en/of 30 september 2014 (DOC-655) en/of 29 oktober 2014 (DOC-656) en/of 5 november 2014 (DOC-657) en/of 19 november 2014 (DOC-658) en/of 18 december 2014 (DOC-659); en/of
- ( een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [naam 7] voor de periode(n) 6 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en of 13 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016
(DOC-485 tot en met DOC-492 en DOC 456 tot en met DOC-460); en/of
- ( een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [naam 8] voor
de periode(n) 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 van het jaar 2016
(DOC-232 tot en met DOC-238); en/of
- ( een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [naam 9] voor de periode(n) 5 en/of 9 en/of 10 en/of 13 en/of 14 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016
(DOC-637 tot en met DOC-648); en/of
- ( een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [naam 10] voor de periode(n) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en/of 13 van het jaar 2015
(DOC-1250 tot en met DOC-1257),
en/of
B. een of meerdere salarisspecificatie(s), waaronder/te weten:
- een salarisspecificatie van [naam 6] , gedateerd 03-10-2014 (DOC-665); en/of
- een salarisspecificatie van [naam 10] , gedateerd 12-06-2015 (DOC-1260); en/of
- een salarisspecificatie van [naam 9] , gedateerd 01-05-2016 (DOC-649); en/of
- een salarisspecificatie van [naam 11] , gedateerd 20-05-2016 (DOC-720),
en/of
C
.een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam medeverdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf 1] , waaronder/te weten de factu(u)r(en) met factuurnummer(s) C2015048 (DOC-1083) en/of C2015055 (DOC-1084 ) en/of C2015061 (DOC-1085) en/of C2015072 (DOC-1086) en/of C2015072 (DOC-1087) en/of C2016005 (DOC-265), in elk geval een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam medeverdachte rechtspersoon] gericht aan [naam bedrijf 1] ,
en/of
D. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (DOC-377) en/of een salarisspecificatie d.d. 29 januari 2016 van [naam 2] (DOC-378),
althans een of meerdere valse geschrift(en), verwerkt en/of doen verwerken en/of opgenomen en/of doen opnemen in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf 1] ,
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op de/het onder A. genoemde voorschotformulier(en) is vermeld dat het op die/dat voorschotformulier(en) vermelde voorschot(ten) is/zijn uitbetaald aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) geen voorschot is uitbetaald, in elk geval niet het geldbedrag als voorschot aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) is uitbetaald zoals vermeld op dat/die voorschotformulier(en); en/of
- op de onder B. genoemde salarisspecificatie(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat het op die salarisspecificatie(s) genoemde
netto loon en/of voorschot en/of een reiskostenvergoedingis uitbetaald aan de op die salarisspecificatie(s) vermelde perso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid niet het
netto loon en/of voorschot en/of reiskostenvergoedingaan de op die/dat salarisspecificatie(s) vermelde perso(o)n(en)is uitbetaald zoals vermeld op die salarisspecificatie(s); en/of
- op de onder C. genoemde factu(u)r(en) is vermeld dat [naam medeverdachte rechtspersoon] werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor [naam bedrijf 1] , terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals beschreven op deze factu(u)r(en); en/of
- op de onder D. genoemde arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie is vermeld dat [naam 2] (met ingang van 7 september 2015) in (loon)dienst is/was bij [naam bedrijf 1] (in de functie van project manager),
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Artikel 225 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zie de verklaring van [naam medeverdachte 1] , V006-04, p. 2255 en de verklaring van [naam medeverdachte 2] , V024-02, p. 2480 e.v.