ECLI:NL:RBROT:2018:11291

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
10/993024-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en valsheid in geschrifte binnen de uitzendbranche met meerdere verdachten

In de strafzaak mega Kalifornsky stonden 24 verdachten terecht, deels voor de meervoudige strafkamer en deels bij de politierechter. De zaak draait om (faillissements- en belasting)fraude binnen verschillende bedrijven in de uitzendbranche. Diverse verdachten waren werkzaam bij deze bedrijven of verleenden diensten als boekhouder. Anderen stonden terecht voor het versturen van valse facturen aan een van de uitzendbedrijven. Een van de hoofdverdachten kreeg 4,5 jaar gevangenisstraf, terwijl de straffen van de andere veroordeelden varieerden van taakstraffen tot 30 maanden gevangenisstraf. Bij enkele verdachte-vennootschappen werd geen straf opgelegd.

Het vonnis betreft een consultingbedrijf dat werkte voor een van de uitzendbedrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van lidmaatschap van een criminele organisatie, maar veroordeelde haar voor valsheid in geschrifte en witwassen, zonder strafoplegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor het opmaken van valse facturen, die als bewijs dienden voor de gepleegde fraude. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar mededaders wisten dat de geldbedragen afkomstig waren uit misdrijven en dat zij een gewoonte hadden gemaakt van het plegen van deze feiten.

De rechtbank oordeelde dat het opleggen van een straf niet passend was, omdat het handelen van een medeverdachte aan de verdachte werd toegerekend, terwijl deze medeverdachte niet langer deel uitmaakte van de verdachte rechtspersoon. De rechtbank vond het wrang om de verdachte te straffen voor het handelen van iemand die niet meer bij de organisatie betrokken was, vooral omdat deze medeverdachte zelf ook veroordeeld werd. De rechtbank besloot daarom geen straf op te leggen, maar verklaarde de verdachte wel strafbaar voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/993024-18
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd en ingeschreven op het adres:
[vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam medeverdachte 1] ,
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 19, 20, 21, 22 en 23 november 2018 en 20 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van €80.000,--.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (criminele organisatie)
De verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1, deelname aan een criminele organisatie. Weliswaar zal de verdachte, zoals hierna zal blijken, worden veroordeeld voor het medeplegen van de fraude aangaande de hierna te noemen facturen, maar dat acht de rechtbank onvoldoende om ook voor feit 1 tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.
Feit 2 (valse administratie [naam bedrijf 1] ) en 3 (witwassen)
In de periode van 1 augustus 2015 tot 31 oktober 2016 is een bedrag van circa € 33.000,-- per maand onttrokken aan [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ). Dat bedrag is afgedekt door middel van valse facturen van de verdachte.
De rechtbank licht dat als volgt toe.
[naam bedrijf 1] heeft in voornoemde periode € 498.649,- betaald aan de verdachte, die dat heeft doorbetaald aan [naam bedrijf 2] (€ 462.099,-) en aan (de eenmanszaak van) [naam medeverdachte 2] (€ 36.550,-). [naam bedrijf 2] heeft het bedrag van € 462.099,- doorbetaald aan [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ). [1] Aan deze geldstroom liggen facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 1] en facturen van [naam bedrijf 2] aan de verdachte ten grondslag. [2] De facturen van de verdachte zijn opgesteld door of op verzoek van [naam medeverdachte 3] . [3] Deze facturen vermelden als omschrijving ‘conform overeenkomst advieskosten [maand –jaar]’. [4]
[naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat de facturen van [naam bedrijf 2] aan de verdachte en aansluitend die van de verdachte aan [naam bedrijf 1] een vergoeding zijn voor de werkzaamheden van [naam medeverdachte 2] voor [naam bedrijf 1] . In de kern was het een voortzetting van de managementvergoeding die vroeger ook betaald werd. Wel was het bedrag verhoogd omdat [naam medeverdachte 2] vond dat hij in het verleden onvoldoende managementvergoedingen had gehad. Dit was hem door [naam medeverdachte 2] gezegd, aldus [naam medeverdachte 3] . [5] Dat [naam medeverdachte 3] met [naam medeverdachte 2] hierover contact had, blijkt ook uit berichten d.d. 23 september 2015 en 28 december 2015. [6]
De uitleg van [naam medeverdachte 3] over de geldstroom wordt tegengesproken door een mail die [naam medeverdachte 3] zelf heeft verzonden aan SNS Bank. Die bank had in april 2016 gevraagd om een uitleg voor de circa € 30.000,- per maand die [naam bedrijf 2] ontving. [7] [naam medeverdachte 3] heeft toen aan SNS Bank gemeld dat dit bedrag zag op een bemiddelingsvergoeding in verband met de verkoop van een onderneming. [8] De uitleg van [naam medeverdachte 3] wordt ook tegengesproken door [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] heeft bij de FIOD verklaard dat het ging om een vergoeding voor de waarde van de aandelen [naam bedrijf 1] en heeft later – geconfronteerd met een overzicht van de geldstromen – verklaard dat het ging om de financiering van [naam bedrijf 3] . [9]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er door [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] verschillend wordt verklaard over de werkzaamheden waarop de facturen zien en dat de door [naam medeverdachte 3] verzonden mail aan SNS Bank niet overeenkomt met de verklaring die hij zelf voor die werkzaamheden geeft. [naam medeverdachte 2] , [naam 1] en [naam 2] hebben over deze facturen geen verklaring afgelegd. [naam medeverdachte 3] geeft op zijn beurt geen begrijpelijke uitleg waarom SNS Bank naar zijn zeggen onjuist geïnformeerd is.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de facturen vals zijn. Daarmee is tevens gegeven dat de uitbetaalde factuurbedragen onttrekkingen uit [naam bedrijf 1] zijn – lees: verduisterd – en de rechtbank merkt dat aan als brondelict ten aanzien van de factuurbedragen. Met het opmaken van de valse facturen is verhuld dat het om crimineel geld ging.
Uit het feit dat de facturen zijn uitbetaald, maakt de rechtbank op dat de facturen van de verdachte waren verwerkt in de administratie van [naam bedrijf 1] en de facturen van [naam bedrijf 2] in de administratie van de verdachte. Daarmee zijn deze administraties op dit punt vals opgemaakt. De administratie van [naam bedrijf 1] is valselijk opgemaakt door [naam bedrijf 4] ., maar voor haar eigen administratie is de verdachte verantwoordelijk.
Zowel het valselijk opmaken van haar administratie als het witwassen, kan aan de verdachte worden toegerekend. Het gaat immers om handelingen van [naam medeverdachte 3] , een van de leidinggevende functionarissen binnen de Your Talents groep waar de verdachte onderdeel uitmaakte en indirecte medeaandeelhouder van de verdachte. [10] Hij handelde daarbij binnen de sfeer van de verdachte. Het onderscheid dat de verdediging maakt tussen de onderhavige facturen (waarvoor de verdachte geen vergoeding kreeg) en facturen van andere ZZP’ers (waarvoor de verdachte wel een vergoeding kreeg), doet daaraan niet af. Uit de verklaring van [naam medeverdachte 3] blijkt immers dat hij meende dat deze facturen vielen onder de vergoeding die betaald werd door [naam 3] . [11] Daaruit maakt de rechtbank op dat [naam medeverdachte 3] handelde binnen zijn taken binnen de [naam verdachte rechtspersoon] groep en dus ook binnen de organisatie van de verdachte.
4.3.
Bewezenverklaring
Op grond het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 2 en 3 heeft begaan op die wijze dat:
2.
zij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 januari 2017 in Nederland, meermalen,
haar (bedrijfs)administratie, zijnde die bedrijfsadministratie (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en heeft vervalst ,
immers heeft verdachte, valse geschriften, waaronder/te weten:
- facturen op naam van [naam bedrijf 2] aan [naam verdachte rechtspersoon] ., te weten de facturen met factuurnummer(s) 001.2015 (DOC-399) en 002.2015 (DOC-397) en 003.2015 (DOC-394) en 004.2015 (
DOC-396) en 005.2015 (DOC-395) en 006.2015 (DOC-391) en 001.2016 (DOC-266) en 002.2016 (DOC-404) en 003.2016 (DOC-263) en 004.2016 (DOC-286) en 005.2016 (DOC-401), .; en facturen (telkens) op naam van [naam verdachte rechtspersoon] . aan [naam bedrijf 1] , te weten de facturen met factuurnummers C2015048 (DOC-1083) en C2015055 (DOC-1084 ) en C2015061 (DOC-1085) en C2015072 (DOC-1086) en C2015072 (DOC-1087) en C2016005 (DOC-265), ,
verwerkt en opgenomen in haar (bedrijfs)administratie
bestaande die valsheid hierin dat op genoemde facturen (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat werkzaamheden en diensten (op basis van een overeenkomst) zijn verricht, terwijl het verrichten van deze werkzaamheden en diensten in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
3.
zij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van geldbedragen van in totaal 498.649 euro, (van [naam bedrijf 1] en/of [naam verdachte rechtspersoon] .) (3a-OPV, p. 11),, de werkelijke aard, heeft verhuld, terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) (telkens) geldbedrag(en) van in totaal 498.649 euro, (van [naam bedrijf 1] en/of [naam verdachte rechtspersoon] .) (3a-OPV, p. 11), , heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s) wisten, dat bovenomschreven geldbedragen- onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
3.
medeplegen van gewoontewitwassen, gepleegd door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering waarom geen straf wordt opgelegd

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf aan de verdachte niet passend en geboden is. De verdachte wordt veroordeeld en is strafbaar omdat het handelen van [naam medeverdachte 3] aan haar wordt toegerekend. Op zitting is genoegzaam gebleken dat [naam medeverdachte 3] niet langer onderdeel uitmaakt van de [naam verdachte rechtspersoon] groep. Als de rechtbank thans een geldboete oplegt aan de verdachte, dan komt die uiteindelijk voor rekening van de huidige aandeelhouders, waaronder [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] is echter op zijn beurt vrijgesproken voor betrokkenheid bij de hiervoor bedoelde fraude. Het wringt dan ook om [naam medeverdachte 1] indirect te straffen voor handelen van [naam medeverdachte 3] . Dit maakt dat de rechtbank niet tot een strafoplegging aan de verdachte komt. Daar komt bij dat [naam medeverdachte 3] op zijn beurt bij vonnis van heden veroordeeld wordt en hem een straf wordt opgelegd, zodat de feiten ook niet onbestraft blijven.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte feit 1 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de feiten 2 en 3, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. A. Hello en mr. J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.Y. de Lange,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 mei 2012 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen,
te weten zij, verdachte, en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam 1] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 6] en/of [naam bedrijf 7] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam verdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 8] en/of [naam bedrijf 9] en/of [naam bedrijf 10] en/of [naam bedrijf 11] en/of [naam bedrijf 12] en/of één of meer ander(e) (rechts)perso(o)n(en),
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • valsheid in geschrifte (art 225 leden 1 en 2 Wetboek van Strafrecht); en/of
  • het opzettelijk niet danwel onjuist en/of onvolledig doen van een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n) (artikel 69 AWR); en/of
  • faillissementsfraude (artikel 341 e.v. Wetboek van Strafrecht); en/of
  • (gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht).
Art 140 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer en/of
‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
haar (bedrijfs)administratie, en/of de (bedrijfs)administratie van [naam bedrijf 1] , zijnde die bedrijfsadministratie (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) een of meerdere valse geschrift(en), waaronder/te weten:
  • een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [naam bedrijf 2] aan [naam verdachte rechtspersoon] ., waaronder/te weten de factu(u)r(en) met factuurnummer(s) 001.2015 (DOC-399) en/of 002.2015 (DOC-397) en/of 003.2015 (DOC-394) en/of 004.2015 (
  • een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam verdachte rechtspersoon] . aan [naam bedrijf 1] , waaronder/te weten de factu(u)r(en) met factuurnummer(s) C2015048 (DOC-1083) en/of C2015055 (DOC-1084 ) en/of C2015061 (DOC-1085) en/of C2015072 (DOC-1086) en/of C2015072 (DOC-1087) en/of C2016005 (DOC-265), in elk geval een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam verdachte rechtspersoon] . gericht aan [naam bedrijf 1] ,
althans een of meerdere valse geschrift(en), verwerkt en/of doen verwerken en/of opgenomen en/of doen opnemen in haar (bedrijfs)administratie en/of de (bedrijfs)administratie van [naam bedrijf 1] ,
bestaande die valsheid hierin dat op genoemde factu(u)r(en)/geschrift(en) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat werkzaamheden en/of diensten (op basis van een overeenkomst) zijn verricht, terwijl het verrichten van deze werkzaamheden en/of diensten in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals vermeld op genoemd(e) factu(u)r(en)/geschrift(en),
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair feit 2
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam verdachte rechtspersoon] . aan [naam bedrijf 1] , waaronder/te weten de factu(u)r(en) met factuurnummer(s) C2015048 (DOC-1083) en/of C2015055 (DOC-1084 ) en/of C2015061 (DOC-1085) en/of C2015072 (DOC-1086) en/of C2015072 (DOC-1087) en/of C2016005 (DOC-265), in elk geval een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam verdachte rechtspersoon] . aan [naam bedrijf 1] ,
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) (onder meer) -zakelijk weergegeven- vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden dat werkzaamheden en/of diensten (op basis van een overeenkomst) zijn verricht, terwijl het verrichten van deze werkzaamheden en/of diensten in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals vermeld op genoemde factu(u)r(en),
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 498.649 euro,
althans 462.099 euro, althans enig geldbedrag (van [naam bedrijf 1] en/of
[naam verdachte rechtspersoon] .) (3a-OPV, p. 11),
althans (telkens) een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 498.649 euro, althans 462.099 euro, althans enig geldbedrag (van [naam bedrijf 1] en/of [naam verdachte rechtspersoon] .) (3a-OPV, p. 11),
althans (een) (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zie 3a-OPV, p. 230 e.v. voor de geldstromen.
2.Zie de facturen van [naam verdachte rechtspersoon] . aan [naam bedrijf 1] , DOC-1083 tot en met DOC-1087 (p. 4969 e.v.) en DOC-265 (p. 3557) en de facturen van [naam bedrijf 2] aan [naam verdachte rechtspersoon] ., DOC-263 (p. 3555 – handgeschreven), DOC-266 (p. 3558) , DOC-286 (p. 3579), DOC-391 (p.3866), DOC-394 t/m 396 (p. 3869 e.v.) , DOC-401 (p. 3876) en DOC-404 (p. 3879).
3.Zie de verklaring [naam medeverdachte 3] , V024-2, p. 2483 voor DOC-265 en de verklaring [naam medeverdachte 3] , V024-03, p. 2501 voor de overige facturen
4.Zie de facturen van [naam verdachte rechtspersoon] ., genoemd in voetnoot 2.
5.Zie de verklaring [naam medeverdachte 3] , V024-03, p. 2493 e.v.
6.De berichten genoemd in de mail d.d. 23 september 2015, DOC-1055, p. 4884 en de mails, opgenomen in DOC-1059, p. 4893.
7.Zie de mail, DOC-422, p. 4060.
8.Zie de mail, DOC-1092, p. 4976.
9.Zie de verklaring van [naam medeverdachte 1] , V006-04, 2255.
10.Zoals blijkt uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] .
11.Zie de verklaring van [naam medeverdachte 3] , V024-03, p. 2505