In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van niet-ambtelijke omkoping, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Spijkerman. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De tenlastelegging betrof het aanbieden van giften aan medeverdachte [naam medeverdachte 1], die in dienst was bij [naam bedrijf 2], terwijl hij werkzaamheden verrichtte voor het bedrijf van de verdachte, [naam bedrijf 1].
Tijdens de zitting op 6 december 2018 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] wisten dat de werkzaamheden niet zonder toestemming van [naam bedrijf 2] mochten worden uitgevoerd. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet was aangetoond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de medeverdachte de werkzaamheden in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] had verricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. D.L. Spierings als voorzitter.