ECLI:NL:RBROT:2018:11083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
10/750352-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van niet-ambtelijke omkoping met betrekking tot werkzaamheden voor concurrent

In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van niet-ambtelijke omkoping, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Spijkerman. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De tenlastelegging betrof het aanbieden van giften aan medeverdachte [naam medeverdachte 1], die in dienst was bij [naam bedrijf 2], terwijl hij werkzaamheden verrichtte voor het bedrijf van de verdachte, [naam bedrijf 1].

Tijdens de zitting op 6 december 2018 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] wisten dat de werkzaamheden niet zonder toestemming van [naam bedrijf 2] mochten worden uitgevoerd. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet was aangetoond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de medeverdachte de werkzaamheden in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] had verricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. D.L. Spierings als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750352-16
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.S. Spijkerman, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) werkzaamheden heeft verricht voor [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ), het bedrijf van de verdachte, terwijl hij in dienst was bij [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). [naam medeverdachte 1] is hiervoor betaald door [naam bedrijf 1] , danwel een (andere vennootschap van) de verdachte en heeft dit verzwegen voor zijn werkgever. Hij heeft software geleverd aan [naam bedrijf 1] en VPN-verbindingen gemaakt voor [naam bedrijf 1] , zodat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , die werkzaam was bij [naam bedrijf 1] , zijn werkzaamheden kon uitvoeren. Uit de tapgesprekken blijkt dat zowel [naam medeverdachte 1] , als de verdachte wísten dat [naam medeverdachte 1] de werkzaamheden niet zonder voorafgaande toestemming van [naam bedrijf 2] mocht verrichten. Naar de mening van de officier van justitie levert dit niet-ambtelijke omkoping op.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen zich schuldig heeft gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Om tot een bewezenverklaring van niet-ambtelijke omkoping te kunnen komen dient onder meer vast komen te staan dat [naam medeverdachte 1] de werkzaamheden voor [naam bedrijf 1] heeft gedaan in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] .
Voor de uitleg van het bestanddeel “in dienstbetrekking heeft gedaan en/of nagelaten” heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het bestanddeel “in zijn bediening” van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (omkoping ambtenaren). Niet is vereist dat de ambtenaar in beginsel tot de handeling bevoegd is, maar slechts dat zijn functie hem tot het verrichten van de verlangde handeling in staat stelt.
Voor het verrichten van de werkzaamheden die [naam medeverdachte 1] worden verweten, het remote maken van gasmotoren/aanleggen van VPN-verbindingen, is bepaalde kennis en kunde nodig. Niet is gebleken dat de dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] voor uitvoeren van deze werkzaamheden van belang is geweest. Aldus is de rechtbank niet gebleken dat zijn functie [naam medeverdachte 1] tot het verrichten van de handelingen in staat heeft gesteld. Daarbij overweegt de rechtbank dat het gegeven dat [naam medeverdachte 1] de benodigde kennis en kunde zou hebben opgedaan door zijn werkzaamheden voor [naam bedrijf 2] in het verleden, dit niet anders maakt. Niet is komen vast te staan dat [naam medeverdachte 1] deze kennis niet buiten [naam bedrijf 2] kan hebben opgedaan. Er zijn immers ook werknemers van andere bedrijven die soortgelijke als de verweten werkzaamheden kunnen uitvoeren.
Anders ligt dit indien [naam medeverdachte 1] software en/of hardware waarover hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] de beschikking had aan [naam bedrijf 1] heeft overgedragen danwel ter beschikking heeft gesteld. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat hiervan sprake is geweest. Echter, als dit al vast zou komen te staan, dan kan op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat hier ‘giften of beloftes’ tegenover hebben gestaan. [naam medeverdachte 1] ontkent voor het verstrekken van software ooit enige betaling te hebben ontvangen, de facturen aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 3] die in het dossier zitten wijzen hier niet op en ook anderszins kan niet worden vastgesteld dat dit het geval zou zijn geweest. Wat dus ook zij van de vraag of [naam medeverdachte 1] ooit software of hardware heeft verstrekt aan [naam bedrijf 1] , nu niet kan worden vastgesteld dat hiervoor een gift, belofte of dienst is verstrekt, kan dit niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J. Geurts-de Veld en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Alblasserdam en/of Achtkarspelen en/of 's-Gravenzande, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan iemand, te weten [naam medeverdachte 1] , die anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] in de functie van Field Engineer Specialist naar aanleiding van hetgeen deze [naam medeverdachte 1] in dienstbetrekking heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, telkens een of meer gift(en) en/of een of meer belofte(s), te weten een of meer betaling(en) en/of het geven van een (of meer) opdracht(en) tot het verrichten van werk, al dan niet via [naam bedrijf 1] aan de eenmanszaak [naam bedrijf 4] en/of [naam medeverdachte 1] heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam medeverdachte 1] deze giften in strijd met zijn plicht zou verzwijgen tegen over zijn werkgever.