ECLI:NL:RBROT:2018:11066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
18.469 RK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende onderbouwing van het pluraliteitvereiste

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W. Huijzer, heeft gesteld dat zij een vordering heeft op de verweerster, eveneens een besloten vennootschap, ter hoogte van € 2.949,52, voortvloeiend uit een eerder vonnis van 6 juli 2018. Tijdens de zitting op 4 december 2018 is de verweerster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de verzoekster.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet in staat is geweest om het pluraliteitvereiste te onderbouwen, wat vereist is voor een faillietverklaring. Dit vereiste houdt in dat er summierlijk moet blijken van het bestaan van meerdere crediteuren die onbetaald zijn gelaten. Verzoekster heeft weliswaar gesteld dat er meerdere crediteuren zijn, maar heeft deze stelling niet onderbouwd met concrete gegevens of bewijsstukken. De rechtbank heeft geen kennisgenomen van een verweerschrift dat na de zitting is ontvangen, omdat dit niet tijdig was ingediend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Het verzoek tot faillietverklaring is daarom afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van griffier M. Bijnagte. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor de partijen die daartoe recht hebben, binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Uitspraak datum: 11 december 2018
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster]
gevestigd te [adres 1] ,
verzoekster
advocaat: mr. M.W. Huijzer
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster]
[adres 2]
[plaats] ,
statutair gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
verweerster.,

1.De procedure

Op 4 december 29018 is mr. A.P. van Elswijk, namens mr. M.W. Huijzer, advocaat van verzoekster in raadkamer gehoord. Hoewel behoorlijk opgeroepen is verweerster niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Verzoekster heeft gesteld dat zij uit hoofde van een vonnis van 6 juli 2018 een vordering op verweerster heeft voor een totaalbedrag van pro resto € 2,949,52. Voorts heeft verzoekster desgevraagd ter zitting onder verwijzing naar voornoemd vonnis van 6 juli 2018 gesteld dat er sprake is van een steunvordering van [bedrijf] . Deze vordering is niet voldaan en verweerster verkeert aldus in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.

3.De beoordeling

De rechtbank heeft geen kennisgenomen van het verweerschrift van de bestuurder van verweerster, dat eerst na de mondelinge behandeling van de faillissementsaanvraag (en na het sluiten van de zitting) is ontvangen, op een moment dat vonnis was bepaald.
Artikel 6, derde lid van de Faillissementswet (Fw) bepaalt dat summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten en of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Hiervoor is in ieder geval vereist dat summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van verzoekster en dat summierlijk blijkt dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. In het kader van dit laatste vereiste moet summierlijk zijn gebleken dat meer dan één crediteur onbetaald wordt gelaten.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift gesteld dat sprake is van meerdere crediteuren. Zij heeft die stelling niet onderbouwd, door bijvoorbeeld het noemen van de naam van de crediteur en een verwijzing naar stukken. De rechtbank heeft verzoekster ter zitting gevraagd het pluraliteitsvereiste nader te onderbouwen. Verzoekster heeft toen verwezen naar het bij het verzoekschrift overgelegde vonnis van 6 juli 2018 en betoogd dat hieruit een steunvordering van [bedrijf] voortvloeit. Dat is echter niet wat in dit vonnis staat. In de procedure die tot dit vonnis heeft geleid trad verzoekster op als eiser tegen verweerster en [bedrijf] als gedaagden. Tegen beiden is de vordering van verweerster toegewezen. Uit het vonnis blijkt met andere woorden wel van meerdere debiteuren van verzoekster, maar niet van meerdere crediteuren van verweerster. Ook desgevraagd heeft verzoekster geen andere steunvorderingen kunnen opgeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Het verzoek tot faillietverklaring wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is op 11 december 2018 gegeven door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van M. Bijnagte, griffier. [1]

Voetnoten

1.