ECLI:NL:RBROT:2018:11064

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
15.1555 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot verwijten van schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan over de verlening van de schone lei aan de schuldenares, die onder de schuldsaneringsregeling valt. De schuldenares was eerder toegelaten tot de regeling op 26 november 2015. Tijdens de zitting op 23 november 2018 hebben schuldeisers zich verzet tegen de verlening van de schone lei, met argumenten dat de schuldenares voor toelating haar woning met overwaarde had verkocht en geen aflossingen had gedaan op haar schulden. Daarnaast werd er gesuggereerd dat zij onterecht gebruik maakte van haar financiële middelen door dure aankopen te doen en op vakantie te gaan. De bewindvoerder heeft echter verklaard dat de schuldenares zich aan haar verplichtingen heeft gehouden en dat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwijten van de schuldeisers, die deels betrekking hadden op de periode voor toelating, niet aan de verlening van de schone lei in de weg staan. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en verleende haar de schone lei, waarmee de bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de bewindvoerder verder onderzoek moet doen naar de waarde van de geëxpireerde polissen van de schuldenares, die mogelijk ten goede komen aan de schuldeisers. De uitspraak biedt een duidelijk kader voor de rechten en plichten van de betrokken partijen in het kader van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 30 november 2018
Bij vonnis van deze rechtbank van 26 november 2015 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares] ,
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: mr. P.A. Loeff.

1.De procedure

De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 23 november 2018. Schuldenares, bijgestaan door haar advocaat de heer mr. H. Carels, de bewindvoerder en de heren [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] , schuldeisers, zijn ter terechtzitting verschenen. De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De heren [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] hebben zich ter terechtzitting verzet tegen verlening van de schone lei aan schuldenares. Zij hebben aangevoerd dat schuldenares, voordat zij werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, haar woning met overwaarde heeft verkocht. Van deze overwaarde heeft zij niets afgelost op haar schulden. Bovendien heeft zij – ook vóór toelating – haar auto laten overschrijven en is zij op haar eigen verzoek minder uren per week gaan werken. De schuldeisers hebben moeten toezien hoe schuldenares meerdere keren per vliegtuig naar verre vakantieoorden vertrok, haar huurwoning volledig liet verbouwen en dure spullen aanschafte. Nu is gebleken dat schuldenares drie lijfrentepolissen heeft, waarvan de looptijd vermoedelijk op 15 november 2018 is geëxpireerd. De schuldeisers hebben zich op het standpunt gesteld dat de waarde van deze polissen in de boedel moet vloeien.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat schuldenares alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren is nagekomen. Zij heeft hem gedurende drie jaar voldoende stukken, waaronder sollicitatiebewijzen, doen toekomen. Bovendien heeft zij voldoende afgedragen aan de boedel en heeft zij geen nieuwe schulden laten ontstaan. Tijdens het huisbezoek heeft de bewindvoerder, na een bericht dat schuldenares sieraden van waarde in bezit zou hebben, samen met een collega grondig de woning doorzocht. Zij hebben niets van waarde aangetroffen. Kort na toelating heeft hij navraag gedaan bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Op dat moment, en ook kort daarvoor, stonden er geen kentekens op naam van schuldenares. De bewindvoerder heeft toegezegd na te zullen gaan of de waarde van de lijfrentepolissen ineens kan worden opgeëist en dan aan de boedel kan toekomen. Dit onderzoek staat los van de vraag of aan schuldenares de schone lei kan worden verleend, aldus de bewindvoerder. Hij heeft de rechtbank voorgesteld om schuldenares de schone lei te verlenen.

3.De beoordeling

De verwijten van de ter terechtzitting aanwezige schuldeisers zien deels op de periode voorafgaand aan toelating tot de schuldsaneringsregeling en zijn door de schuldeisers ook gedurende de regeling aan de bewindvoerder medegedeeld. De rechtbank stelt vast dat deze punten destijds niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg hebben gestaan en evenmin gedurende de schuldsaneringsregeling hebben geleid tot een voordracht tot tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350 lid 3 sub f van de Faillissementswet (Fw). Deze verwijten kunnen thans geen rol meer spelen bij beantwoording van de vraag of aan de schuldenares de zogenoemde “schone lei” kan worden verleend.
De verwijten die de schuldeisers schuldenares hebben gemaakt ten aanzien van haar gedrag gedurende de schuldsaneringsregeling zijn door de bewindvoerder onderzocht. Dat sprake is van verwijtbare gedragingen die aan de voortzetting van de regeling in de weg zouden moeten staan, is de bewindvoerder niet gebleken.
Volgens de bewindvoerder heeft schuldenares zich gedurende de regeling naar behoren aan alle verplichtingen gehouden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat schuldenares gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer verplichtingen is tekortgeschoten. Aan schuldenares zal daarom de schone lei worden verleend.
Het voorgaande laat onverlet dat de bewindvoerder alsnog, zoals door hem ook ter zitting toegezegd, zal moeten onderzoeken of de polissen van schuldenares, die gedurende de looptijd zijn geëxpireerd, ten behoeve van de schuldeisers afdoende zijn vereffend, in aanmerking nemende de belangen van zowel de schuldeisers als schuldenares. Dat sprake is van polissen ex artikel 21 lid 7 Fw, die als zodanig buiten de boedel vallen, komt de rechtbank niet zonder meer aannemelijk voor, nu de verzekeraar eerder een voorstel heeft gedaan voor afkoop van die polissen. Dat lijkt immers niet met elkaar in overeenstemming. Voorts heeft de verzekeraar aangegeven dat schuldenares er voor kan
kiezen(cursivering rechtbank) op 65-jarige leeftijd het eindkapitaal om te zetten naar een periodieke uitkering, hetgeen de vraag oproept of zij er ook voor kan kiezen het eindkapitaal ineens te laten uitkeren. De bewindvoerder zal het resultaat van zijn bevindingen aan de rechter-commissaris moeten voorleggen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt vast dat schuldenares niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 26 november 2018;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.214,21.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.