ECLI:NL:RBROT:2018:11061

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
10/186758-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woninginbraak en verzet tegen ambtenaar

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Babil (Irak), die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was in het Detentiecentrum Schiphol. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een woninginbraak op 20 september 2018 te Rotterdam, waarbij hij samen met anderen 950 euro en sieraden heeft weggenomen. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door een politieambtenaar, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de ambtenaar. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, maar verklaarde het eerste feit bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 maanden op, rekening houdend met de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers. De verdachte werd ook veroordeeld tot teruggave van in beslag genomen geld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/186758-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te Babil (Irak) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp,
raadsvrouw mr. C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te ‘s-Gravenhage.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • teruggave aan de verdachte van het onder hem in beslag genomen geldbedrag ter waarde van € 83,80.

Waardering van het bewijs

Feit 2
Standpunt officier van justitie
Op grond van de verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] en van de door hem en zijn collega-verbalisant in processen-verbaal weergegeven bevindingen acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met geweld heeft verzet bij zijn aanhouding, waardoor verbalisant [naam slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [naam slachtoffer 1] bij de aanhouding van de verdachte ten val is gekomen en hierdoor letsel aan zijn hand heeft opgelopen. De rechtbank kan echter met onvoldoende mate van overtuiging vaststellen dat deze val is veroorzaakt door een (opzettelijke) schoppende beweging van de verdachte.
De rechtbank ziet voorts onvoldoende bewijs voor het ten laste gelegde ‘rukken en/of trekken in een richting tegengesteld aan die waarin de verbalisant(en) hem wilde(n) geleiden’, aangezien de verbalisanten enkel spreken over het
duwenin een tegengestelde richting.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 september 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, 950 euro, en sieraden en
eenhorloge,
dieaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde
n, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de

toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners. Daarnaast heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de bewoners, door bijna duizend euro aan contant geld en enkele sieraden van aanzienlijke waarde weg te nemen. Bovendien worden door dergelijke vergrijpen de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt, bij buurtbewoners (waarvan enkelen zelfs getuigen waren) in het bijzonder.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 november 2018 blijkt dat de verdachte weliswaar in 2013 eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar dat de pleegdatum van deze feiten is gelegen in het jaar 2010. Vanwege deze ouderdom zal de rechtbank de eerdere veroordeling niet als strafverzwarende omstandigheid meewegen.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden genoemd. De rechtbank neemt deze straf tot uitgangspunt en ziet voorts geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden.

In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen contante geld ter waarde van € 83,80 zal, conform de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding € 275,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
In deze procedure wordt daarom over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen geplaatste contante geld ter waarde van € 83,80,-
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2018.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 950 euro, althans enig geldbedrag en/of een of meerdere sieraden en/of horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Rotterdam, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , aspirant van politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door opzettelijk gewelddading te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde [naam slachtoffer 1] verdachte trachtte te geleiden en/of (een) schoppende bewegingen te maken richting die [naam slachtoffer 1] , waardoor genoemde [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand bij die [naam slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Rotterdam, een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 1] , asprirant van politie Eenheid Rotterdam gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door een schoppende beweging te maken tegen de benen van die [naam slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen.