ECLI:NL:RBROT:2018:11059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
10/190267-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het invoeren en voorhanden hebben van heroïne

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren en voorhanden hebben van heroïne. De verdachte, geboren in Bamenda (Kameroen) en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. E. Baars, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 september 2018 een postpakket met 282,3 gram heroïne had ontvangen, maar dat zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het pakket niet als ongeloofwaardig kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de invoer en het voorhanden hebben van de heroïne, maar dat de verdachte wel had bijgedragen aan de invoer van het pakket. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar verklaarde wel bewezen dat hij het pakket met 10 gram heroïne voorhanden had gehad. De rechtbank legde een straf op van 13 dagen hechtenis voor de invoer en 1 dag voor het voorhanden hebben van de heroïne, en gelastte de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/190267-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te Bamenda (Kameroen) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoon.

Waardering van het bewijs

Inleiding
Na een tip van de Franse autoriteiten werd door de Nederlandse politie in een postpakket een hoeveelheid van 282,3 gram heroïne aangetroffen. Het pakket bleek te zijn verzonden vanuit Rwanda naar het adres [adres delict] te Rotterdam. Een hoeveelheid van 10 gram heroïne werd voor aflevering in het pakket terug gedaan. De verdachte heeft het pakket op 25 september 2018 bij bezorging in ontvangst genomen.
De verdachte heeft verklaard dat met zijn toestemming door een vriend, genaamd [naam] , een pakket babyspullen vanuit Afrika is verstuurd naar zijn verblijfsadres aan de [verblijfadres verdachte] in Rotterdam, zodat hij het voor hem in ontvangst kon nemen. Bij aflevering van het pakket heeft de verdachte aan de bezorger op zijn telefoon een identiteitsbewijs getoond van de geadresseerde.
Standpunt officier van justitie
De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het door hem in ontvangst genomen pakket heroïne bevatte, is volstrekt ongeloofwaardig. Uit de Whatsapp-berichten op zijn telefoon blijkt dat de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de illegale inhoud van het pakket. Ook heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd en heeft hij ervoor gezorgd dat het pakket niet op nummer 2, maar op nummer 4 zou worden afgegeven.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachtes verklaring niet als volstrekt ongeloofwaardig kan worden aangemerkt. Bij die stand van zaken zal op grond van (overige) feiten en omstandigheden de wetenschap van de heroïne in het pakket moeten worden vastgesteld. De door de officier van justitie geschetste omstandigheden bieden dat die grondslag niet en ook overigens biedt het dossier onvoldoende basis voor die vaststelling. Opzet op de invoer en het voorhanden hebben van verdovende middelen kan daarmee niet worden bewezen.
Wel bewezen kan worden dat de verdachte het pakket tezamen en in vereniging met een ander feitelijk heeft ingevoerd in Nederland en dat hij het pakket, dat toen feitelijk nog 10 gram heroïne bevatte, voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 impliciet primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Het onder 1 meer subsidiair en onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde zal wel worden bewezenverklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. meer subsidiair
hij in de periode 13 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 282,3 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 25 september 2018 te Rotterdam aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2 impliciet subsidiair:
handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De verdachte heeft 282,3 gram heroïne in Nederland ingevoerd door op verzoek van een vriend van hem een postpakket afkomstig uit Rwanda in ontvangst te nemen. Daarnaast heeft hij het pakket met daarin (de na onderschepping door de Franse douane en de Nederlandse politie resterende) 10 gram heroïne voorhanden gehad.
Heroïne is een voor de volksgezondheid gevaarlijke stof. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid moet de heroïne bestemd zijn voor verdere verspreiding en handel. De handel in heroïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Door deze feiten worden daarom zowel de volksgezondheid als de maatschappelijke veiligheid bedreigd.
Uit de strafrechtelijke documentatie van de verdachte blijkt dat hij geen relevante recidive heeft op het gebied van de Opiumwet. Zijn documentatie is daarom in elk geval geen strafverzwarende omstandigheid.
Vanwege de ernst van het feit acht de rechtbank de oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en geboden. Anders dan de officier van justitie neemt de rechtbank niet aan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in het postpakket. De rechtbank komt daardoor tot een aanzienlijk kortere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een hechtenis van 13 dagen voor de invoer en 1 dag voor het voorhanden hebben passend en geboden.

In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd te verklaren.
Beoordeling
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het opzet op de invoer en het voorhanden hebben van de heroïne. Onder die omstandigheid acht de rechtbank de oplegging van de bijkomende straf van de verbeurdverklaring niet passend. Ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoon zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
13 dagen hechtenisvoor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde en tot
1 daghechtenis voor het onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van de mobiele telefoon (Apple iPhone 7 Plus (wit)), geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2018.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 13 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een/of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 282,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(een) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode 13 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 282,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode 13 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- uit te leggen hoe track and trace werkt en/of
- een adres door te geven waar het pakket heen gezonden kon worden en/of
- te kijken of genoemd pakket onderweg was en/of
- de vervoerder te bellen dat genoemd pakket op een ander huisnummer bezorgd moest worden en/of
- genoemd pakket aan te nemen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 13 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een/of anderen, althans alleen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 282,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.