ECLI:NL:RBROT:2018:11058

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
10/741038-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot diefstal met geweld en afpersing; veroordeling voor wederspannigheid

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en afpersing, alsook van wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2016 op de Westblaak/Eendrachtsplein te Rotterdam geweldshandelingen heeft gepleegd richting drie aangevers. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze geweldshandelingen heeft gepleegd met het opzet om de aangevers af te persen of te beroven. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Wat betreft het tweede feit, de wederspannigheid, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de politie. Dit verzet bestond uit ongecontroleerde bewegingen met zijn armen en bovenlichaam, waardoor hij probeerde uit de greep van de opsporingsambtenaren te komen. De rechtbank heeft dit feit wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte hiervoor veroordeeld.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de rechtbank heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De benadeelde partij die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/741038-16
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven op enig adres in de basisregistratie personen,
ter terechtzitting opgegeven feitelijk te verblijven op het adres:
[verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging tot diefstal met geweld;
  • bewezenverklaring van het (tevens) onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging tot afpersing en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding.

Waardering van het bewijs

Feit 1
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 22 januari 2016 op de Westblaak/ Eendrachtsplein te Rotterdam geweldshandelingen heeft gepleegd richting de aangevers [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . Dit volgt uit de beschrijving van de camerabeelden, de verklaringen van de drie aangevers en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank echter in onvoldoende mate de overtuiging gekregen dat de verdachte deze geweldshandelingen heeft gepleegd met het opzet om de aangevers - kort gezegd - af te persen (of te beroven). De reden hiervoor is dat de verklaringen van de aangevers elkaar onvoldoende ondersteunen voor wat betreft de uitlatingen die de verdachte tegen hen heeft gedaan.
Het onder 1 ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feit 2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 22 januari 2016 te Rotterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] , beiden hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam,
dieverdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had(den) aangehouden en vastgegrepen,
doorzich met geweld
te verzettentegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht
- ongecontroleerde bewegingen met arm en bovenlichaam te maken om daarmee te proberen uit de greep van die opsporingsambtenaren te komen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

wederspannigheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding door de politie door met kracht ongecontroleerde bewegingen te maken. Dit is vervelend gedrag waarmee hij het werk van de politie heeft bemoeilijkt en waardoor bovendien het gezag van de betreffende ambtenaren wordt aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft dus geen invloed op de hoogte van de straf.
Daarnaast heeft de reclasseringsafdeling van Antes een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 november 2018. Dit rapport bevat het advies om, in geval van een veroordeling, aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering van Antes, ambulante behandeling door stichting Mozaïk en een inspanningsverplichting om een nuttige dagbesteding te verkrijgen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tevreden is met de huidige reclasseringsbegeleiding die hij in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis ontvangt en dat hij deze begeleiding wil voortzetten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank een taakstraf passend. Vanwege de ouderdom van het feit zal de duur van de op te leggen taakstraf enigszins gematigd worden tot 40 uur.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, namelijk 20 uur, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de verdachte in het kader van deze strafzaak al geruime tijd onder toezicht van de reclassering staat zal de proeftijd worden beperkt tot één jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 550,- aan materiële schade en een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen. De benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen deze vordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 180 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
20 (twintig) uren (subsidiair 10 (tien) dagen hechtenis)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 1 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten diagnosticeren en onder ambulante behandeling laten (blijven) stellen van stichting Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich hierbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de afname van urinecontroles kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich inspannen om een nuttige dagbesteding te verkrijgen en te behouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2016 te Rotterdam op de openbare weg, Westblaak/Eendrachtsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de en/of de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een schuld,
welk geweld en/of bedreiging met geweld beston(en) uit het
- ( dreigend) opdringen aan/tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- ( meermalen) geven van klapjes en/of slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- ( met kracht) bij de nek vastpakken van die [naam slachtoffer 1] en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] toevoegen van de woorden: "Als je me niks geeft, steek ik je." en/of "Geef je spullen." en/of “je/jullie moeten iets van ons kopen”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2016 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , (beiden) hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam, allen belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en / of onderzoeken van strafbare feiten, verdachte op verdenking van artikel 312 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde die genoemde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (met kracht)
- ongecontroleerde bewegingen met arm(en) en/of bovenlichaam te maken om daarmee te proberen uit de greep van die opsporingsambtena(a)r(en) te komen en/of
- zijn, verdachtes, vuist te ballen.