Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het verloop van het geding
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de griffier van 8 augustus 2018, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 oktober 2018;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge overgelegde spreekaantekeningen;
2.De vaststaande feiten
“(…)
a. voor zich in privé;
b. met een vervangende machtiging van de rechtbank als bedoeld in artikel 3:301 BW namens eiser.
€ 325.000,00 en dat hij het uitgebrachte bod (van gedaagde) van € 360.000, gelet op de geplande veiling van de woning op 13 december 2017, slechts dan aan de Westland Utrecht Hypotheekbank wilde voorleggen, indien [ex-partner] gedaagde zover kreeg om de woning uiterlijk een dag voor de veiling af te nemen.
3.De vordering
‘voor zover de man niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet’. Het vonnis verleent, voor het geval de opschortende voorwaarden zich voordoen, geen volmacht aan [ex-partner] , maar bepaalt slechts dat voor die gevallen het vonnis mag worden gebruikt in plaats van de toestemming, wilsverklaring of handtekening van eiser.
12 december 2017 eveneens nietig, althans vernietigbaar is, enerzijds omdat het registergoed is overgedragen ter uitvoering van een nietige koopovereenkomst en anderzijds omdat de akte van levering aan hetzelfde euvel lijdt als de koopovereenkomst, te weten dat het vonnis van 19 september 2016 kennelijk is opgevat als een onvoorwaardelijke volmacht aan [ex-partner] om de leveringsakte als gevolmachtigde namens eiser te ondertekenen. Gedaagde heeft de woning dus gekocht van een beschikkingsonbevoegde, die tevens de leveringsakte heeft ondertekend, zulks terwijl in beide gevallen niet was voldaan aan de opschortende voorwaarden van het vonnis.
4.Het verweer
5.De beoordeling
- [ex-partner] de bevoegdheid wordt gegeven om een makelaar aan te wijzen (3.4),
- het verstekvonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser tot het in de verkoop geven van de woning bij een door [ex-partner] aan te wijzen makelaar (3.6),
- het verstekvonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser voor de acceptatie van het bod zal vervangen, indien de makelaar adviseert het uitgebrachte bod te accepteren (3.7), en
- het verstekvonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser bij het ondertekenen van de koop-verkoopovereenkomst en bij de daarop volgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan te wijzen notaris (3.8).
‘vervangende machtiging van de rechtbank als bedoeld in artikel 301 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek’. Het is de vraag of er, zoals eiser heeft aangevoerd, op gedaagde een onderzoeksplicht rustte naar de beschikkingsbevoegdheid van [ex-partner] ten aanzien van de vervreemding van de woning, nu er kennelijk sprake was van een vervangende machtiging van de rechtbank. Wat hier verder ook van zij, nu ook in de leveringsakte een gelijkluidende passage is opgenomen, heeft gedaagde er op mogen vertrouwen dat de notaris daarnaar, zoals zijn taak is, een deugdelijk onderzoek heeft ingesteld en dat hem in het kader daarvan niet was gebleken dat [ex-partner] beschikkingsonbevoegd was. Uit de omstandigheid dat gedaagde zich hiervan niet zelf heeft vergewist, noch uit het feit dat zij de koopovereenkomst kort na het sluiten daarvan heeft doen inschrijven in het kadaster, kan worden afgeleid dat zij te dezer zake niet te goeder trouw is geweest.
6.De beslissing
voor zover het de proceskostenveroordeling betreftuitvoerbaar bij voorraad.