ECLI:NL:RBROT:2018:11056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
10 / 546079 / HA ZA 18-240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst en teruglevering onroerend goed na verkoop door ex-partner met rechterlijke machtiging

In deze zaak vordert eiser, de man, vernietiging van een koopovereenkomst en teruglevering van een woning die door zijn ex-partner is verkocht met een rechterlijke machtiging. De ex-partner had de woning verkocht aan gedaagde, terwijl eiser de verplichting had om de woning te verkopen op basis van een eerder vonnis van de rechtbank. Eiser stelt dat de ex-partner onbevoegd was om de koopovereenkomst te sluiten en dat de gedaagde niet te goeder trouw was, omdat zij op de hoogte was van de situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de hoofdveroordeling uit het eerdere vonnis, waardoor de ex-partner bevoegd was om de woning te verkopen. De rechtbank wijst de vordering van eiser af, oordelend dat de koopovereenkomst en de daaropvolgende levering rechtsgeldig zijn. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
Zaak-/rolnummer: 10 / 546079 / HA ZA 18-240
Uitspraak: 12 december 2018
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Gorinchem,
eiser,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Gorinchem,
gedaagde,
advocaat mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 26 februari 2018 en de door eiser overgelegde producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de griffier van 8 augustus 2018, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 oktober 2018;
  • de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge overgelegde spreekaantekeningen;
1.2
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Eiser en [ex-partner] (hierna: [ex-partner] ) hebben een affectieve relatie gehad.
2.2
Eiser was enig eigenaar van het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden gelegen te [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Gorinchem, [kadastraal nummer 1] , alsmede van het één/vierde aandeel in het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van een berging/garage, gelegen te [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Gorinchem, [kadastraal nummer 2] , hierna tezamen ‘de woning’ te noemen.
[ex-partner] heeft zich tijdens de relatie met eiser verbonden aan de hypothecaire geldlening voor de woning bij de Westland Utrecht Hypotheekbank N.V..
2.3
[ex-partner] heeft eiser bij exploot van 8 juli 2016 in kort geding doen dagvaarden voor de voorzieningenrechter van Team Familie van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft bij vonnis van 19 september 2016 bij verstek van de vordering van [ex-partner] jegens eiser voor zover thans van belang het volgende toegewezen:
“(…)
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen man,
3.2.
veroordeelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot verkoop van het woonhuis met kantoorruimte staande en gelegen aan [adres 1] / [adres 3] , kadastraal bekend gemeente Gorinchem, [kadastraal nummer 3] , groot één are en één centiare en het één/vierde onverdeelde aandeel in het appartementsrecht van de garage op de begane grond, plaatselijk bekend [adres 2] , kadastraal bekend gemeente Gorinchem, [kadastraal nummer 2] , uitmakende het één/derde aandeel in de grond met opstallen, ten tijde van de splitsing kadastraal bekend gemeente Gorinchem, [kadastraal nummer 4] , groot zevenendertig centiare (hierna tezamen aangeduid als: het onroerend goed), inhoudende dat:
- de man een makelaar inschakelt, die binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis de
vraag- en laatprijs bepaalt;
- het onroerend goed binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis te koop zal worden
gezet via deze makelaar;
- de man meewerkt aan bezichtigingen van het onroerend en de makelaar hiertoe ook een
sleutel beschikbaar zal stellen;
- de man het advies van de makelaar zal opvolgen, ook aangaande de uiteindelijke
verkoopprijs;
- de man de bij verkoop van het onroerend goed de koop-verkoop-overeenkomst zal
ondertekenen;
- de man na verkoop alle medewerking zal verlenen aan de levering van het onroerend goed
via de door de koper(s) aan te wijzen notaris;
3.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag dat hij niet aan de in 3.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,-;
3.4.
bepaalt dat voor zover de man niet binnen een termijn van vier weken aan de in 3.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet een door de vrouw aan te wijzen makelaar, in
opdracht en voor rekening van de man zal bemiddelen bij de verkoop van het onroerend goed,
3.5.
machtigt de vrouw om zelf al datgene te bewerkstellingen dat leidt tot verkoop van het onroerend goed, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
3.6.
bepaalt dat voor zover de man niet aan de in 3.2. uitgesproken hoofdveroordeling
voldoet dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring
en/of handtekening van de man tot het in de verkoop geven van het onroerend goed bij een
door de vrouw aan te wijzen makelaar.
3.7.
bepaalt dat voor zover de man niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling
voldoet dat, indien een bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dit bod te accepteren, dit vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man voor de
acceptatie van het bod zal vervangen,
3.8.
bepaalt dat voor zover de man niet aan de in 3.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of
handtekening van de man bij het ondertekenen van de koop-verkoop-overeenkomst en bij de
daaropvolgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan de wijzen
notaris,
3.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
(…)”
2.4
Na het wijzen van het onder 2.3 bedoelde vonnis van de rechtbank heeft [ex-partner] opdracht gegeven aan Pullen Makelaardij te Uitwijk om de woning te verkopen. Dit heeft geleid tot een koopovereenkomst met gedaagde, die door [ex-partner] en gedaagde op 21 september 2017 is ondertekend. [ex-partner] heeft de koopovereenkomst ondertekend:
a. voor zich in privé;
b. met een vervangende machtiging van de rechtbank als bedoeld in artikel 3:301 BW namens eiser.
De koopprijs bedroeg € 360.000.
2.5
[ex-partner] heeft bij e-mail van 13 september 2017 aan de heer [medewerker] van Hypocasso, die in opdracht van de Westland Utrecht Hypotheekbank voorbereidingen trof om de woning op 13 december 2017 te laten veilen, meegedeeld dat gedaagde aan haar een bod van € 360.000 had uitgebracht, met een voorgenomen overdracht van de woning uiterlijk op 26 februari 2018 (of zoveel eerder als partijen nog zouden overeenkomen). Voorts schreef [ex-partner] in deze e-mail onder meer nog het volgende:
“(…) Ik wil de heer [eiser] pas op de hoogte brengen tot het moment dat ik mijn handtekening voor de verkoop heb gezet. (…)”
2.6
De heer [medewerker] heeft in een e-mail van 14 september 2017 aan [ex-partner] gereageerd op haar e-mail van 13 november 2017. Hij schreef haar onder meer dat de waarde van de woning blijkens een zeer recente taxatie € 390.000 bedroeg, de executiewaarde
€ 325.000,00 en dat hij het uitgebrachte bod (van gedaagde) van € 360.000, gelet op de geplande veiling van de woning op 13 december 2017, slechts dan aan de Westland Utrecht Hypotheekbank wilde voorleggen, indien [ex-partner] gedaagde zover kreeg om de woning uiterlijk een dag voor de veiling af te nemen.
2.7
Van Heeswijk Notarissen N.V. de Rotterdam heeft eiser bij brief van 29 november 2017 opgave gedaan van een vijftal biedingen dat in het kader van een door de hypotheekverstrekker georganiseerde veiling van de woning is uitgebracht, variërend van € 152.600 tot € 371.000.
2.8
De akte van levering van de woning aan gedaagde is op 12 december 2017 verleden.

3.De vordering

De vordering luidt, dat de rechtbank Rotterdam, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A.
verklaart voor recht dat dat de koopovereenkomst die is gesloten tussen [ex-partner] en gedaagde met betrekking tot het registergoed te Gorinchem, [adres 1] , nietig is;
verklaart voor recht dat de notariële overdracht van het registergoed te Gorinchem,
[adres 1] , door [ex-partner] aan gedaagde, nietig is;
althans
B.
verklaart voor recht dat [ex-partner] onbevoegd was tot het sluiten van voornoemde
koopovereenkomst en het (doen) verlijden van de akte van levering, en op basis daarvan de genoemde koopovereenkomst en akte van levering vernietigt;
C.
gedaagde veroordeelt tot teruglevering van het registergoed te Gorinchem, [adres 1]
1. aan eiser, zulks binnen 2 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, zulks met machtiging van eiser om het in deze zaak te wijzen vonnis in de plaats te doen stellen van medewerking van gedaagde aan de teruglevering;
D.
gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure, die voor salaris van de advocaat
van eiser daaronder begrepen.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft eiser aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
De koopovereenkomst tussen [ex-partner] en gedaagde is nietig, aangezien [ex-partner] niet bevoegd was om de koopovereenkomst te sluiten. Het vonnis van 19 september 2016 behelst in de hoofdveroordeling onder 3.2 geen machtiging aan [ex-partner] , maar slechts verplichtingen aan het adres van eiser. Het dictum van het vonnis behelst onder 3.6 tot en met 3.8 geen onvoorwaardelijke volmacht aan [ex-partner] om de verkoop en levering van de woning te bewerkstelligen. Deze onderdelen van het vonnis zijn gekoppeld aan een opschortende voorwaarde,
‘voor zover de man niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet’. Het vonnis verleent, voor het geval de opschortende voorwaarden zich voordoen, geen volmacht aan [ex-partner] , maar bepaalt slechts dat voor die gevallen het vonnis mag worden gebruikt in plaats van de toestemming, wilsverklaring of handtekening van eiser.
Eiser heeft weliswaar geen uitvoering gegeven aan de verplichting in het vonnis om een makelaar in te schakelen, zodat [ex-partner] ingevolge 3.4 van het vonnis gerechtigd was om een makelaar in te schakelen, maar vervolgens is eiser door [ex-partner] doelbewust buiten het verkooptraject gehouden, terwijl het vonnis voorschrijft dat eiser degene is die de daarin genoemde handelingen moest verrichten en dat slechts in het geval van niet-voldoening het vonnis in de plaats treedt. Dit klemt temeer nu uit de onder 2.6 aangehaalde e-mail van [ex-partner] blijkt dat zij er op uit was om de verkoop en levering te effectueren buiten eiser om.
De nietigheid van de koopovereenkomst is inmiddels aan gedaagde kenbaar gemaakt. Wanneer de nietigheid op grond van het vorenstaande niet aanstonds vast staat wenst eiser de overeenkomst te vernietigen.
Het vorenstaande impliceert tevens dat de notariële overdracht van de woning op
12 december 2017 eveneens nietig, althans vernietigbaar is, enerzijds omdat het registergoed is overgedragen ter uitvoering van een nietige koopovereenkomst en anderzijds omdat de akte van levering aan hetzelfde euvel lijdt als de koopovereenkomst, te weten dat het vonnis van 19 september 2016 kennelijk is opgevat als een onvoorwaardelijke volmacht aan [ex-partner] om de leveringsakte als gevolmachtigde namens eiser te ondertekenen. Gedaagde heeft de woning dus gekocht van een beschikkingsonbevoegde, die tevens de leveringsakte heeft ondertekend, zulks terwijl in beide gevallen niet was voldaan aan de opschortende voorwaarden van het vonnis.
Gedaagde kon weten, dat niet [ex-partner] maar eiser eigenaar van de woning was, zodat zij zich had moeten vergewissen van de bevoegdheid van [ex-partner] om met haar rechtshandelingen te sluiten met betrekking tot de woning. Omdat zowel in de koopovereenkomst als in de leveringsakte wordt verwezen naar de van de rechtbank verkregen volmacht van [ex-partner] , moet gedaagde zich bewust zijn geweest van de eventuele beperkingen die daaraan kleven en haar had in een oogopslag duidelijk kunnen worden dat [ex-partner] ruimschoots buiten haar bevoegdheid trad. Eiser heeft tevens reden om aan te nemen dat gedaagde niet te goeder trouw is, omdat zij de koopovereenkomst onmiddellijk na de ondertekening heeft doen inschrijven in het kadaster.
Eiser vordert dan ook dat de rechtbank voor recht verklaart dat de koopovereenkomst en de daaropvolgende levering van de woning nietig zijn, althans dat deze worden vernietigd. Het gevolg hiervan is dat de woning moet worden terug geleverd aan eiser, hetgeen door eiser wordt gevorderd onder verbeurte van een dwangsom en met machtiging om de teruglevering feitelijk te kunnen effectueren.

4.Het verweer

Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van eiser in de kosten van het geding.
Gedaagde heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Eiser heeft erkend dat hij niet heeft voldaan aan de hoofdveroordeling onder 3.2 van het vonnis van 19 september 2016. Hierdoor was [ex-partner] gerechtigd om het pand te verkopen en leveren aan gedaagde, aangezien bedoeld vonnis in de plaats is getreden van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser. Vast staat dat vanwege de niet-voldoening door eiser aan bedoeld vonnis, dit vonnis in de plaats is getreden als hiervoor vermeld, zodat [ex-partner] bevoegd was de onroerende zaak te verkopen en te leveren op grond van het bepaalde in het vonnis van 19 september 2016. Er is dus sprake van een rechtsgeldige koopovereenkomst en leveringsakte, die niet vernietigbaar zijn. Mitsdien moeten de vorderingen van eiser worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1
Gedaagde heeft onweersproken gesteld dat het verstekvonnis aan eiser is betekend. Gesteld noch gebleken is dat eiser tegen het onder 2.4 genoemde verstekvonnis een rechtsmiddel heeft aangewend.
5.2
Eiser heeft erkend dat hij geen makelaar heeft ingeschakeld. Daarmee staat vast dat eiser niet heeft voldaan aan de onder 3.2 in het verstekvonnis opgenomen hoofdveroordeling, die hem verplichtte om binnen twee dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot verkoop van de woning met kantoorruimte door een aantal specifiek in het vonnis opgesomde cumulatieve handelingen te verrichten, waarvan het inschakelen van een makelaar die onder meer de vraag- en laatprijs van de woning zou moeten bepalen er één was. Eiser heeft evenmin de overige in de hoofdveroordeling genoemde handelingen, die verband houden met de verkoop van de woning c.a., verricht.
5.3
Voor de situatie dat eiser niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling zou voldoen behelst het verstekvonnis onder 3.4 tot en met 3.8 een aantal bepalingen, waaronder die, waarbij:
- [ex-partner] de bevoegdheid wordt gegeven om een makelaar aan te wijzen (3.4),
- [ex-partner] wordt gemachtigd al datgene te doen dat leidt tot verkoop van de woning (3.5),
- het verstekvonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser tot het in de verkoop geven van de woning bij een door [ex-partner] aan te wijzen makelaar (3.6),
- het verstekvonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser voor de acceptatie van het bod zal vervangen, indien de makelaar adviseert het uitgebrachte bod te accepteren (3.7), en
- het verstekvonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van eiser bij het ondertekenen van de koop-verkoopovereenkomst en bij de daarop volgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan te wijzen notaris (3.8).
Elk van deze bepalingen wordt dus van kracht indien en voor zover eiser niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling zou voldoen en, voor zover van toepassing, gaat daarbij de bevoegdheid van eiser tot het verrichten van de genoemde (rechts)handelingen over op [ex-partner] .
5.4
Nu eiser, zoals hiervoor overwogen, niet heeft voldaan aan de hoofdveroordeling, was [ex-partner] , gelet op de bepalingen onder 3.4 tot en met 3.8 van het verstekvonnis, anders dan eiser stelt, die [ex-partner] in dit verband heeft aangeduid als ‘een beschikkingsonbevoegde’, in die situatie wel degelijk bevoegd in plaats van eiser de daarin genoemde handelingen te verrichten. De tussen [ex-partner] en gedaagde gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de woning c.a. is dan ook rechtsgeldig tot stand gekomen, terwijl ook de levering van het registergoed aan gedaagde rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, nu niet gebleken is dat [ex-partner] daarbij haar bevoegdheid te buiten is gegaan. Van nietigheid of vernietigbaarheid van deze beide rechtshandelingen op grond van onbevoegdheid van [ex-partner] is derhalve geen sprake.
5.5
In de koopovereenkomst wordt gewag gemaakt van een
‘vervangende machtiging van de rechtbank als bedoeld in artikel 301 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek’. Het is de vraag of er, zoals eiser heeft aangevoerd, op gedaagde een onderzoeksplicht rustte naar de beschikkingsbevoegdheid van [ex-partner] ten aanzien van de vervreemding van de woning, nu er kennelijk sprake was van een vervangende machtiging van de rechtbank. Wat hier verder ook van zij, nu ook in de leveringsakte een gelijkluidende passage is opgenomen, heeft gedaagde er op mogen vertrouwen dat de notaris daarnaar, zoals zijn taak is, een deugdelijk onderzoek heeft ingesteld en dat hem in het kader daarvan niet was gebleken dat [ex-partner] beschikkingsonbevoegd was. Uit de omstandigheid dat gedaagde zich hiervan niet zelf heeft vergewist, noch uit het feit dat zij de koopovereenkomst kort na het sluiten daarvan heeft doen inschrijven in het kadaster, kan worden afgeleid dat zij te dezer zake niet te goeder trouw is geweest.
5.6
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de vordering van eiser is alle onderdelen als ongegrond dient te worden afgewezen.
5.7
Eiser zal voorts, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De rechtbank,
wijst af de vorderingen van eiser;
veroordeelt eiser in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op € 291,00 aan vast recht en op € 1.086,00 aan salaris voor de advocaat, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis
voor zover het de proceskostenveroordeling betreftuitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen.
Uitgesproken in het openbaar.
2020