Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De verdachte werd op heterdaad betrapt door getuigen die zagen dat hij samen met anderen een woning binnenging. De herkenning van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de beelden onrechtmatig waren verkregen en van slechte kwaliteit waren. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden rechtmatig waren verkregen, omdat deze vrijwillig door de woningbouwvereniging waren verstrekt. De rechtbank achtte de herkenning door de verbalisant betrouwbaar, mede omdat deze de verdachte al eerder had gezien en bekend was met zijn kledingstijl. De rechtbank concludeerde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot woninginbraak, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 weken, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat woninginbraken ernstige gevolgen hebben voor slachtoffers.