ECLI:NL:RBROT:2018:11017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
10/691111-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in Rotterdam met camerabeelden als bewijs

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De verdachte werd op heterdaad betrapt door getuigen die zagen dat hij samen met anderen een woning binnenging. De herkenning van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de beelden onrechtmatig waren verkregen en van slechte kwaliteit waren. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden rechtmatig waren verkregen, omdat deze vrijwillig door de woningbouwvereniging waren verstrekt. De rechtbank achtte de herkenning door de verbalisant betrouwbaar, mede omdat deze de verdachte al eerder had gezien en bekend was met zijn kledingstijl. De rechtbank concludeerde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot woninginbraak, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 weken, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat woninginbraken ernstige gevolgen hebben voor slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691111-18
Datum uitspraak: 12 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Rechtmatigheid verkregen bewijs
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de in het proces-verbaal van politie beschreven camerabeelden onrechtmatig zijn verkregen en daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Het verstrekken van de beelden is niet voorafgegaan door een vordering of anderszins toestemming. Een eventuele herkenning aan de hand van deze beelden dient dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden rechtmatig zijn verkregen, omdat deze vrijwillig beschikbaar zijn gesteld door de woningbouwvereniging. De politie mocht dus gebruik maken van de beelden tijdens het opsporingsonderzoek en de beelden kunnen dus worden gebruikt voor het bewijs. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Herkenning aan de hand van de camerabeelden
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat het door de getuigen opgegeven signalement te algemeen is en daardoor ontoereikend. Daarnaast zijn er geen dactyloscopische, DNA- of andere sporen te herleiden naar de verdachte. Dan resteert de herkenning van verdachte door verbalisanten aan de hand van camerabeelden. Volgens de verdediging zijn de camerabeelden van slechte kwaliteit en daardoor ongeschikt om de verdachte op te herkennen. Verder zijn door de verbalisanten onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken genoemd op basis waarvan de verdachte is herkend. Nu hiernaast geen bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit, dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling
Getuigen hebben op 9 september 2018 omstreeks 21.00 uur gezien dat drie jongens het portiek aan de [adres delict] te Rotterdam binnengingen. Een vierde jongen werd gezien op de galerij van het portiek. De getuigen zijn ook naar binnen gegaan en zagen toen dat dezelfde drie jongens zich in de woning aan de [adres delict] bevonden. De voordeur van de woning was open en had veel schade.
Genoemde portiek was voorzien van camera’s en de beelden daarvan zijn uitgekeken door verbalisant [naam verbalisant] . De verbalisant zag dat er om ongeveer 20.57 uur twee personen in beeld kwamen. Een van die personen liep de bosjes in naast het portiek. Hij droeg een zwarte trainingsbroek met witte streep op de zijkant. Daarna zag de verbalisant dat die persoon uit de bosjes kwam en inmiddels blauwe handschoentjes over zijn handen had getrokken. De verbalisant zag dat deze persoon een blauwkleurige jas droeg. Hij droeg zijn capuchon over zijn hoofd. De verbalisant zag dat er twee dunne witte streepjes over deze capuchon liepen. De verbalisant zag dat deze persoon door het ruitje van de portiekdeur keek. Hij herkende deze persoon meteen als zijnde de voor hem ambtshalve bekende [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (hierna: de verdachte).
De verbalisant had de verdachte op 4 september 2018 tijdens zijn surveillance in de wijk Feijenoord ook gezien. De verdachte droeg toen eenzelfde blauwe jas als de jas waarmee hij op de beelden staat. Het is de verbalisant bekend dat de verdachte vaak een trainingsbroek draagt, zwart van kleur met een embleem van een bekende voetbalclub. De verbalisant zag op de beelden dat de verdachte een zwarte trainingsbroek droeg met witte strepen aan de zijkant met een embleem van een voetbalclub.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bewegende beelden en heeft geconstateerd dat deze van voldoende kwaliteit zijn om aan de hand daarvan tot herkenning te komen door iemand die de verdachte reeds kent en daarom voor een herkenning minder visuele informatie nodig heeft. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisant die heeft beschreven dat hij de verdachte al kende en hem nu op de beelden herkende.
De rechtbank acht de herkenning van de verdachte door de verbalisant [naam verbalisant] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daarbij speelt een rol dat de verbalisant vele jaren werkzaam is in de wijk waar de inbraak heeft plaatsgevonden en vanuit zijn functie veel contact heeft met jongeren in die wijk, onder wie de verdachte. De herkenning van de verdachte wordt bovendien ondersteund door de combinatie met de door hem gedragen kleding. Met de stelling dat de wijze van herkenning niet zou voldoen omdat niet is beschreven aan welke specifieke kenmerken de verbalisant de verdachte heeft herkend gaat de raadsman voorbij aan de in de rechtspraak aanvaarde opvatting dat gezichten als één geheel – holistisch – visueel in het geheugen worden opgeslagen en het daardoor lastig is een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed herkent. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
In samenhang met de overige bewijsmiddelen is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 09 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het voornemen om
in een woning gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak ,
de toegangsdeur tot die woning heeft geforceerd en de woning
heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Er is niets weggenomen uit de woning omdat de verdachten werden overlopen. Dat neemt niet weg dat er veel schade is aangericht en in de woning de boel volledig overhoop is gehaald.
Woninginbraken zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich mee brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Het is voor bewoners bijzonder onaangenaam en beangstigend om te leven met de wetenschap dat een vreemde in je woning is geweest en je persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor woninginbraken. Omdat er sprake is van een poging hanteert de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank ziet in het strafblad van de verdachte en de overige persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om van het uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal die dan ook opleggen. De verdachte heeft deze straf al uitgezeten in voorarrest, wat betekent dat de voorlopige hechtenis met ingang van heden zal worden opgeheven.

8.Vordering benadeelde partij

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 559,08 aan materiële schade.
In navolging van het standpunt van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer] en/of Vestia, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming,
de toegangsdeur tot die woning/dat pand heeft geforceerd en/of de woning
heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.