ECLI:NL:RBROT:2018:11016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
10/690344-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in Rotterdam met onvoldoende bewijs voor veroordeling

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak in Rotterdam op 9 september 2018. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 8 weken. De verdediging voerde aan dat de camerabeelden, waarop de herkenning van de verdachte was gebaseerd, onrechtmatig waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden rechtmatig waren verkregen, omdat deze vrijwillig door de woningbouwvereniging waren verstrekt. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat de herkenning door de verbalisant niet voldoende specifieke en onderscheidende kenmerken bevatte om de verdachte te identificeren. De verbalisant had het gezicht van de verdachte niet gezien en de kenmerken die hij noemde waren te algemeen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 559,08 vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat er geen inhoudelijke beslissing over de schadevergoeding zou worden genomen, waardoor er voor de verdachte geen betalingsverplichting voortvloeide. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. W.H.J. Stemker Köster als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690344-18
Datum uitspraak: 12 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Rechtmatigheid verkregen bewijs
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de in het proces-verbaal van politie beschreven camerabeelden onrechtmatig zijn verkregen en daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Het verstrekken van de beelden is niet voorafgegaan door een vordering of anderszins toestemming. Een eventuele herkenning aan de hand van deze beelden dient dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden rechtmatig zijn verkregen, omdat deze vrijwillig beschikbaar zijn gesteld door de woningbouwvereniging.
De politie mocht dus gebruik maken van de beelden tijdens het opsporingsonderzoek en de beelden kunnen dus worden gebruikt voor het bewijs. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Herkenning aan de hand van de camerabeelden
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte door een politieambtenaar is herkend aan de hand van camerabeelden.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte betrokken is geweest bij het ten laste gelegde feit.
Getuigen hebben op 9 september 2018 omstreeks 21.00 uur gezien dat drie jongens het portiek aan de [adres delict] te Rotterdam binnengingen. Een vierde jongen werd gezien op de galerij van het portiek. De getuigen zijn ook naar binnen gegaan en zagen toen dat dezelfde drie jongens zich in de woning aan de [adres delict] bevonden. De voordeur van de woning was open en had veel schade.
Genoemde portiek was voorzien van camera’s en de beelden daarvan zijn uitgekeken door verbalisant [naam verbalisant] . De verbalisant heeft gerelateerd dat hij de verdachte heeft herkend aan zijn opvallend kleine en wat vollere postuur. Verder zou de verdachte zijn gekleed in een jas met aan de onderzijde een donkerkleurig gedeelte en aan de bovenzijde een lichter gekleurd vlak. De verbalisant had de verdachte op 4 september 2018 tijdens de surveillance in de wijk ook gezien in deze jas en het was hem ambtshalve bekend dat de verdachte al jaren een soortgelijke jas droeg. De verbalisant heeft zijn herkenning gebaseerd op het postuur van de verdachte, zijn loopje en de wetenschap dat hij eigenlijk altijd omgaat met andere in het proces-verbaal van politie genoemde verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn door de verbalisant onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken genoemd op basis waarvan de verdachte is herkend. Dit klemt temeer daar de verbalisant het gezicht van de verdachte niet heeft gezien. Naast genoemde herkenning is er onvoldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.Vordering benadeelde partij

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 559,08 aan materiële schade.
In navolging van het pleidooi van de verdediging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de verdachte zal worden vrijgesproken.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(primair)
hij op of omstreeks 09 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer] en/of Vestia, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming,
de toegangsdeur tot die woning/dat pand heeft geforceerd en/of de woning
heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
(subsidiair)
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3]
op of omstreeks 09 september 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] toebehoorde, te
weten aan [naam slachtoffer] en/of Vestia, weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming,
de toegangsdeur tot die woning/dat pand heeft/hebben geforceerd en/of de
woningen heeft/hebben betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
09 september 2018 te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan ten einde die [naam medeverdachte 1]
en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] bij gevaar voor ontdekking/betrapping te kunnen
waarschuwen.