ECLI:NL:RBROT:2018:11015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
10/690345-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in Rotterdam met herkenning via camerabeelden

Op 12 december 2018 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak op 9 september 2018 in Rotterdam. De verdachte werd herkend op camerabeelden door een verbalisant die hem eerder had ontmoet. De rechtbank oordeelde dat de herkenning betrouwbaar was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de woning had betreden met de intentie om te stelen, maar dat de uitvoering van het plan niet was voltooid omdat zij werden overlopen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uren. Daarnaast werd reclasseringstoezicht opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690345-18
Datum uitspraak: 12 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en een inspanningsverplichting met betrekking tot een zinvolle dagbesteding en het op orde krijgen van zijn financiën;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 25 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet op de plaats van het delict is aangehouden en dat er geen dactyloscopische, DNA- of andere sporen te herleiden zijn naar de verdachte. Dan resteert de herkenning van de verdachte door verbalisanten aan de hand van camerabeelden.
Volgens de verdediging zijn de stills van de camerabeelden in het dossier sowieso te vaag om de verdachte op te herkennen. Verder zijn door de verbalisanten onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken genoemd op basis waarvan de verdachte is herkend. Nu hiernaast geen bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit, dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling
Getuigen hebben op 9 september 2018 omstreeks 21.00 uur gezien dat drie jongens het portiek aan de [adres delict] te Rotterdam binnengingen. Een vierde jongen werd gezien op de galerij van het portiek. De getuigen zijn ook naar binnen gegaan en zagen toen dat dezelfde drie jongens zich in de woning aan de [adres delict] bevonden. De voordeur van de woning was open en had veel schade. De getuigen hebben verklaard dat een van de jongens een lang postuur had en een blauwe jas met een capuchon droeg.
Genoemde portiek was voorzien van camera’s en de beelden daarvan zijn uitgekeken door verbalisant [naam verbalisant] . De verbalisant zag dat er om ongeveer 20.57 uur twee personen in beeld kwamen. Een van die personen had een vrij lang en slungelachtig postuur en droeg een blauwe camouflagejas met capuchon. De verbalisant zag dat deze persoon door het ruitje van de portiekdeur keek. Hij herkende deze persoon meteen als de hem ambtshalve bekende [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] (hierna: de verdachte).
De verbalisant was de verdachte op 4 september 2018 tijdens zijn surveillance door de wijk Feijenoord nog tegengekomen. De verdachte droeg toen een blauwe camouflagejas. Op 17 september 2018 werd de verdachte aangehouden. Hierbij werd een blauwe camouflagejas aangetroffen, die werd herkend als dezelfde jas als op de hiervoor beschreven beelden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bewegende beelden en heeft geconstateerd dat deze van voldoende kwaliteit zijn om aan de hand daarvan tot herkenning te komen door iemand die de verdachte reeds kent en daarom voor een herkenning minder visuele informatie nodig heeft. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisant die heeft beschreven dat hij de verdachte al kende en hem nu op de beelden herkende. De rechtbank acht de herkenning van de verdachte door de verbalisant [naam verbalisant] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daarbij speelt een rol dat de verbalisant vele jaren werkzaam is in de wijk waar de verdachte woont en waar de inbraak heeft plaatsgevonden en vanuit zijn functie veel contact heeft met jongeren in die wijk, onder wie de verdachte. De herkenning van de verdachte wordt bovendien ondersteund door de combinatie met de door hem gedragen en bij zijn aanhouding aangetroffen blauwe camouflagejas. Met de stelling dat de wijze van herkenning niet zou voldoen omdat niet is beschreven aan welke specifieke kenmerken de verbalisant de verdachte heeft herkend gaat de raadsman voorbij aan de in de rechtspraak aanvaarde opvatting dat gezichten als één geheel – holistisch – visueel in het geheugen worden opgeslagen en het daardoor lastig is een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed herkent. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
In samenhang met de overige bewijsmiddelen is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 09 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het voornemen om
in een woning gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak,
de toegangsdeur tot die woning heeft geforceerd en de woning
heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair)
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Er is niets weggenomen uit de woning omdat de verdachten werden overlopen. Dat neemt niet weg dat er veel schade is aangericht en in de woning de boel volledig overhoop is gehaald.
Woninginbraken zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich mee brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Het is voor bewoners bijzonder onaangenaam en beangstigend om te leven met de wetenschap dat een vreemde in je woning is geweest en je persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
6 december 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte beschikt niet over een zinvolle dagbesteding bestaande uit werk en/of opleiding en heeft nog onvoldoende startkwalificaties voor de arbeidsmarkt. Ook beschikt hij niet over een inkomen uit werk, studiefinanciering of uitkering. Dit ondanks dat hij wel een gemotiveerde indruk maakt om maatschappelijke doelen als het behalen van een diploma en het genereren van een inkomen uit werk te behalen. Hij lijkt dan ook over onvoldoende cognitieve vaardigheden te beschikken om de problemen op deze leefgebieden zelfstandig op te lossen. De verdachte lijkt te beschikken over een deels negatief sociaal netwerk. Gedurende een reclasseringstoezicht kan de verdachte ondersteund worden bij het behalen van voldoende startkwalificaties voor de arbeidsmarkt en het genereren van een inkomen uit werk, studiefinanciering of uitkering. Eveneens kan hij gedurende een vaardigheidstraining zijn sociale en cognitieve vaardigheden uitbreiden.
De verdachte staat open voor begeleiding van en toezicht door de reclassering.
Conclusies
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor woninginbraken. Omdat er sprake is van een poging hanteert de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte wordt aangemerkt als first offender, omdat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat dit de toekomstplannen van de verdachte zou doorkruisen. De verdachte heeft zich aangemeld voor een studie vanaf februari 2019 en hij is bereid en gemotiveerd om onder begeleiding van de reclassering te werken aan zijn toekomst.
Dit maakt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf gelijk zal zijn aan de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht. Hij hoeft dus niet terug naar de gevangenis.
Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat begeleiding en deelname aan een gedragsinterventie noodzakelijk zijn. Daarom zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk zijn, met daaraan gekoppeld de hierna te noemen voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan door de reclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding een contactverbod met de medeverdachten op te leggen, omdat zij allen in dezelfde wijk wonen en het daardoor ondoenlijk is om zo’n verbod te handhaven.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank tevens een taakstraf van vijftig uren opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 559,08 aan materiële schade.
In navolging van het standpunt van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
20 (twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt dan wel tijdens die proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting zich te houden aan de afspraken en voorwaarden die aan hem worden gesteld ten aanzien van het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en het op orde krijgen van zijn financiën;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van vijftig (50) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.primair

hij op of omstreeks 09 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer] en/of Vestia, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming,
de toegangsdeur tot die woning/dat pand heeft geforceerd en/of de woning
heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3]
op of omstreeks 09 september 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] toebehoorde, te
weten aan [naam slachtoffer] en/of Vestia, weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming,
de toegangsdeur tot die woning/dat pand heeft/hebben geforceerd en/of de
woningen heeft/hebben betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
09 september 2018 te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of
inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan ten einde die [naam medeverdachte 1]
en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] bij gevaar voor ontdekking/betrapping te kunnen
waarschuwen.