ECLI:NL:RBROT:2018:10977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
C/10/562450 / KG ZA 18-1220
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsverbod voor vrijwilliger bij onderwijsinstelling in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, die als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland heeft gewerkt, en de stichting Stichting Blick op Onderwijs. De eiser, wonende te Krimpen aan den IJssel, heeft een toegangsverbod gekregen tot de scholen van Stichting Blick, wat hij aanvecht. De eiser heeft als gevolmachtigde van statushouder-gezinnen, waaronder de familie [naam familie 1], contact opgenomen met Stichting Blick over de kwaliteit van het onderwijs en over mogelijke overplaatsingen van leerlingen. Het toegangsverbod werd opgelegd na beschuldigingen dat de eiser het onderwijsproces verstoorde en dat zijn betrokkenheid niet in het belang van de leerlingen was. De eiser vorderde in kort geding dat het toegangsverbod werd opgeheven en dat hij weer toegang kreeg tot de scholen. De rechtbank oordeelde dat Stichting Blick in redelijkheid tot het besluit kon komen om het toegangsverbod op te leggen, gezien de zorgen over de impact van de eiser op het onderwijsproces. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Stichting Blick.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/562450 / KG ZA 18-1220
Vonnis in kort geding van 21 december 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
eiser,
advocaat mr. V. Balvers,
tegen
de stichting
STICHTING BLICK OP ONDERWIJS,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
gemachtigde mr. P.J.M. Dijkmans.
Partijen zullen hierna [eiser] en Stichting Blick genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de producties van [eiser] ;
  • de producties van Stichting Blick;
  • de mondelinge behandeling op 13 december 2018;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van Stichting Blick.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland gewerkt. Door deze werkzaamheden is hij in contact gekomen met statushouder-gezinnen. Nadat [eiser] gestopt is als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland, is hij ondersteuning blijven geven aan statushouder-gezinnen.
2.2.
Stichting Blick staat voor [naam] . Zij biedt onderwijs aan op alle niveaus aan leerlingen van 4 tot 18 jaar. Het [naam school] valt onder Stichting Blick.
2.3.
Sinds begin 2017 heeft [eiser] namens een statushouder-gezin, te weten de familie [naam familie 1] , meermaals schriftelijk en mondeling contact opgenomen met Stichting Blick over de kwaliteit van het geboden onderwijs en over een (eventuele) overplaatsing van de leerlingen naar een andere school.
2.4.
Door de familie [naam familie 1] is [eiser] voor de periode van 1 juni 2017 tot en met 1 juni 2018 een volmacht verleend om “te adviseren, beoordelen en meebeslissen over alle zaken en onderwerpen op het gebied van scholing, schooltoetsen, -testen en -adviezen van onze kinderen”.
2.5.
Bij e-mailbericht van 4 september 2017 heeft Stichting Blick [eiser] vanaf dat moment de toegang tot de scholen van Stichting Blick ontzegd. Een kopie van het e-mailbericht is gezonden aan de directeuren van Stichting Blick, de directeur van het samenwerkingsverband KoersVO en de wethouder Onderwijs van de gemeente Krimpen aan de IJssel.
2.6.
Bij brief van 3 oktober 2017 heeft de (voormalig) belangenbehartiger van [eiser] verzocht schriftelijk te bevestigen aan [eiser] dat hij de statushouder-gezinnen die hij begeleidt en in de toekomst zal begeleiden mag vertegenwoordigen op de scholen van Stichting Blick. Voorts heeft [eiser] verzocht zijn naam te zuiveren bij de onder overweging 2.5 genoemde personen en instanties.
2.7.
Bij brief van 24 oktober 2017 heeft Stichting Blick aan [eiser] onder meer te kennen gegeven dat zij het toegangsverbod handhaaft.
2.8.
Bij brief van 13 november 2017 heeft [eiser] Stichting Blick verzocht in gesprek te gaan over het opgelegde toegangsverbod.
2.9.
Op 22 november 2017 heeft tussen partijen in het kader van de behandeling van een klacht van de familie [naam familie 1] een gesprek plaatsgevonden in aanwezigheid van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs.
2.10.
Op 23 januari 2018 heeft tussen partijen en hun (voormalig) gemachtigden een gesprek plaatsgevonden over (de situatie rondom) het opgelegde toegangsverbod.
2.11.
Bij e-mailbericht van 30 januari 2018 heeft de gemachtigde van Stichting Blick (de gemachtigde van) [eiser] een tekstvoorstel gedaan om aan de onder overweging 2.5 genoemde personen en instanties te sturen. Op dit voorstel is niet gereageerd door (de gemachtigde van) [eiser] .
2.12.
Bij brief van 16 mei 2018 heeft de (huidige) advocaat van [eiser] Stichting Blick opnieuw verzocht het toegangsverbod op te heffen.
2.13.
Bij brieven van 4 juni 2018 en 14 november 2018 heeft Stichting Blick aan [eiser] te kennen gegeven dat zij het toegangsverbod voor onbepaalde tijd handhaaft.
2.14.
Door de familie [naam familie 2] , waarvan kinderen bij Stichting Blick op school gaan, is [eiser] voor de periode van 15 juli 2018 tot 1 juli 2019 een volmacht verleend om “te verrichten alle rechtshandelingen die Gevolmachtigde [ [eiser] ] noodzakelijk of wenselijk acht, daaronder begrepen daden van beschikking, ten aanzien van het begeleiden bij schoolbezoeken en het adviseren en beoordelen over alle zaken en onderwerpen op het gebied van scholing, schooltoetsen, -testen en -adviezen van onze kinderen (…). Daarnaast geven Volmachtgevers [de familie [naam familie 2] ] Gevolmachtigde toestemming om namens hen te corresponderen met derden, waaronder de school, over bovengenoemde onderwerpen”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. het besluit van 4 september 2017 buiten werking te stellen en Stichting Blick te bevelen [eiser] weer toe te staan dat hij voor statushouder gezinnen als gevolmachtigde optreedt ten aanzien van alle denkbare schoolzaken en om [eiser] weer toe te laten tot de scholen van Stichting Blick;
II. Stichting Blick te veroordelen een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere keer dat zij niet aan het gevorderde onder I voldoet, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt, ofwel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Stichting Blick te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de volgende partijen schriftelijk te informeren met verwijzing naar en toevoeging van dit vonnis dat het toegangsverbod van [eiser] is opgeheven en dat het toegangsverbod aldus onterecht was opgelegd: de Directies van alle Blick scholen, de Directie van KoersVo, het College van B&W van de Gemeente Krimpen aan den IJssel, de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs, Veilig Thuis en de familie [naam familie 1] ;
IV. Stichting Blick te veroordelen een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat zij niet aan het gevorderde onder III voldoet tot een maximum van € 20.000,- is bereikt, ofwel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
V. Stichting Blick te veroordelen in de kosten van dit geding, het salaris en de verschotten van de advocaat van [eiser] daaronder begrepen, met de bepaling dat de wettelijke rente door Stichting Blick verschuldigd zal zijn over de proceskostenveroordeling vanaf de vijftiende dag na het wijzen van het vonnis en de proceskosten worden vermeerderd met de nakosten ad € 131,- (zonder betekening) en € 199,- (met betekening) als Stichting Blick de proceskosten niet binnen 14 dagen na dit vonnis zal hebben betaald.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het toegangsverbod voor onbepaalde tijd niet gemotiveerd is en dat Stichting Blick om die reden onzorgvuldig tegenover [eiser] heeft gehandeld. Voorts stelt [eiser] dat het toegangsverbod niet proportioneel is en om die reden op grond van artikel 6:162 BW onrechtmatig is, dan wel misbruik van recht oplevert. Volgens [eiser] is hij op grond van artikel 3:60 BW gemachtigd de familie [naam familie 1] vertegenwoordigen en was geen sprake van een onveilige situatie.
3.3.
Stichting Blick voert aan dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Voorts voert Stichting Blick aan dat zij in het kader van haar zorgplicht voor ouders en leerlingen [eiser] terecht een toegangsverbod heeft opgelegd. Volgens Stichting Blick is het handelen van [eiser] ontwrichtend voor het onderwijsproces van de leerlingen van de statushouder-gezinnen die [eiser] begeleidt, zijn de statushouder-gezinnen te afhankelijk van [eiser] en handelt [eiser] in strijd met de wet, jurisprudentie en de gedragsregels van Vluchtelingenwerk Nederland.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stelling van [eiser] dat hij op dit moment statushouder-gezinnen niet kan bijstaan op het gebied van scholing.
4.2.
In deze procedure moet worden beoordeeld of Stichting Blick gehouden is het toegangsverbod van [eiser] tot de scholen van Stichting Blick op te heffen.
4.3.
Bij de beoordeling staat voorop dat Stichting Blick als onderwijsinstelling
een zekere mate van (beleids)vrijheid heeft om de orde en veiligheid op haar scholen te handhaven en om maatregelen te treffen om een goede gang van zaken in haar organisatie te waarborgen. Dit brengt met zich dat de burgerlijke rechter beslissingen als het onderhavige toegangsverbod slechts met terughoudendheid dient te toetsen. Voor ingrijpen is slechts plaats indien geoordeeld moet worden dat Stichting Blick in redelijkheid niet tot de gewraakte beslissing heeft kunnen komen. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de aan [eiser] opgelegde maatregel is enerzijds de aanleiding voor de maatregelen en het aandeel van [eiser] daarin van belang en anderzijds het belang van Stichting Blick bij handhaving van de thans bestaande situatie.
4.4.
De omstandigheid dat de ontzegging van de toegang tot de school voor onbepaalde tijd bij het opleggen daarvan niet (deugdelijk) gemotiveerd is, maakt de ontzegging niet zonder meer reeds daarom onrechtmatig. Omdat [eiser] op geen enkele wijze verbonden is aan Stichting Blick, behoeft Stichting Blick een door haar opgelegde maatregel in eerste instantie niet zonder meer te motiveren. Vast staat dat Stichting Blick [eiser] naderhand te kennen heeft gegeven wat de aanleiding voor het opleggen van het toegangsverbod is geweest. Gebleken is dat die aanleiding (onder meer) gelegen is in het feit dat volgens Stichting Blick 1) [eiser] door zijn handelen het begeleidingsproces van de intern begeleider aan leerlingen van statushouder-gezinnen ernstig verstoorde, 2) dat (mede) door het handelen van [eiser] de leerlijn van genoemde leerlingen binnen twee jaar werd onderbroken, wat ontwrichtend zou zijn voor het onderwijsproces, en 3) dat [eiser] contact had met Stichting Blick over de kwaliteit van het door haar geboden onderwijs aan genoemde leerlingen terwijl hij geen ouder of professioneel hulpverlener is. Nu [eiser] inmiddels voldoende op de hoogte is geraakt van de beweegredenen van Stichting Blick om hem de toegang te ontzeggen, worden aan de initiële ongemotiveerdheid van het verzoek, niet de door [eiser] voorgestane consequenties verbonden.
4.5.
Bij de verdere beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat hij er vanuit gaat dat Stichting Blick zich primair laat leiden door het belang van haar leerlingen. Van feiten die tot een ander uitgangspunt zouden nopen is niet gebleken. Gelet op hetgeen onder overweging 4.4 is weergegeven was en is Stichting Blick kennelijk van oordeel dat die belangen door de interventies van [eiser] in het gedrang kwamen. Van feiten en omstandigheden, waaruit zou kunnen volgen dat daarvan in het geheel geen sprake is, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Eventueel zou daartoe nader feitenonderzoek dienen plaats te vinden, maar daar is in het kader van deze procedure geen plaats voor. Onder deze omstandigheden kan niet vastgesteld worden dat Stichting Blick, gegeven het uitgangspunt dat zij niet een ieder zonder meer toegang tot haar gebouwen behoeft te verlenen, niet in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
4.6.
Voorts wordt meegewogen dat Stichting Blick ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat partijen na het gesprek bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs afgesproken hebben dat Stichting Blick de communicatie met de statushouder-gezinnen voor haar rekening zou nemen en dat [eiser] zijn ondersteuning aan statushouder-gezinnen enkel zou bieden in de privésfeer. [eiser] heeft ter zitting niet nader onderbouwd waarom hij zich kennelijk niet aan deze afspraken zou hoeven houden. De stelling van [eiser] dat hij (naderhand) gevolmachtigd is om namens statushouder-gezinnen in gesprek te gaan met Stichting Blick doet daar niet aan af. [eiser] was immers op de hoogte van de bezwaren van Stichting Blick om met hem in gesprek te gaan.
4.7.
Voorts is in aanmerking genomen dat [eiser] ter zitting niet heeft betwist dat hij niet over (voldoende) talenkennis beschikt om met statushouder-gezinnen deugdelijk te kunnen communiceren en elkaar te kunnen begrijpen, al dan niet over (de kwaliteit van) het geboden onderwijs aan leerlingen van die statushouder-gezinnen. Stichting Blick heeft te kennen gegeven dat dit zelfs met behulp van een beëdigd tolk moeizaam is.
4.8.
Gelet op het vorenstaande is onvoldoende grond voor het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding. De vordering onder I zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Omdat de vordering onder I wordt afgewezen, ontbreekt een belang bij de vorderingen onder II, III en IV nu die vorderingen op de vordering onder I voortborduren. De vorderingen onder II, III en IV zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Blick worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris gemachtigde
€ 316,50
Totaal € 942,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Blick tot op heden begroot op € 942,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018. 2027 / 676