Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te Rotterdam, op verzoek van de schuldeiser in staat van faillissement is verklaard. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.S.A. Essed, heeft een vordering ingediend tegen de heer [naam 1], die als verweerder optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een schadevergoeding van € 15.250, zoals vastgesteld in een eerder vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2017. Verweerder heeft dit vonnis in hoger beroep aangevochten, maar heeft dit niet doorgezet. Daarnaast heeft de verzoekster een totaalbedrag van € 22.035,80 gevorderd, vermeerderd met kosten voor het aanvragen van het faillissement.
Tijdens de zitting op 13 november 2018 heeft verweerder betwist dat hij in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen. Hij heeft aangevoerd dat hij bezig is met het treffen van een betalingsregeling en dat er bezwaarschriften tegen belastingaanslagen in behandeling zijn bij de Belastingdienst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het feit dat bezwaar is gemaakt tegen de belastingaanslagen niet afdoet aan het bestaan van de steunvordering van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van verzoekster en dat verweerder in een toestand verkeert waarin hij niet kan betalen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de heer [naam 1] in staat van faillissement verklaard, mr. W.J. Geurts-de Veld benoemd tot rechter-commissaris en E. van Gruijthuijsen als curator aangesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.