ECLI:NL:RBROT:2018:10944

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
10/960019-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van grote geldbedragen door verdachte en medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen schuldig is bevonden aan schuldwitwassen van ongeveer 250.000 Britse ponden. De verdachte, geboren in Irak, werd samen met haar echtgenoot op 20 maart 2013 op luchthaven Stansted in het Verenigd Koninkrijk aangehouden, terwijl zij op het punt stonden om met dit geld naar Hongarije te reizen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was, gezien de omstandigheden waaronder het geld werd vervoerd en de verklaringen die zij had afgelegd. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank volgde dit niet en sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uren op, subsidiair 90 dagen hechtenis, en motiveerde de straf op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure, die meer dan vijf jaar had geduurd, en de verdachte had recht op een berechting binnen een redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van schuldwitwassen, en dat er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960019-16
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 16, 19, 20, 21, 22 november en 6 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Terpstra heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair, 2 primair en subsidiair en 3. ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair, 2. en 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Tevens zal de rechtbank, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, de verdachte zonder nadere motivering vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde bedrag van € 75.000,-.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Algemeen
Op grond van informatie uit een Duits onderzoek (‘Zagros’) naar witwassen van uit drugshandel afkomstig geld, heeft de officier van justitie op 27 februari 2013 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam Speedino. Uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken en verrichte observaties binnen het onderzoek Speedino is het vermoeden ontstaan dat verschillende personen zich in een samenwerkingsverband bezig hielden met het in ontvangst nemen, vervoeren en overdragen van grote uit drugshandel afkomstige geldbedragen. De vermoedelijke leider van dit samenwerkingsverband is [medeverdachte 1] , eigenaar van [bedrijf 1] , een Irakees bedrijf dat handelt in vrachtwagens en bouwmachines. In de periode maart tot en met juli 2013 zijn in onderzoek Speedino verschillende contante geldbedragen in beslag genomen, te weten (ongeveer) ₤ 250.000,- (ZaaksDossier, hierna ZD, UK), € 1.151.105,- (ZD Avenger), € 497.840,- (ZD Duster) en € 204.980,- (ZD Venlo).
De feiten waarop de beschuldiging van schuldwitwassen tegen de verdachte zijn gebaseerd, zijn gerelateerd in ZD UK en behelzen het volgende. Op 20 maart 2013 is de verdachte, samen met haar echtgenoot, de medeverdachte [medeverdachte 2] , op luchthaven Stansted in het Verenigd Koninkrijk aangehouden op verdenking van witwassen. Verdeeld over hun twee koffers werd in totaal
£ 249.990,- aangetroffen en in beslag genomen. Dit geld, bundels bankbiljetten van ₤ 10 en ₤ 20, zat verstopt in een opgevouwen handdoek. De verdachten stonden op het punt om met het vliegtuig naar Boedapest in Hongarije te reizen.
In haar verhoren bij de Engelse grenspolitie heeft de verdachte verklaard dat ze het geld meenamen op verzoek van ene [betrokkene] , die in contact stond met haar echtgenoot. [betrokkene] had haar verteld dat er niets mis was met het geld omdat het geld van het bedrijf [bedrijf 1] was en daar documenten van zouden zijn. Haar echtgenoot heeft het geld in de koffers gedaan.
Op 21 maart 2013 zijn de verdachte en [medeverdachte 2] vrijgelaten. Vanaf die dag heeft [medeverdachte 2] verschillende telefoongesprekken gevoerd met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . In die gesprekken wordt gesproken over het terugkrijgen van het op Stansted in beslaggenomen geldbedrag door middel van het opvoeren van personen die het bedrag kunnen claimen en het opmaken van documenten.
In een telefoongesprek met [medeverdachte 3] van 21 maart 2013 geeft [medeverdachte 2] aan dat hij is vrijgelaten en dat dat betekent dat de politie zijn verhaal heeft geloofd. [medeverdachte 2] stelt vervolgens voor om bij elkaar te gaan zitten om de verklaringen op elkaar af te stemmen. In een telefoongesprek van 24 maart 2013 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , stelt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] voor om met 3 of 4 personen de zaak rond te krijgen. Deze personen kunnen zeggen dat het geld van hen is en dat zij het hebben gegeven. Ook in latere telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , spreken zij over de zoektocht naar personen die zich als eigenaar van het geldbedrag kunnen melden. In een gesprek van 17 april 2013 zegt [medeverdachte 2] bijvoorbeeld tegen [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 4] tegen de politie moet zeggen dat hij eigenaar is van een gedeelte van het geld, dat het geld van zijn rekening is of van zijn werk.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat de verdachte moest vermoeden dat er sprake was van een illegale herkomst van het geld.
4.2.3.
Beoordeling
Toetsingskader
Voor beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van het in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag van ₤ 250.000,- staat de rechtbank allereerst voor de vraag of er een rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen dit geldbedrag en een concreet misdrijf. Indien dat niet kan worden vastgesteld, kan witwassen bewezen worden, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Allereerst moet dan worden vastgesteld of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Voor het bewijs van een vermoeden van witwassen kan gebruik worden gemaakt van zogenoemde witwastypologieën. Dit zijn min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven. Als er sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst, ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om hiernaar nader onderzoek te doen.
Toepassing toetsingskader op onderhavige zaak
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een direct brondelict, nu het tenlastegelegde geldbedrag afkomstig was uit de handel in verdovende middelen. Uit andere opsporingsonderzoeken blijkt namelijk dat de eerder genoemde [medeverdachte 3] contact heeft met personen die zich bezighouden met drugshandel.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Een direct verband tussen de handel in verdovende middelen en het in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag is niet vast te stellen. Het dossier bevat onvoldoende informatie op dat punt. Het dossier bevat wel vermoedens van witwassen. Die zijn allereerst gebaseerd op het grote contante geldbedrag dat werd vervoerd en de wijze waarop dit werd vervoerd (gewikkeld in handdoeken in ruimbagage in het vliegtuig). Het op deze wijze vervoeren van geld is ongebruikelijk, tijdrovend, kostbaar en ook risicovol. In het legale geldcircuit is een dergelijke handelwijze uiterst ongebruikelijk en ongewenst. Het vermoeden van witwassen wordt bovendien ingegeven door het door de medeverdachten gevoerde overleg achteraf waarbij zonneklaar is dat er een verhaal wordt bedacht om de herkomst van het geld aan te tonen en het geld daarmee terug te krijgen.
Gezien dit vermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Zij heeft dat niet gedaan. Er zijn evenmin documenten aangetroffen of overgelegd om de legale herkomst van het geld aannemelijk te maken. Dit alles leidt tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de (ongebruikelijke) manier waarop de verdachte het geld vervoerde, terwijl dit bovendien gebeurde op verzoek van een haar onbekende man ( [betrokkene] ), is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld ten opzichte van de herkomst van dit geldbedrag. Door zonder nader onderzoek in te gaan op het aanbod van deze [betrokkene] en vervolgens haar echtgenoot het contante geldbedrag in haar koffer te laten stoppen, is zij zodanig onvoorzichtig geweest dat zij zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
op 20 maart 2013 in het Verenigd Koninkrijk
tezamen en in vereniging met anderen
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
immers hebben zij, verdachte, en haar mededader(s)een geldbedrag voorhanden gehad
te weten:
op 20 maart 2013 een bedrag ad. 250.000 ponden, althans enig geldbedrag
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1
Medeplegen van schuldwitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid ten aanzien van dit feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van ongeveer 250 duizend ponden - waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren - door dit bedrag samen met haar man in hun koffers te hebben willen vervoeren van Engeland naar Hongarije. De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de maatschappelijk ongewenste vermenging van de “bovenwereld” met de “onderwereld”. Door haar handelen heeft zij ertoe bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij niet nader onderzoek heeft gedaan en blindelings op haar man heeft vertrouwd door hem een groot contant geldbedrag in haar koffer te laten stoppen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door haar ter zitting naar voren is gebracht. De verdachte combineert een studie met het moederschap en draagt zorg voor het huishouden, nu haar man zeven dagen per week werkt.
Daarnaast heeft de verdachte geruime tijd in onzekerheid verkeerd over de afdoening van deze strafzaak. De verdachte heeft recht op een berechting binnen redelijke termijn. De aanvang van die termijn is 29 oktober 2013 toen de verdachte werd gehoord in haar woning. Tussen 29 oktober 2013 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vijf jaar. In deze zaak gaat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uit van een redelijke termijn van twee jaar. Er is dus in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim drie jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dat in de straf gecompenseerd te worden.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De hierna te noemen straf acht de rechtbank passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair, 2. en 3. ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uur, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2013 tot en met26 maart 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (een) geldbedrag(en)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of
daarvan de herkomst en/of de verplaatsing en/of de rechthebbende op dat/die - geldbedrag(en) verborgen en/of verhuld
te weten:
- op of omstreeks 20 maart 2013 een bedrag ad. 250.000 Britse ponden, althans enig geldbedrag (United Kingdom) en/of
- op of omstreeks 25 maart 2013 een bedrag ad. 75.000 Euro, althans enig geldbedrag (Avenger),
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
primair
zij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2013 tot en met 26 maart 2013,
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) op verzoek van (een) (onbekend gebleven) betaler()s en/of ten behoeve van (een) (onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of één of meer anderen
betalingsdiensten , te weten geldtransfers, uitgevoerd door
van een of meer van de voornoemde betalers geldmiddelen te ontvangen en/of
door voor rekening van een of meer van de voornoemde betalers ten behoeve van de voornoemde begunstigde(n) geldmiddelen over te dragen en/of
door aan een of meer van de voornoemde begunstigden en/of anderen geldmiddelen beschikbaar/betaalbaar te stellen en/of
door voor een of meer van de voornoemde betalers geldmiddelen te houden/bewaren (met als doel een latere betalingsdienst uit te voeren),
te weten:
- op of omstreeks 20 maart 2013 een bedrag ad. 250.000 Britse ponden, althans enig geldbedrag (United Kingdom) en/of
- op of omstreeks 25 maart 2013 een bedrag ad. 75.000 Euro, althans enig geldbedrag (Avenger),
subsidiair, indien en voor zover bovenstaande feiten niet bewezen verklaard worden,
zij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2013 tot en met 26 maart 2013,
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht uit te oefenen, als volgt heeft gehandeld
hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s) op verzoek van (een) (onbekend gebleven) betaler(s) en/of ten behoeve van (een) (onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of één of meer anderen (ongeveer) 250.000 Britse ponden, althans een som geld, uitgeteld en/of verpakt (in twee koffers) en/of vervoerd (naar het vliegveld Londen Stansted) (met bestemming Hongarije),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij
in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 31 oktober 2013
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of ’s-Hertogenbosch en/of elders in Nederland en/of te Essen en/of elders in Duitsland en/of in België en/of het Verenigd Koninkrijk en/of te Erbil en/of elders in Irak (“Koerdistan”) en/of in Turkije
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die bestond uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • het opzettelijk overtreden van het voorschrift gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht en/of
  • van het plegen van witwassen een gewoonte maken en/of
  • het plegen van valsheid in geschrift en/of het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst.