ECLI:NL:RBROT:2018:10871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
C/10/558301 / KG ZA 18-995
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van grafrechten in kort geding tussen moeder en dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder, eiseres, en haar dochter, gedaagde, over de overdracht van grafrechten. De eiseres vorderde dat de gedaagde zou meewerken aan de overdracht van de grafrechten van haar overleden zoon, die op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam is begraven. De eiseres had een gedenksteen besteld die al geruime tijd klaar was voor plaatsing, maar de gedaagde weigerde haar medewerking te verlenen. De gedaagde was geregistreerd als rechthebbende op de grafrechten en gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de plaatsing van de gedenksteen, maar wilde niet als rechthebbende geregistreerd blijven en had bezwaren tegen de manier waarop de gedenksteen was uitgekozen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde misbruik maakte van haar bevoegdheid door zonder goede reden geen medewerking te verlenen aan de plaatsing van de gedenksteen. De rechter stelde vast dat de gedaagde geen concrete bezwaren had tegen de gedenksteen en dat haar weigering om haar bevoegdheid uit te oefenen, het graf van haar broer onnodig lang zonder gedenksteen liet. De rechter oordeelde dat de gedaagde moest worden veroordeeld om het overboekingsformulier in te vullen en te ondertekenen, zodat de grafrechten konden worden overgedragen aan de eiseres. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet zou voldoen aan de uitspraak. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van medewerking bij de overdracht van grafrechten en het misbruik van bevoegdheden in familierelaties. De rechter heeft de belangen van de eiseres, die een gedenksteen voor haar overleden zoon wilde plaatsen, zwaarder laten wegen dan de bezwaren van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C /10/558301 / KG ZA 18-995
Vonnis in kort geding van 13 november 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. G.P. Buise te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 oktober 2018, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 6 november 2018.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn moeder en dochter. Zij zijn tevens de moeder en zus van wijlen [naam overledene] (hierna: [naam overledene] ), overleden op 22 maart 2016.
2.2.
[naam overledene] is begraven in grafnummer [nummer] , vak [vak] op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam.
2.3.
[gedaagde] staat bij de gemeente Rotterdam geregistreerd als rechthebbende op (de grafrechten van) het graf.
2.4.
Medio 2016 is door familie van [naam overledene] een gedenksteen besteld bij Den Hollandsche Gedenktekens (hierna: Den Hollandsche). Deze steen is inmiddels vervaardigd en geruime tijd klaar om geplaatst te worden.
2.5.
Bij brief van 28 juli 2017 en bij mailberichten van 5 oktober en 9 december 2017 heeft Den Hollandsche aan [gedaagde] verzocht het vergunningsaanvraagformulier in te vullen en te ondertekenen zodat Den Hollandsche kan overgaan tot het plaatsen van de gedenksteen.
2.6.
Bij brieven van 28 augustus, 5 september en 18 september 2018 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht en gesommeerd om medewerking te verlenen aan de plaatsing van de gedenksteen en/of om de grafrechten over te dragen aan [eiseres] . Bij de brief van 18 september 2018 had de advocaat een ingevuld overboekingsformulier gevoegd, waarmee [gedaagde] de grafrechten met een enkele handtekening kan overdragen.
2.7.
[gedaagde] heeft aan de verzoeken en sommaties geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te bevelen door invulling en ondertekening van het overboekingsformulier opdracht te geven aan de gemeente Rotterdam om de grafrechten op grafnummer [nummer] , vak [vak] op begraafplaats Crooswijk te Rotterdam over te boeken op naam van [eiseres] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag.
Voor het plaatsten van de gedenksteen is de toestemming van de rechthebbende nodig. Na het overlijden van [naam overledene] is [gedaagde] geregistreerd als rechthebbende op de grafrechten. Hoewel de gedenksteen al geruime tijd gereed is, verleent [gedaagde] om [eiseres] onbekende redenen geen medewerking aan het plaatsen van de steen. Hiermee maakt [gedaagde] misbruik van recht door zonder aantoonbaar belang de wens van [eiseres] (en andere familieleden) te dwarsbomen. [eiseres] wenst rechthebbende te worden van de grafrechten zodat zij zelf toestemming voor de plaatsing kan verlenen. Voor [eiseres] , de verdere familie en vrienden van [naam overledene] is het pijnlijk dat er op zijn graf nog altijd geen gedenksteen staat. [eiseres] heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vordering. Gelet op de weigerachtige houding van [gedaagde] en nu zij haar eventuele bezwaren ook niet kenbaar heeft gemaakt, vordert [eiseres] ondanks de familieband van partijen een proceskostenveroordeling.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
[gedaagde] heeft op zich zelf geen bezwaar tegen het plaatsen van een gedenksteen. Zij wil niet als rechthebbende op de grafrechten geregistreerd staan en zij wil niet verantwoordelijk zijn voor het graf en de bijkomende kosten. Zij weet ook niet waarom zij en niet haar moeder als rechthebbende geregistreerd staat. [gedaagde] is het evenwel niet eens met de manier waarop het is gegaan en zij is niet bereid om haar handtekening te zetten. De gedenksteen dient in samenspraak met alle vertegenwoordigers van de familie, ook van vaderszijde te worden uitgekozen en betaald. Daarnaast dient [eiseres] ervoor te zorgen dat de spullen uit het huis van [naam overledene] die al sinds zijn overlijden bij [gedaagde] staan opgeslagen worden opgehaald. Als dat geregeld is, zal [gedaagde] tekenen. [gedaagde] heeft uit liefde voor haar familie na het overlijden van [naam overledene] veel zaken geregeld, maar nu wordt zij – net als de familie aan vaderszijde – buitengesloten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] door de gemeente Rotterdam is aangemerkt als rechthebbende op het graf van [naam overledene] en dat zij daarom als enige toestemming kan geven voor het plaatsen van een gedenksteen op zijn graf.
4.2.
[gedaagde] heeft verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen het plaatsen van een gedenksteen, dat zij niet weet waarom zij rechthebbende is en dat zij ook geen rechthebbende wil zijn. De reden dat [gedaagde] desalniettemin geen medewerking wil verlenen aan de overdracht van de grafrechten, dan wel de plaatsing van de gedenksteen, is erin gelegen dat zij het haar moeder verwijt dat de gedenksteen niet in samenspraak met de juiste personen is uitgekozen en dat zij vindt dat haar moeder eerst de spullen van [naam overledene] moet ophalen.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter misbruikt [gedaagde] hiermee haar bevoegdheid om toestemming te verlenen voor het plaatsen van een gedenksteen. [gedaagde] gebruikt deze bevoegdheid immers met een ander doel dan waarvoor deze is verleend. [gedaagde] wil volgens haar eigen verklaring geen rechthebbende zijn. [gedaagde] heeft ook geen concrete bezwaren naar voren gebracht tegen de door haar moeder bestelde gedenksteen, waarvan zij overigens ter zitting geen foto wilde bekijken. [gedaagde] heeft evenmin zelf stappen ondernomen om te komen tot een gedenksteen die voor haar wel aanvaardbaar zou zijn. Door haar weigering om haar bevoegdheid uit te oefenen – die zij volgens haar eigen verklaring niet eens wenste te hebben – laat zij het graf van haar broer onnodig lang zonder gedenksteen, zonder dat zij daarvoor een goede reden heeft. Hiermee schaadt zij de belangen van haar moeder onevenredig. Hierbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat [eiseres] met haar andere kinderen een gedenksteen ging uitzoeken en dat de uitgekozen steen naar de wens van de andere kinderen is.
4.4.
Voor zover [gedaagde] meent dat [eiseres] gehouden is om de eigendommen van [naam overledene] bij haar op te halen, dient zij daartoe andere wegen te bewandelen. Ter zitting heeft [eiseres] overigens verklaard dat zij van die eigendommen niets nodig heeft en dat haar andere kinderen mogen uitkiezen wat zij willen. De voorzieningenrechter geeft [gedaagde] in overweging om met haar broers, zussen en eventuele andere nabestaanden afspraken te maken over de verdeling van deze goederen.
4.5.
Nu aannemelijk is dat [gedaagde] misbruik maakt van haar bevoegdheid en vast staat dat [gedaagde] geen rechthebbende wenst te zijn maar zij het niet kan opbrengen om het overboekingsformulier te ondertekenen, zal de voorzieningenrechter haar daartoe veroordelen.
4.6.
Oplegging van een dwangsom is passend en geboden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.7.
In het feit dat partijen moeder en dochter zijn ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
beveelt [gedaagde] om door invulling en ondertekening van het overboekingsformulier de gemeente Rotterdam opdracht te geven om de grafrechten van het grafnummer [nummer] , vak [vak] op begraafplaats Crooswijk te Rotterdam over te boeken op naam van [eiseres] , zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C . Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018.
3077/1573