Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 december 2016, met producties 1 tot en met 12;
- de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in incident van 26 april 2017;
- de akte uitlating zekerheidstelling en conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het B-8 formulier met productie 13;
- de oproepbrief van de rechtbank van 28 juni 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 6 oktober 2017;
- een brief van mr. Van Oosteren van 12 oktober 2017 waarin is vermeld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen;
- een B-16 formulier van mr. Macro, waarin is vermeld dat partijen geen regeling in der minne hebben getroffen;
- de brief van mr. Van Oosteren van 30 oktober 2017, met opmerkingen op het proces-verbaal;
- een reactie van mr. Macro van 31 oktober 2017 op laatstgemelde brief;
- een reactie van mr. Van Oosteren van 31 oktober 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
te verklaren voor recht dat er geen Agency Overeenkomst is gesloten c.q. tot stand gekomen tussen IPS en Global Corporation op 23 februari 2013, althans dat Global Corporation geen rechten kan ontlenen aan de overeenkomst van 23 februari 2013, met veroordeling van Global Corporation, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten te vermeerderen met de nakosten, alsmede te verhogen met de eventuele kosten van betekening, een en ander te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis.’
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
5.De beslissing
woensdag 14 maart 2018voor akte uitlating aan de zijde van Global Corporation zoals hiervoor onder 4.16 aangegeven;
39