ECLI:NL:RBROT:2018:10814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
10/105793-18 en 10/189381-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en smaadschrift met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot moord en smaadschrift. De verdachte heeft op 29 mei 2018 in de woning van zijn ex-vriendin, terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevond, haar met een mes meermalen gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, aangezien hij zich de nacht ervoor in de woning had verstopt en de gelegenheid had om na te denken over zijn daden. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven. De verdachte heeft ook een tweede feit gepleegd door op Facebook een bericht te plaatsen dat de eer en goede naam van het slachtoffer aantastte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor vijf jaar, met een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen van in totaal € 21.095,56, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/105793-18 en 10/189381-18
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, Kerkeplaat 25 te Dordrecht.
Raadsvrouw mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van feit 1 (poging tot moord) en van feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht - dadelijk uitvoerbaar - voor de duur van 5 jaar, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de woning van [slachtoffer 1] , met toepassing van vervangende hechtenis van 1 maand per overtreding, met een maximum van 6 maanden hechtenis, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.

4.De verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 tenlastegelegde poging tot moord en impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onder 1 impliciet meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Over feit 2 heeft de raadsvrouw zich niet uitgelaten. Tot slot heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - in lijn met de bij de politie afgelegde verklaring van de verdachte - aangevoerd dat de verdachte een black out heeft gehad en heeft gehandeld in een plotselinge opwelling, een vlaag van verstandsverbijstering. De verdachte zou aldus niet hebben gehandeld met voorbedachten rade. Ook stelt de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet op de dood van aangeefster heeft gehad, omdat de kans dat het toegebrachte letsel tot de dood van aangeefster zou leiden niet als aanmerkelijk kan worden aangemerkt. Bovendien heeft de verdachte, indien er wel sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans op de dood, deze kans niet bewust aanvaard.
5.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte heeft gehandeld vanuit een vooropgezet plan om aangeefster van het leven te beroven. Hij heeft vóór de uitvoering van zijn daad nagedacht over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap gegeven. Er is dan ook sprake van voorbedachten rade.
5.1.3.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 29 mei 2018 in de woning van aangeefster [slachtoffer 1] in Spijkenisse, gemeente Nissewaard, aangeefster meermalen met een mes heeft gestoken in het gezicht, in de hals/nek, de armen en de handen. Volgens de medische verklaringen zijn 16 hechtingen geplaatst en is onder andere sprake geweest van een wond aan de rechterborst, hetgeen levensbedreigend letsel kan veroorzaken, en een beschadiging van de halsspier en stolling in de halsslagader over een lengte van 5 centimeter, wat potentieel dodelijk letsel is. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de overige bewijsvragen.
De beide scenario’s
Aangeefster [slachtoffer 1] en de verdachte hebben ieder een andere lezing gegeven over de feitelijke gang van zaken vóór en tijdens het steekincident.
Aangeefster heeft verklaard (kort samengevat):
- dat de relatie tussen de verdachte en haar al ongeveer een jaar voorbij was;
- dat de verdachte niet meer bij haar woonde en niet bij haar sliep;
- dat er nog wel onderling contact was in verband met voetbal-coaching en de gezamenlijke hond, waarbij zij normaal tegen de verdachte deed om de rust te bewaren;
- dat ze bang was voor de verdachte en dat hij haar in het verleden vaker heeft geslagen en haar tijdens en na de relatie heeft bedreigd;
- dat zij de verdachte op 28 mei 2018 niet in haar woning heeft binnengelaten;
- dat het niet zo is dat de verdachte met haar medeweten en toestemming de nacht van 28 op 29 mei 2018 in haar woning heeft doorgebracht;
- dat zij op 29 mei 2018, nadat de kinderen naar school waren vertrokken, onder de douche stond toen zij de verdachte vanuit de slaapkamer van haar zoon [naam 1] de douche binnen zag komen rennen;
- dat de verdachte toen al een mes bij zich had;
- dat de verdachte haar direct bij de keel greep en dat zij is gevallen in de douche;
- dat de verdachte op haar begon in te steken met een mes en dat hij daarbij haar nek zocht en daar specifiek op mikte;
- dat zij heeft gegild en op enig moment heeft geroepen dat haar oudste zoon nog thuis kon terugkomen;
- dat zij de hond, die op haar kwam liggen, zo veel mogelijk voor haar nek heeft gehouden;
- dat de verdachte op een gegeven moment is weggegaan;
- dat zij vervolgens het badkamerraam heeft geopend en om hulp is gaan roepen, en dat zij op dat moment de buurvrouw buiten zag aankomen en de verdachte zag wegrennen;
- dat de verdachte tijdens het hele incident niets heeft gezegd en haar alleen maar heeft aangekeken met een woeste blik in zijn ogen;
- dat zij in totaal 13 keer door hem is gestoken;
- dat hij haar ook nog heeft geschopt en gestompt, waardoor haar voortanden los zitten;
- dat het mes, een vleesmes, vermoedelijk uit de keukenlade in haar woning afkomstig was.
De verdachte heeft verklaard (kort samengevat):
- dat de relatie met aangeefster weliswaar een knipperlicht-relatie was, maar dat de relatie helemaal niet over was; aangeefster wilde echter niet dat anderen (behalve haar jongste kinderen) dat wisten;
- dat hij op maandagavond 28 mei 2018 rond 22:15 uur naar de woning van
aangeefster is gegaan, op het raam heeft geklopt, en dat aangeefster hem heeft binnengelaten;
- dat hij nog wat heeft gegeten en dat zij vervolgens op 29 mei 2018 rond 00:30 uur naar bed zijn gegaan, waarbij ze lepeltje-lepeltje hebben gelegen;
- dat hij de volgende ochtend 29 mei 2018 tussen 05:30 en 06:00 uur op verzoek van aangeefster en voordat de kinderen wakker werden, achter het knieschot in de slaapkamer van haar kind [naam 1] is gaan liggen omdat aangeefster wilde dat hij bleef;
- dat aangeefster toen heeft geholpen om een aantal van zijn spullen achter het schot neer te
leggen, ook dit om te voorkomen dat de kinderen zouden weten dat hij er was;
- dat aangeefster hem ’s morgens 29 mei 2018 om 08:20 uur - toen haar kinderen naar school waren gegaan - heeft geroepen, waarna hij achter het schot vandaan is gekomen;
- dat zij toen samen hebben gedoucht, waarbij aangeefster op een gegeven moment - toen hij zijn vermoeden dat zij vreemdging ter sprake bracht - begon te schreeuwen en te duwen en dat hij daarna de woning heeft verlaten;
- dat hij zich niets meer kan herinneren van de periode tussen het schreeuwen van aangeefster en het verlaten van de woning, omdat hij in een soort waas kwam;
- dat hij geen enkele herinnering heeft aan geweld;
- dat het hem getoonde mes, waarmee aangeefster zou zijn gestoken, hoort bij de messenset in de keukenlade van de woning van aangeefster en dat hij vermoedt dat het mes al op de wastafel in de douche lag;
- dat dit hetzelfde mes is als het mes in het filmpje dat de verdachte een paar weken voor het incident in de auto heeft opgenomen, en waarin de verdachte dreigt zichzelf wat aan te doen;
- dat hij dit mes een aantal dagen voor het incident heeft teruggebracht in de woning door het in de brievenbus te doen.
De beoordeling van de verklaring van de verdachte
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt dat het scenario dat de verdachte heeft geschetst op zichzelf staat en niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel.
Verdachtes standpunt over zijn relatie met aangeefster wordt weersproken door de inhoud van een groot aantal Whatsapp-berichten en e-mails van hemzelf. Deze laten zien dat de verdachte zeer grote moeite had met het mislukken van de relatie met aangeefster, onder andere uitmondend in afscheidsberichten en een filmpje in de auto waarin de verdachte dreigt zichzelf wat aan te doen met een mes. Dit heeft er in geresulteerd dat de verdachte een aantal dagen voor het incident een viertal dagen opgenomen is geweest bij Antes. Er zijn geen berichten die duiden op een hervatting van de relatie.
Daarnaast blijkt (ook) uit de verklaring van [naam 2] , de zus van aangeefster, dat de relatie tussen aangeefster en de verdachte problematisch is geweest en al geruime tijd over was, dat de verdachte niet meer in de woning verbleef, dat hij op straat of in de auto sliep en dat er slechts incidenteel onderling contact was, zoals ook aangeefster heeft verklaard. Blijkens een door de politie in de auto gevonden huurcontract, huurde de verdachte vanaf 1 januari 2018 woonruimte in Leiden. Op de zitting heeft de verdachte verklaard daar zelf nooit te komen. Over wie dan wel gebruik maakte van de woonruimte heeft de verdachte niet willen verklaren. De rechtbank houdt het er voor dat de verdachte de huurovereenkomst in elk geval mede voor zichzelf is aangegaan.
Ten aanzien van de gang van zaken op 28 mei 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij de auto voor het huis van aangeefster heeft geparkeerd en de sleutel in de brievenbus heeft gegooid. Kort daarop, rond 13:00 uur in de middag, zouden de verdachte en aangeefster telefonisch contact hebben gehad, waarbij aangeefster hem zou hebben gevraagd om die avond langs te komen. Tussen dat gesprek en het moment waarop de verdachte ’s avonds bij aangeefster aankwam, zou er geen contact meer zijn geweest.
Deze verklaring wordt echter weersproken door de e-mails die de verdachte in de tussenliggende periode heeft gestuurd, waarin hij allereerst aangeefster verzoekt niet bij hem weg te gaan en iets later haar verwijt dat zij hem alleen maar negeert. De verdachte heeft voor de inhoud van deze e-mails, te bezien in het licht van zijn verklaring over de gang van zaken die dag, ook geen verklaring kunnen geven.
De verdachte heeft verklaard dat hij op maandagavond 28 mei 2018 door iemand is afgezet bij de woning van aangeefster en dat hij op dinsdagmorgen 29 mei 2018 door iemand zou worden opgehaald bij de woning om van daaruit naar zijn werk te gaan. Deze personen zouden de verklaring van de verdachte mogelijk deels kunnen bevestigen. De verdachte heeft er echter voor gekozen om de namen van die personen niet te noemen, waardoor zij niet konden worden gehoord. De verklaring van de verdachte is in zoverre niet verifieerbaar.
De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de telefoon van de verdachte en de daaruit voortvloeiende telefoongegevens (proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed, dossierpagina’s 283-289). Uit dat proces-verbaal blijkt dat de telefoon van de verdachte op 28 mei 2018 ’s ochtends in de woning dan wel in de buurt van de woning van aangeefster is geweest, maar niet dat deze daar ’s avonds is geweest, zoals de verdachte heeft verklaard.
Uit voornoemd proces-verbaal blijkt verder dat de telefoon van de verdachte die dag voor het laatst contact heeft gehad met de router in de woning op 28 mei 2018 om 12:15 uur en dat de telefoon vervolgens weer contact heeft gemaakt met de router op 29 mei 2018 om 01:03 uur, 05:10 uur, 06:15 uur, 06:20 uur, 07:36 uur, 07:54 uur, 09:10 uur en 12:19 uur. Tijdens de doorzoeking van de woning van aangeefster op 29 mei 2018 tussen 10:54 en 14:20 uur heeft de politie de telefoon van de verdachte aangetroffen achter het knieschot in de woning van aangeefster. De ter zitting geuite stelling van de verdediging dat het vaker voorkomt dat routers geen contact maken, acht de rechtbank bij gebreke van een onderbouwde toelichting te speculatief van aard om daaraan de conclusie te verbinden dat aan genoemd onderzoek geen betekenis mag worden toegekend.
Over het tijdsverloop op de ochtend van het steekincident heeft de verdachte met stelligheid verklaard, in het bijzonder ook omtrent het tijdstip, dat hij om 08:20 uur - nadat de kinderen van aangeefster de woning hadden verlaten - vanachter het schot in de slaapkamer is gekomen, dat hij naar de badkamer is gelopen, dat hij en aangeefster toen samen hebben gedoucht, dat aangeefster op een gegeven moment begon te schreeuwen en te duwen, dat hij zich heeft afgedroogd en heeft aangekleed, dat hij daarna de woning heeft verlaten en in de auto is gestapt en daarmee is weggereden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 11-12) en het proces-verbaal buurtonderzoek (dossierpagina’s 92-94) in combinatie met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt het volgende.
De getuige [getuige 2] , die twee huizen verwijderd woont van aangeefster, heeft verklaard dat zij, kort ("nog geen twee tellen") nadat zij het jongste zoontje van aangeefster voorbij had zien lopen, omstreeks 08:10 uur vanuit de woning van aangeefster een harde knal heeft gehoord gevolgd door gegil, dat zij daarop naar de woning is gelopen, dat zij vlak voor de ingang van de woning de verdachte is gepasseerd en dat de verdachte daarop naar zijn auto is gerend, waarna hij met piepende banden is weggereden. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 08:10 uur op straat voor haar woning een ijzig gegil heeft gehoord en dat zij omstreeks 08.12 uur het telefoonnummer 112 heeft gebeld. Verder heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat zij omstreeks 8:10 uur voor haar woning stond toen de verdachte vanuit de woning van aangeefster kwam lopen en dat zij zag dat de verdachte begon te rennen toen hij voornoemde [getuige 2] tegenkwam, waarna de verdachte in zijn auto stapte en heel hard en met piepende banden wegreed.
Voornoemde tijdsindicaties worden ondersteund door het feit dat de 112-melding omstreeks 08:19 uur door de meldkamer van de politie is doorgegeven aan de politieagenten die als eerste ter plaatse zijn gegaan en omstreeks 08:24 uur bij de woning van aangeefster zijn gearriveerd.
Uit het voorgaande volgt dat het tijdsverloop zoals dat door de verdachte is geschetst niet klopt. Dat betreft niet slechts het tijdstip waarop het steekincident zich heeft afgespeeld, maar ook het zeer geringe tijdsverloop tussen het moment waarop de jongste zoon de woning heeft verlaten en het moment van het steekincident. De door de verdachte geschetste handelingen, waaronder ook het douchen en weer aankleden, kunnen niet in die tijdspanne hebben plaatsgevonden.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank tot de gevolgtrekking dat de verdachte - na kennisneming van een deel van het dossier - een alternatief scenario heeft bedacht om de waarheid te verhullen. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dus in haar geheel ongeloofwaardig en legt deze terzijde. Dat de verdachte aan geheugenverlies zou lijden, acht de rechtbank op grond van het vorenstaande en gelet op het desbetreffende rapport van de rechtspsycholoog Van Orsouw ook niet geloofwaardig. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het veinzen van geheugenverlies door de verdachte.
Het scenario volgens de rechtbank
Uit de verklaringen van aangeefster - die de rechtbank consistent en betrouwbaar vindt - en de overige voorhanden zijnde bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat de verdachte op enig moment, maar in ieder geval vóór 01:03 uur in de nacht van 28 op 29 mei 2018, ongevraagd - en mogelijk met gebruikmaking van een nog in zijn bezit zijnde, achter het knieschot aangetroffen, huissleutel - in de woning van aangeefster is binnengedrongen en dat hij zich toen heeft geïnstalleerd (verscholen) achter het knieschot in de slaapkamer van haar zoon [naam 1] . Dat de hond toen niet zou zijn aangeslagen, wijst niet op onjuistheid van deze conclusie, nu de hond ook van de verdachte was en hij daarmee vertrouwd was.
Verder is aannemelijk dat de verdachte het mes al bij zich had op het moment dat hij zich installeerde achter het knieschot. In elk geval had hij het bij zich toen hij naar de douche ging. Ongeloofwaardig is dat dit (keuken)mes - zoals de verdachte bij de politie als zijn vermoeden heeft geuit - op de wastafel in de douche moet hebben gelegen. De rechtbank volgt ook op dit punt de verklaring van aangeefster dat de verdachte dit mes al bij zich had op het moment dat hij naar de douche rende.
’s Morgens omstreeks 08:10 uur - nadat de kinderen van aangeefster de woning hadden verlaten - is de verdachte achter het knieschot in de slaapkamer vandaan gekomen en is hij met het mes naar de douche gerend, waar hij aangeefster direct naar de keel is gevlogen en haar op diverse plaatsen met een mes in haar lichaam heeft gestoken. Daarbij heeft de verdachte gebruik gemaakt van de kwetsbare situatie waarin aangeefster zich op dat moment bevond: zij was aan het douchen en bevond zich in een krappe doucheruimte. Zij kon niet vluchten.
Opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte aangeefster onverwachts heeft aangevallen met een mes, op een kwetsbaar moment, namelijk terwijl zij stond te douchen in de krappe doucheruimte. Aangeefster kon geen kant op en kon zich slechts beperkt verweren. De verdachte heeft aangeefster 13 maal raak gestoken, onder meer in het gezicht en in de hals/nek.
Uit de omstandigheden dat de verdachte aangeefster op deze wijze, direct heeft aangevallen met een mes, zonder daarbij een woord te zeggen, terwijl aangeefster zich in een zeer kwetsbare positie bevond en zij 13 steekwonden heeft opgelopen, volgt dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig op de dood van aangeefster waren gericht, dat naar het oordeel van de rechtbank ook het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Voorbedachten rade
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade, stelt de rechtbank voorop dat de verdachte - inherent aan zijn geveinsde geheugenverlies - geen informatie heeft willen geven over hetgeen hem voor en tijdens het plegen van het delict heeft bewogen.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Daarbij moet de rechtbank de aanwijzingen wegen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Contra-indicaties kunnen, in het algemeen gesproken, worden gevormd door bijvoorbeeld de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in een plotselinge hevige driftbui hebben plaatsgevonden, dat sprake is van slechts een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering, of de omstandigheid dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan.
Uit het hiervoor door de rechtbank vastgestelde scenario volgt dat de verdachte op enig moment voorafgaande aan 1 uur ’s nachts op 29 mei 2018 is binnengedrongen in de woning van aangeefster en zich, met een mes tot zijn beschikking, heeft verscholen. Deze toedracht wijst er op dat de verdachte dit heeft gedaan ter uitvoering van een plan. Vanaf ongeveer middagnacht tot ongeveer 08:00 uur ’s ochtends heeft hij dan ook de gelegenheid gehad om zich te beraden, en over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Deze omstandigheden wegen zwaar en pleiten dan ook sterk voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbedachten rade.
Van enige contra-indicatie die zou pleiten tegen een bewezenverklaring is geen sprake. Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat de verdachte voorafgaand aan en tijdens het steekincident niets heeft gezegd, maar dat hij haar direct en doelgericht met een mes heeft aangevallen. Hieruit blijkt dat er geen sprake was een plotselinge hevige gemoedsopwelling bij de verdachte of dat er slechts een korte tijdsspanne was tussen besluit en uitvoering. Ook van andere contra-indicaties is niet gebleken.
Dit alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte er op was gericht om aangeefster met voorbedachten rade opzettelijk te doden.
5.1.4.
Conclusie
Dit betekent dat de poging tot moord bewezen kan worden.
5.2.
Bewijswaardering feit 2
Uit de voorhanden bewijsmiddelen blijkt dat onder het facebookaccount ’ [naam account] ’ op het facebookaccount van [naam 3] een bericht met foto’s is geplaatst waarin onder meer staat vermeld dat [slachtoffer 1] en de partner van [naam 3] , [naam 4] , vreemdgaan met elkaar. Aan het facebookaccount van [naam 3] waren 126 contacten gekoppeld, die het bericht hebben kunnen lezen, waardoor de goede eer en naam van voornoemde personen is aangetast. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte haar in het verleden berichten heeft verstuurd via het nepaccount ‘ [naam account] ’. Uit het onderzoek aan de laptop van de verdachte is gebleken dat de verdachte een e-mailadres heeft gebruikt met de naam ‘ [naam account] ’. Daarnaast is uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte gebleken dat bij de daarop opgeslagen ‘user accounts’ de voor facebook gebruikte gebruikersnaam ‘ [naam account] ’ voorkomt. Op grond van het voorgaande staat vast dat het de verdachte is geweest die voornoemd bericht op facebook heeft geplaatst.
5.2.1.
Conclusie
Dit betekent dat het feit bewezen kan worden.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
op 29 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] meerdere malen, met een mes, in het gezicht en in de hals/nek heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij
op 30 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente
Nissewaard, opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en afbeeldingen
openlijk tentoongesteld, door
- een zogenaamd facebookbericht te plaatsen op het
facebookaccount van die [slachtoffer 2] met daarin de woorden:
"al maanden liegt [slachtoffer 1] dat ze niks met me heeft
maar me wel me geld aftroggeld voor haar botox vooor zieken
premie van 1500 omdat ze niet verzerkerd is zei en haar
kinderen [naam 5] betaald geen probleem hou van jou wilde een
gezin een vriend die ik naar de zaak bracht opnzijjn haar te
knippen gaat ze mee vreemd voor de buiten wereld en je
familie doe als of je niks met mij hebt maar je vraag me
kom.bij me slaap bij me maaar neuk ook met [naam 6] die
heeft jou voor het blok gezet hij er uit het mooie hier van hij
heeft een vrouw wn 2 kinderen je eigen zoon heeft gezeg je
maak mensen hun levens kapot lust je kut rook naar vis en
deed je pijjn ik had alles al door [naam 7] verklaar je nu
naar je vrouw dat stiekem naar [nickname slachtoffer] ging
waar haar beste vriendin bij was [slachtoffer 1] doe het niet je gaat met
[naam 5] maar nee je zei schijt aan [naam 5] ik had geen schijt speel
niet met mijn gevoel een hoer goed koop en andermans
relatie kapot maken zoals je eigen zoon zei [slachtoffer 2] je
vriend is een hoeren loperen fotos krijg je nog en anders
[naam 8] op fb vragen die was er toen hij kwam na
het stappen van de [naam 6] het komt goed" en
- bij dat bericht meerdere foto's van die [slachtoffer 2] endie [naam 4] en hun kinderen te plaatsen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot moord;

2.smaadschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in de nacht van 28 op 29 mei 2018 verstopt in een bergruimte in de slaapkamer van een zoon van het slachtoffer en heeft daar de hele nacht liggen wachten. Op het moment dat de kinderen het huis hadden verlaten en het slachtoffer naakt en weerloos onder de douche stond, heeft de verdachte toegeslagen. Hij is het slachtoffer zonder iets te zeggen aangevlogen en is haar met een mes te lijf gegaan in een poging haar te vermoorden. Dat het bij een poging is gebleven - en het slachtoffer dus nog leeft - mag een wonder heten en is te danken aan het optreden van het slachtoffer zelf en de tussenkomst van hun gezamenlijke hond.
Met deze afschuwelijke en laffe daad heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de fysieke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de op de zitting door het slachtoffer voorgedragen slachtoffer-verklaring blijkt welke enorme gevolgen deze daad voor haar en haar gezin heeft. Zij heeft verteld dat haar leven is verwoest en dat zij door het gebeurde niet meer kan slapen. De kapperszaak die zij exploiteerde heeft zij noodgedwongen moeten sluiten, waardoor er financiële problemen zijn ontstaan. Ook de psychische gevolgen zijn aanzienlijk. Niet alleen voor het slachtoffer zelf, maar ook voor haar kinderen.
De impact op het slachtoffer wordt nog versterkt doordat de aanval in haar eigen huis heeft plaatsgevonden, een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Zij moet leven met de wetenschap dat de verdachte zich, met een mes, gedurende de nacht heeft verscholen in haar eigen huis, nota bene in een ruimte achter de slaapkamer van haar zoon.
Een dergelijke daad veroorzaakt bovendien - met name ook door de wijze waarop en de omstandigheden waaronder die is gepleegd - in de samenleving gevoelens van afschuw en groot onbegrip, en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid.
Daar komt bij dat de verdachte daags na de poging het slachtoffer te vermoorden haar goede eer en naam heeft aangerand door op het facebookaccount van een vrouwelijke kennis een bericht met foto’s te plaatsen, waarin onder meer stond dat haar man en het slachtoffer vreemdgingen. Kennelijk heeft de verdachte geen berouw of wroeging gehad over wat hij het slachtoffer had aangedaan en heeft hij haar - en met haar ook anderen - nog verder willen beschadigen door het plaatsen van genoemde berichten op facebook.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte zeer zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte gedurende circa 10 jaren niet met justitie in aanraking is gekomen.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juni 2018 en 31 oktober 2018. Daarnaast heeft het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie te Den Haag een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juni 2018. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
GZ-psycholoog M.H. de Groot heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 19 augustus 2018. Omdat de verdachte heeft verklaard dat hij geen herinnering heeft aan het tenlastegelegde steekincident, is de psycholoog niet in staat geweest om alle gestelde vragen te beantwoorden. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
Er zijn onvoldoende aanwijzingen om een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van
de geestvermogens vast te stellen. Wel is er sprake van enige persoonlijkheidsproblematiek en
van een bemoeilijkte agressieregulatie. Daarvan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Het valt naar het oordeel van rapporteur zeker niet uit te sluiten dat de psychische problematiek zoals die hierboven beschreven is van invloed is geweest op het plegen van het ten laste gelegde.
De vraag of de bij de verdachte geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek en agressieregulatie de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed ten tijde van het incident, alsmede de vraag of op basis daarvan een risico op recidive bestaat, heeft de psycholoog om voornoemde reden niet kunnen beantwoorden.
Psychiater dr. D.J. Vinkers heeft in zijn rapport van 1 november 2018 gerapporteerd dat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan zijn onderzoek. De psychiater heeft daardoor geen conclusies kunnen trekken over het psychiatrische toestandsbeeld van de verdachte.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij als strafverhogende factoren meegewogen dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, maar in plaats daarvan heeft gedaan alsof sprake is van geheugenverlies. Verder heeft de verdachte geen enkele blijk gegeven van inzicht in zijn gedrag en de gevolgen daarvan. Ook strafverhogend is de omstandigheid dat het steekincident is gepleegd ten opzichte van zijn ex-vriendin in haar woning. Hetzelfde geldt voor de ernstige gevolgen van het steekincident voor het gezin van het slachtoffer en voor de planmatigheid van verdachtes handelen. Het feit dat de verdachte een dag na het steekincident het tweede - opnieuw beschadigende - feit heeft gepleegd, acht de rechtbank passend bij deze houding van de verdachte.
Gezien deze omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie niet lang genoeg. Aan de verdachte zal een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren worden opgelegd.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte eveneens de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] . Nu de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf de maximale duur van de maatregel overtreft, zal de rechtbank geen locatieverbod opleggen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd het slachtoffer [benadeelde] , vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G. van der Laan, advocaat te Leiden. De benadeelde partij vordert wegens de gevolgen van het steekincident een vergoeding van € 6.282,82 aan materiële schade en een vergoeding van € 30.000,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van het materiële deel van de vordering en tot toewijzing van een bedrag van € 15.000,00 wegens immateriële schade, met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij omdat nader onderzoek naar diverse opgevoerde posten noodzakelijk is, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en meer subsidiair tot aanzienlijke matiging van de vordering.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 6.282,82 aan materiële schade gevorderd, bestaande uit € 4.571,01 aan gederfde inkomsten, € 564,67 aan kosten boekhouder, € 959,88 aan kosten alarmsysteem en € 187,26 aan kosten tandarts.
Met betrekking tot het deel van de vordering dat betrekking heeft op de tandartskosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de onderliggende schade niet rechtstreeks is veroorzaakt door het onder 1 tenlastegelegde en bewezen verklaarde strafbare feit, namelijk het steken met een mes. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de overige posten is de rechtbank van oordeel dat de opgevoerde kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt door de benadeelde partij en dat de benadeelde partij deze kosten ook in de redelijkheid heeft kunnen en moeten maken, zodat zij kunnen worden toegewezen. Dat zij zich genoodzaakt heeft gezien een alarmsysteem aan te schaffen vloeit rechtstreeks voort uit het onder 1 bewezen verklaarde feit, nu haar gevoel van veiligheid in haar eigen huis daardoor ernstig is aangetast. De te vergoeden materiële schade bedraagt in totaal € 6.095,56.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op basis van de nu beschikbare informatie naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 15.000,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden bedrag aan materiële schade naar redelijkheid vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak en dat het te vergoeden bedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 mei 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 21.095,56, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57, 261 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 1] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één maand, met een totale duur van ten hoogste zes maanden; toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de maatregel niet op;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 21.095,56 (zegge: éénentwintigduizend en vijfennegentig euro en zesenvijftig eurocent), bestaande uit € 6.095,56 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 ten aanzien van de materiële schade (€ 6.095,56) en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2018 ten aanzien van de immateriële schade (€ 15.000,00), beide tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] te betalen
€ 21.095,56 (zegge: éénentwintigduizend en vijfennegentig euro en zesenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 ten aanzien van de materiële schade (€ 6.095,56) en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2018 ten aanzien van de immateriële schade (€ 15.000,00), beide tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 21.095,56 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
140 (honderdveertig) dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
mr. P. Putters en mr. W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/105793-18)
1
hij
op of omstreeks 29 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals/nek en/of een/de
arm(en) en/of hand(en) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 10/189381-18)
2
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente
Nissewaard, in elk geval in Nederland opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid,
openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd
gebracht,
door
- een zogenaamde facebookbericht te plaatsen op het
facebookaccount van die [slachtoffer 2] een bericht te plaatsen met
daarin de woorden:
"al maanden liegt [slachtoffer 1] dat ze niks met me heeft
maar me wel me geld aftroggeld voor haar botox vooor zieken
premie van 1500 omdat ze niet verzerkerd is zei en haar
kinderen [naam 5] betaald geen probleem hou van jou wilde een
gezin een vriend die ik naar de zaak bracht opnzijjn haar te
knippen gaat ze mee vreemd voor de buiten wereld en je
familie doe als of je niks met mij hebt maar je vraag me
kom.bij me slaap bij me maaar neuk ook met [naam 6] die
heeft jou voor het blok gezet hij er uit het mooie hier van hij
heeft een vrouw wn 2 kinderen je eigen zoon heeft gezeg je
maak mensen hun levens kapot lust je kut rook naar vis en
deed je pijjn ik had alles al door [naam 7] verklaar je nu
naar je vrouw dat stiekem naar [nickname slachtoffer] ging
waar haar beste vriendin bij was [slachtoffer 1] doe het niet je gaat met
[naam 5] maar nee je zei schijt aan [naam 5] ik had geen schijt speel
niet met mijn gevoel een hoer goed koop en andermans
relatie kapot maken zoals je eigen zoon zei [slachtoffer 2] je
vriend is een hoeren loperen fotos krijg je nog en anders
[naam 8] op fb vragen die was er toen hij kwam na het
stappen van de [naam 6] het komt goed" en
- bij dat bericht een of meerdere foto's van die [slachtoffer 2] en/of
die [naam 4] en/of hun kinderen te plaatsen.