ECLI:NL:RBROT:2018:10809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
563023 / HA RK 18-1411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civielrechtelijke procedure niet-ontvankelijk verklaard

Op 14 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. W.J. van den Bergh, rechter in een civielrechtelijke procedure. De verzoeker had op 5 september 2016 een vennootschap gedagvaard en in de daaropvolgende procedure had hij op 15 november 2018 een klacht ingediend tegen de rechter, waarin hij stelde dat deze niet langer als onafhankelijke en onpartijdige rechter kon functioneren. De wrakingskamer heeft de brief van de verzoeker als een wrakingsverzoek in behandeling genomen, maar geconstateerd dat het verzoek niet was ondertekend door een advocaat, wat verplicht was volgens de regels van het Burgerlijk Procesrecht. De verzoeker kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat in procedures waar procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, de ondertekening van het wrakingsverzoek door een advocaat ook verplicht is. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 563023 / HA RK 18-1411
Beslissing van 14 december 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. van den Bergh, rechter in de rechtbank Rotterdam, team handel en haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij exploot van 5 september 2016 heeft verzoeker [naam vennootschap] N.V. gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Rechtbank Rotterdam van 14 september 2016. De procedure draagt het zaaknummer C/10/509997/HA ZA 16-912.
In deze procedure (en in de daarmee gevoegde procedure) heeft op 7 november 2017 ten overstaan van de rechter een comparitie van partijen plaatsgevonden.
Nadien is tweemaal een datum bepaald voor de voortzetting van de comparitie van partijen en is aansluitend telkens op verzoek van een procespartij uitstel verzocht en verleend.
Op 15 november 2018 is ter griffie ingekomen een (ongedateerde) brief van verzoeker, waarin hij onder meer meedeelt:
“…….
Hierbij wil ik een klacht indienen tegen mr. van den Bergh, rechter in een rechtszaak die ik aangespannen geb(de rechtbank leest: heb)
tegen [naam vennootschap verkeerd gespeld] n.v.(de rechtbank leest: [naam vennootschap] N.V.)
die dient bij uw rechtbank.
…….
Hij ……. kan niet langer functioneren als onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Ik eis dan ook dat de rechtszaak op zo kort mogelijke termijn met een andere rechter voortgezet wordt om de schade voor mij zo veel mogelijk te beperken.
…….”
Bij brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 23 november 2018 is aan verzoeker meegedeeld dat zijn brief – behalve als klacht – tevens in behandeling wordt genomen als wrakingsverzoek.
Voorts is verzoeker in genoemd brief gewezen op een verzuim in zijn wrakingsverzoek en is verzoeker daarbij gelegenheid gegeven dat verzuim uiterlijk 7 december 2018 te herstellen.
Van die gelegenheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Gezien de hiervoor geciteerde bewoordingen van verzoeker is zijn brief door de wrakingskamer in behandeling genomen als een verzoek tot wraking van de rechter.
2.2
In de civielrechtelijke procedure, waarin het wrakingsverzoek door verzoeker wordt gedaan, is verzoeker de eisende partij. In die hoedanigheid is hij ingevolge artikel 278, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gehouden zijn verzoekschrift te doen ondertekenen door een advocaat. Indien het verzoekschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, biedt de rechter ingevolge artikel 281, lid 1 Rv de verzoeker de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn dit verzuim te herstellen. Maakt de verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan wordt hij in het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
2.3
Ingevolge vaste rechtspraak, alsmede hetgeen is bepaald in artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, geldt dat in procedures waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, de ondertekening van het schriftelijke wrakingsverzoek door een advocaat verplicht is. De verzoeker die zonder bijstand van een advocaat een verzoek indient, wordt hierop gewezen. Hij krijgt gedurende een aan hem mee te delen termijn de gelegenheid zijn verzuim te herstellen. Indien het verzuim niet of niet tijdig wordt hersteld, wordt verzoeker door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
2.4
Bij brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 23 november 2018 is verzoeker gewezen op het hiervoor omschreven verzuim en is hem gelegenheid geboden tot en met 7 december 2018 om dit verzuim te herstellen. Verzoeker heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van rechter mr. W.J. van den Bergh.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter, mr. A.M.H. Geerars en
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A.M.H. Geerars uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2018 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. W.J. van den Bergh
- mr. S. van Buuren
- mr. S.M.J. Heeren
- mr. K.C. Mensink