Bij het voorgaande komt nog, aldus Breijer c.s., dat de omstandigheden van dien aard zijn, dat aannemelijk is dat de rechtspersoonlijke structuur, ‘het web’, is opgetuigd met het nadrukkelijke doel aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid te ontlopen en schuldeisers te benadelen. Deze gedachte wordt niet alleen ingegeven door de structuur zelf, maar ook door de verwevenheid van de rechtspersonen, vestigings- en kantooradressen en woon- en geboorteplaatsen van bestuurders-natuurlijke personen. Daardoor kan ook door toepassing van het leerstuk van vereenzelviging tot aansprakelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] worden gekomen.
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [eiser 1] en [eiser 2] in de loop der jaren bij verscheidene van de onderhavige vennootschappen als bestuurder betrokken zijn geraakt. Die betrokkenheid maakt dat hen wetenschap kan worden toegeschreven van de handel en wandel binnen ‘het web’; zij wisten, althans zij behoorden redelijkerwijs te weten, dat Hureco nooit in staat kon zijn haar verplichtingen uit de procedures na te kunnen komen, geen verhaal zou bieden en dat daarmee diens schuldeisers (Breijer) benadeeld zouden worden. Daarmee is ook het onzorgvuldig en onrechtmatig handelen van de bestuurders van Hureco, en dus uiteindelijk van – onder anderen – [eiser 1] en [eiser 2] gegeven. Immers, gezien het voorgaande kan bestuurders, mede met het oog op hun
verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening (artikel 2:9 BW) een voldoende persoonlijk
ernstig verwijt gemaakt worden, nu zij hebben toegelaten en/of bewerkstelligd dat
Hureco haar verplichting niet na kon komen en niet na is gekomen. De vorderingen van Breijer c.s. op [eiser 1] en [eiser 2] vinden dan ook tevens hun grondslag in het bepaalde in de artikelen 2:9 en 2:11 BW, én in het leerstuk van de onrechtmatige daad en de geschiedenis en bedoeling daarachter. In het beslagrekest voegt Breijer c.s. daar nog aan toe dat alle gerekestreerden, tevens gedaagden in de bodemprocedure, bestuurder zijn en waren ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid. Bestuurders dienen hun bestuurstaak behoorlijk te vervullen. Indien hen dan een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt, dan leidt dat tot een onrechtmatige daad. Door Hureco ‘leeg’ te laten lopen, zijn er aan die rechtspersoon verhaalsmogelijkheden onttrokken, in de wetenschap van [eiser 1] en [eiser 2] dat verhaal door Breijer c.s. op de vennootschap zou worden gehaald. De wetenschap dat Hureco al tijdens de rechtbankprocedure ‘leeg’ was, zodat bij veroordeling tot betaling zij aan haar verplichtingen jegens Breijer niet zou kunnen voldoen, wordt ook aan de bestuurders toegerekend, zodat zij ook daarom reeds aansprakelijk zijn. [eiser 1] en [eiser 2] , althans de rechtspersoon die zij besturen, hebben willens en wetens hoger beroep ingesteld in de wetenschap dat zij bij verlies van de zaak – en die kans was gezien de inhoud van het vonnis in eerste aanleg aanmerkelijk – niet aan hun verplichtingen zouden
kunnen voldoen. Dat is een onbehoorlijke uitoefening van de bestuurdersfunctie en
dus ook onrechtmatig, aldus Breijer c.s.