Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag op [naam slachtoffer] op 5 oktober 2016. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft [naam slachtoffer] meermalen met kracht tegen haar hoofd en in haar gezicht geslagen, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen, waaronder een schedelbasisfractuur. De rechtbank heeft de aangifte van [naam slachtoffer] als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat zij geen tolk had tijdens haar aangifte. De verdachte heeft ontkend aanwezig te zijn geweest bij het geweldsincident, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat hij de daden heeft gepleegd. De officier van justitie had vrijspraak van poging tot doodslag geëist, maar de rechtbank heeft dit niet gevolgd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.