In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 27 juni 2018 te Rotterdam samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid heroïne aanwezig heeft gehad. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts een kleinere hoeveelheid heroïne had, namelijk bijna 12 kilogram. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van betrokkenheid, wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de woning, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bewezen feit, medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, strafbaar is. De rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 500,00 aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.