ECLI:NL:RBROT:2018:10762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
10-191494-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en vervoer van amfetamine en bezit van hennep en een ploertendoder

Op 9 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het verkopen en vervoeren van amfetamine, alsook het aanwezig hebben van hennep en een ploertendoder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 september 2018 in Rotterdam opzettelijk 1 gram amfetamine heeft verkocht en meer dan een kilo amfetamine, 200 gram hennep en een ploertendoder in zijn bezit had. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezen feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-191494-18
Datum uitspraak: 9 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.W.M. Kromme, advocaat te Ridderkerk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L Verhoeven, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op ­­­­­­­­­­­­­27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk heeft verkocht en­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ vervoerd­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ ­­­­­­­­ één gram­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;
2.
hij op ­­­­­­­­­­­­­27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ­­­­­­­­­­­­­­­­1133,6 gram­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;
3.
hij op ­­­­­­­­­­­­27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ­­­­­­­­ 211,2 gram­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ ­­­­hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;
4.
hij op ­­­­­­­­­­­­­27 september 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op straat amfetamine verkocht en tijdens een huiszoeking is er ruim een kilo amfetamine, ruim 200 gram hennep en een ploertendoder aangetroffen.
Deze drugs zijn gevaarlijk voor de gezondheid van personen. Bovendien lijdt de maatschappij schade doordat drugsgebruikers vaak overgaan tot het plegen van strafbare feiten om in hun verslaving te kunnen voorzien. Hiernaast brengt het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is op psychische gronden arbeidsongeschikt verklaard en heeft geen vaste zinvolle dagbesteding.
De verdachte kan rondkomen van zijn wekelijkse leefgeld. Af en toe verdient hij iets bij door een kleine hoeveelheid drugs aan vrienden te leveren. Ook krijgt hij wel eens wat geld toegestopt van zijn vader aan wie hij veel steun ervaart. Zijn moeder is onlangs overleden.
De verdachte gebruikt dagelijks cannabis en ongeveer twee keer per week gebruikt hij amfetamine en alcohol.
In 2000 kreeg de verdachte voor het eerst een psychose. Later werd schizofrenie bij hem vastgesteld. Hij staat onder ambulante behandeling bij Antes GGZ en krijgt in depotvorm antipsychotische medicatie toegediend. Bij Antes GGZ moet de verdachte zich eens in de twee weken melden en zodra zijn toestand destabiliseert, komt hij in aanmerking voor een klinische opname. De verdachte houdt zich aan de afspraken met zijn behandelaar.
Psycholoog O.C. van der Bent heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
9 oktober 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte woont zelfstandig en zit momenteel op vrijwillige basis in de schuldhulpverlening. Ook zijn vader beheert geld voor hem.
Verder is de verdachte werkzaam als mantelzorger. Zo doet hij boodschappen voor een vriendin van hem die een straatfobie heeft. Als tegenprestatie mag hij met haar mee eten.
De verdachte beseft dat het gebruik van drugs er voor kan zorgen dat hij destabiliseert. Hij zegt dit te beseffen en gebruikt daarom niet iedere dag drugs. Anderzijds vindt hij het gebruik van amfetamine prettig, omdat hij suf wordt van de medicatie en de amfetamine hem juist alert maakt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, van het Wetboek van Strafrecht;
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 105 (honderdvijf) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. S.H. Poiesz en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer één gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1143,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 211,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.