ECLI:NL:RBROT:2018:10761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
10/712015-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met een aan zorg toevertrouwd kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwd minderjarig kind van 15 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 augustus 2017, meermalen ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, dat in die periode onder zijn zorg viel. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis. Daarnaast is de gehele vordering van de benadeelde partij, ter hoogte van 825 euro, toegewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van de aangeefster en getuigen gewogen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat zijn handelingen binnen de grenzen van normaal gedrag in het gezin vielen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft gemaakt.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de rapportage van de reclassering, die een lage kans op recidive inschatte. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke straf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte een first offender is. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, omdat de schade door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt en niet gemotiveerd is weersproken door de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712015-18
Datum uitspraak: 23 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering inhoudende een meldplicht en ambulante behandeling bij het Dok, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet geheel betrouwbaar is en niet voldoende wordt ondersteund door ander bewijs in het dossier.
De verdachte ontkent immers dat hij aangeefster onzedelijk heeft betast. Kroelen en kietelen is normaal binnen hun gezin.
Bovendien verklaart de verdachte dat zijn vrouw [naam vrouw verdachte] niet heeft geroepen dat verdachte aan de borsten van aangeefster heeft gezeten. [naam vrouw verdachte] verklaart zelf ook tijdens het politieverhoor dat zij dit niet heeft gezien en ook niet heeft geroepen. Voorts verklaart [naam vrouw verdachte] dat zij met een spiegel is gaan kijken wat de verdachte en aangeefster beneden aan het doen waren, omdat ze aangeefster ’s avonds laat stiekem van haar kamer naar beneden hoorde lopen. Omdat dit - na het overlijden van haar zus, het feit dat aangeefster bij hen is komen wonen en aangeefster voortdurend de tijd van de verdachte opeiste - de druppel was, heeft zij tegenover de verdachte en aangeefster duidelijk gemaakt dat het klaar was.
Hier komt bij dat aangeefster het in het WhatsAppbericht dat zij diezelfde avond naar de moeder van haar vriendin (hierna: [naam 1] ) stuurde, niet heeft over het betasten van borsten of schaamstreek. In dit bericht heeft aangeefster het uitsluitend over dat de verdachte en [naam vrouw verdachte] ruzie hebben gehad.
Ter terechtzitting is de oma van aangeefster (hierna: mevrouw [naam 2] ) als getuige gehoord en hier verklaart zij dat verdachte en [naam vrouw verdachte]
niethebben gesproken over het betasten van de borsten en vagina van [naam slachtoffer] , in tegenstelling tot wat zij bij de politie heeft verklaard.
De WhatsAppberichten die de verdachte met de telefoon van [naam vrouw verdachte] heeft gestuurd naar aangeefster na de ruzie, kunnen niet worden gezien als een schuldbekentenis. De verdachte heeft die bewoordingen gebruikt, omdat hij enorm was geschrokken van het feit dat aangeefster blijkbaar het gevoel had dat hij bij het kietelen te ver was gegaan.
De verklaringen van [naam 1] , mevrouw [naam 2] en [naam vrouw verdachte] over wat aangeefster hen heeft verteld over het ten laste gelegde, kan volgens de verdediging evenmin als steunbewijs gelden, omdat deze afkomstig zijn van dezelfde bron als de aangifte.
Hiernaast heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding gedaan teneinde de audio-opname van het verhoor van mevrouw [naam 2] bij de politie op 16 december 2017 te 10:30 uur te beluisteren, zulks indien en voor zover de rechtbank de verklaring van mevrouw [naam 2] - afgelegd bij de politie dan wel ter terechtzitting - voor het bewijs zou willen gebruiken.
4.1.2.
Beoordeling
Bewijsmotivering
Aangeefster verklaart in haar aangifte dat de verdachte meerdere keren over haar borsten heeft gewreven, zo ook op de vrijdagavond nadat zij terug kwamen van hun vakantie. Volgens aangeefster heeft [naam vrouw verdachte] dit gezien vanaf de trap door middel van een make-up spiegel waarna er een flinke ruzie is ontstaan tussen de verdachte en [naam vrouw verdachte] .
[naam vrouw verdachte] verklaart bij de politie dat zij - nadat zij met behulp van een make-up spiegel ziet dat de verdachte onder het shirt van aangeefster zit – heel erg boos is geworden en tegen de verdachte heeft gezegd: “Stoppen, dit kan zo niet langer.”.
Vervolgens stuurt de verdachte twee dagen later met de telefoon van [naam vrouw verdachte] een WhatsAppbericht naar aangeefster met daarin onder andere dat het hem spijt wat hij gedaan heeft, het nooit had mogen gebeuren, hij in therapie zal gaan en de vraag aan aangeefster om geen aangifte te doen, omdat dit voor hem acht jaar gevangenisstraf zou betekenen.
De rechtbank is van oordeel dat dit WhatsAppbericht in het licht van de aangifte en bovengenoemde verklaring van [naam vrouw verdachte] bezien, maakt dat dit WhatsAppbericht niet anders kan worden uitgelegd dan als een schuldbekentenis.
Hiernaast verklaart [naam 1] over het telefoongesprek dat zij vlak na het incident had met [naam vrouw verdachte] . Tijdens dit telefoongesprek was [naam vrouw verdachte] behoorlijk overstuur en wordt er onder andere gesproken over dat [naam vrouw verdachte] al langer het vermoeden had dat er iets niet klopte en dat ze tegen de verdachte had geschreeuwd: “Hoe ver had je willen gaan?”.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw en zij oordeelt dat de verklaring van aangeefster
welvoldoende en in overwegende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
Zoals blijkt uit hetgeen hierboven is overwogen en uit de als bijlage aangehechte bewijsmiddelen, is de rechtbank niet op basis van de door mevrouw [naam 2] afgelegde verklaringen tot het oordeel gekomen dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. De getuige [naam 2] is bij de politie en ter terechtzitting als getuige gehoord. Zij heeft wisselend verklaard en is ter terechtzitting onder ede feitelijk teruggekomen op haar eerdere verklaring bij de politie. De getuige is naar het oordeel van de rechtbank geen betrouwbare getuige gebleken en de rechtbank acht haar verklaringen in belastende zin, noch in ontlastende zin bruikbaar. De rechtbank zal dan ook het voorwaardelijk aanhoudingsverzoek afwijzen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegd feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2017 tot en met
13 augustus 2017 te Hellevoetsluis, meermalen, telkens met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, ontucht heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) (telkens) wrijven over en/of betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een aan zijn zorg toevertrouwd kind, te weten de dochter van zijn overleden schoonzus die in de bewezenverklaarde periode 15 jaar oud was. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft de grens van het toelaatbare overschreden en misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer na het overlijden van haar moeder in hem stelde. In plaats van haar te beschermen, heeft de verdachte zijn eigen behoeften voorop gesteld. De verdachte heeft geen gevoel van spijt getoond en geen inzicht in zijn handelen gegeven. De verdachte neemt dus ook geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Ook de omstandigheden dat de handelingen plaatsvonden in het eigen huis van de verdachte en op dat moment ook van het slachtoffer, maakt dat het slachtoffer in haar veiligheid is aangetast. De ervaring leert dat jeugdige, getraumatiseerde slachtoffers van ontucht ook op latere leeftijd nog ernstige nadelige gevolgen kunnen ondervinden in hun emotionele en lichamelijke ontwikkeling en welzijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 oktober 2018.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
4 september 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte komt uit een gedegen gezin en heeft een duidelijk normen en waarden patroon over wat wel en wat niet kan, of hoe het in een gezin hoort te zijn. De verdachte is gehuwd en heeft een zoon.
De reclassering acht de kans op recidive laag en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling bij het Dok om na te gaan hoe hij met het bewaken van grenzen omgegaan is en hoe hij overschrijden van grenzen in de toekomst kan vermijden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het feit dat de verdachte een first offender is en de reclassering de recidivekans laag inschat. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht) opleggen teneinde verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom een (dergelijk) strafbaar feit te begaan. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten een ambulante behandeling te ondergaan, omdat de verdachte heeft aangegeven hier niet voor open te staan en een dergelijke behandeling alleen succesvol kan zijn indien de verdachte zich hier voor inzet.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam benadeelde] , die inmiddels 17 jaar oud is, heeft ter terechtzitting aangegeven een vordering in te dienen ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 825,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering met de wettelijke rente. Het gevorderde bedrag is een reëel bedrag vergeleken met andere soortgelijke zaken.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleitte vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 825,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen een bedrag van
€ 825,00 (zegge: achthonderdvijfentwintig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
13 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 825,00 (zegge: achthonderdvijfentwintig euro), vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
16 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. S.H. Poiesz en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met
13 augustus 2017 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, ontucht heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) (telkens) wrijven over en/of betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] en/of brengen van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) wrijven over en/of betasten van de vagina en/of schaamstreek van die [naam slachtoffer] .