ECLI:NL:RBROT:2018:10742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
C/10/540714 / HA RK 17-1165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het gelasten van een rogatoire commissie in Duitsland voor het horen van getuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2018 een beschikking gegeven in een geschil tussen een rechtspersoon naar buitenlands recht, gevestigd in Hong Kong, en meerdere verweerders, waaronder rechtspersonen en natuurlijke personen uit Duitsland. De verzoekster had eerder een verzoek ingediend tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor, dat door de rechtbank was ingewilligd. Echter, er ontstond een geschil over de locatie waar de getuigen moesten worden gehoord. De verzoekster verzocht om een rogatoire commissie in Duitsland, omdat enkele getuigen niet naar Nederland konden komen. De verweerders voerden verweer tegen dit verzoek, stellende dat niet was aangetoond dat de getuigen niet bereid waren om in Nederland te worden gehoord en dat een rogatoire commissie zou leiden tot vertraging en extra kosten.

De rechtbank overwoog dat de hoofdregel is dat getuigen zoveel mogelijk door de rechter die de zaak behandelt worden gehoord. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de verzoekster niet voldoende was onderbouwd en dat het instellen van een rogatoire commissie geen duidelijke efficiëntie-voordelen zou opleveren. De rechtbank stelde de verzoekster in de gelegenheid om binnen vier weken na de beschikking te reageren op de mogelijkheid om de getuigen alsnog in Nederland te horen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/540714 / HA RK 17-1165
Beschikking van 3 december 2018
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[naam verzoekster],
gevestigd te Hong Kong, China,
verzoekster,
advocaten mr. E.K. Ditvoorst en mr. M.A. Rooijakkers te Rotterdam,
en

1.[naam verweerder 1] ,

wonende te Hamburg, Duitsland,
2.
[naam verweerder 2],
wonende te Daisendorf, Duitsland,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[naam verweerder 3],
gevestigd te Freiburg im Breisgau, Duitsland,
verweerders,
advocaat mr. P. Habermehl te Amsterdam.
Verzoekster zal hierna [naam verzoekster] worden genoemd. Verweerders zullen hierna gezamenlijk [namen verweerders] c.s. worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking d.d. 28 maart 2018 heeft deze rechtbank het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor van [naam verzoekster] ingewilligd en bepaald dat de in dat verzoekschrift genoemde getuigen zullen worden gehoord.
1.2.
Tussen partijen is een geschil gerezen over de plaats waar de getuigen moeten worden gehoord. [naam verzoekster] verzoekt tot het gelasten van een rogatoire commissie in Duitsland. Bij brief d.d. 24 augustus 2018 hebben [namen verweerders] c.s. tegen dit verzoek verweer gevoerd.

2.De beoordeling

2.1.
[naam verzoekster] wenst drie getuigen te doen horen. Al deze getuigen wonen in Duitsland. Het gaat hier om dhr. dr. [naam 1] die als advocaat en als curator in het faillissement van [naam bedrijf] werkzaam is in München, mevr. dr. [naam 2] die als notaris werkzaam is in Hamburg, en mevr. [naam 3] die als medewerker werkzaam is in Hamburg. Aangezien een van de getuigen te kennen heeft gegeven niet naar Nederland te kunnen komen voor het te houden voorlopig getuigenverhoor, verzoekt [naam verzoekster] dat de rechtbank een rechter van gelijke rang in Duitsland zal verzoeken om de getuigen te verhoren.
2.2.
[namen verweerders] c.s. concluderen tot afwijzing van dit verzoek. Als verweer hebben zij aangevoerd dat niet is gebleken dat de getuigen niet bereid zijn om in Nederland te worden gehoord. Bovendien hebben zij aangevoerd dat het gelasten van een rogatoire commissie leidt tot vertraging en extra kosten.
2.3.
De rechtbank verwijst allereerst naar rechtsoverweging 4.4. van de beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2018, waarin is opgenomen dat – kort gezegd – ter zitting aan de orde is gesteld of de getuigen ter plaatse in Duitsland kunnen worden gehoord, maar dat dit buiten het bestek van de behandeling van dat verzoekschrift valt om daarover een beslissing te nemen.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat de rechter krachtens artikel 176 Rv, indien een getuige in het buitenland woont, aan een door hem aan te wijzen autoriteit van het land waar de getuige zijn woonplaats heeft kan verzoeken het getuigenverhoor te houden, dan wel dat verhoor kan opdragen aan de Nederlandse consulaire ambtenaar tot wiens ressort de woonplaats van die getuige behoort. Het staat de rechter die een buitenlandse getuige moet horen vrij om het verzoek om een rogatoire commissie in te stellen af te wijzen en de getuige op te roepen voor het gerecht waar de procedure wordt gevoerd. Als hoofdregel van het procesrecht geldt dat getuigen zoveel mogelijk worden gehoord door de rechter(s) die de zaak behandel(t)(en), althans de rechter die ook de overige getuigen heeft gehoord, opdat deze in staat is/zijn om zich een zelfstandig oordeel te kunnen vormen over de geloofwaardigheid van de afgelegde getuigenverklaring. Bij de beslissing of een verzoek tot het gelasten van een rogatoire commissie wordt toegewezen, worden voorts de belangen van alle partijen afgewogen. Gelet op voormelde hoofdregel, de met een rogatoire commissie gepaard gaande vertraging van de procedure en de veelal niet geringe extra tijd en kosten aan de zijde van de wederpartij om het verhoor in het buitenland te kunnen bijwonen, past derhalve hierbij een terughoudende benadering.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangezien het hier gaat om drie getuigen waarvan twee woonachtig zijn in München en één in Hamburg, derhalve twee betrekkelijk ver van elkaar gelegen plaatsen die bovendien betrekkelijk ver gelegen zijn van Nederland, levert het instellen van een rogatoire commissie door één enkel Duits gerecht zoals [naam verzoekster] wenst, geen duidelijke efficiëntie-voordelen op ten opzichte van het houden van een voorlopig getuigenverhoor door deze rechtbank.
2.6.
Volgens [naam verzoekster] zou één van de getuigen niet naar Nederland kunnen komen. Nog daargelaten dat niet is gebleken welke getuige dat is, heeft [naam verzoekster] voor deze weigering geen enkele reden gegeven.
2.7.
De rechtbank wil voorts niet uitsluiten dat het mogelijk blijkt getuigen via een video-verbinding te horen.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam verzoekster] derhalve niet voldoende onderbouwd, waarom de hoofdregel dat de rechter die op de zaak zit zelf de getuigen hoort, in dit geval zou moeten wijken voor haar belang of dat van de door haar voorgedragen getuigen.
2.9.
[naam verzoekster] heeft niet medegedeeld of zij, indien haar verzoek tot het instellen van een rogatoire commissie wordt afgewezen, de getuigen alsnog hier ter plaatse wenst te doen horen. De rechtbank zal haar daartoe nog in de gelegenheid stellen. Indien [naam verzoekster] de getuigen alsnog wenst te doen horen, zal een nadere datum voor voortzetting van het getuigenverhoor worden bepaald. Gelet op het voorgaande zal [naam verzoekster] in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken na datum beschikking zich uit te laten over het alsnog doen horen van de getuigen en het opgeven van verhinderdata van alle betrokkenen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt [naam verzoekster] in de gelegenheid om binnen vier weken na datum beschikking zich uit te laten over het alsnog doen horen van de getuigen en het opgeven van verhinderdata van alle betrokkenen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018.
2897/901/676