In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen [verweerster] inzake een ontslag op staande voet. [verzoeker], werkzaam als Cv-monteur, werd op 20 juli 2018 op staande voet ontslagen door [verweerster], een installatiebedrijf. Het ontslag volgde na beschuldigingen van stelselmatige fraude en het vermengen van privé en zakelijke belangen. [verzoeker] betwistte de beschuldigingen en verzocht om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, omdat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan frauduleus handelen door werkzaamheden zonder werkbon uit te voeren en contante betalingen te accepteren. De rechter concludeerde dat van [verweerster] niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten, waardoor de verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen. Tevens werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].