ECLI:NL:RBROT:2018:10706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
7280847
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot bedrijfsruimte in kort geding; huurovereenkomst en exploitatieverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres in conventie, [eiseres 1], toegang tot een bedrijfsruimte vorderde. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die op 28 december 2016 was gesloten tussen de gedaagde, [gedaagde], en een derde partij, [naam bedrijf]. [eiseres 1] wilde de huurovereenkomst overnemen, maar [gedaagde] weigerde toegang tot de bedrijfsruimte te verlenen, wat leidde tot de vordering van [eiseres 1]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] de toegang tot de bedrijfsruimte moest verlenen, omdat de huurovereenkomst en de bijbehorende rechten en verplichtingen correct waren overgedragen aan [eiseres 1]. De rechter stelde vast dat er geen voorwaarden waren gesteld aan de overdracht en dat [gedaagde] geen recht had om zich tegen de toegang van [eiseres 1] te verzetten. De vordering van [eiseres 1] werd toegewezen, met een dwangsom van € 750 per dag voor het geval [gedaagde] in gebreke bleef. In reconventie werden de vorderingen van [eiseres 2] afgewezen, omdat deze niet konden worden toegewezen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7280847 \ VV EXPL 18-470
uitspraak: 22 november 2018
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres 1],
statutair gevestigd te Hengelo,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. P.J.M. Veuger te Genemuiden (gemeente Zwartewaterland),
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
statutair gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. B. Martens te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres 1] respectievelijk [gedaagde] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2018, met producties;
  • de brief van 30 oktober 2018 zijdens [eiseres 1] , met producties;
  • de eis in reconventie, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. Ter zitting is namens [eiseres 1] de heer [naam 1] (directeur) verschenen, vergezeld van mevrouw [naam 2] en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens [gedaagde] is verschenen [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[gedaagde] is eigenaar van het gezondheidscentrum [naam gezondheidscentrum] , gelegen aan de [adres] te Vlaardingen (hierna: het zorgcentrum).
2.2
Op 28 december 2016 heeft [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten met mevrouw [naam 2] h.o.d.n. [naam bedrijf] met betrekking tot de bedrijfsruimte unit verhuur 8 (hierna: de bedrijfsruimte). De bedrijfsruimte is bestemd om te worden gebruikt ten behoeve van podotherapie.
2.3
De huurovereenkomst luidt - voor zover van belang - als volgt:
“1.2 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte ten behoeve van van de werkzaamheden van huurder met bijbehorende en/of daaraan gerelateerde dienstverlening, passend binnen de bestemming.”
“11.2 Verhuurder stemt reeds bij voorbaat in met eventuele overdracht door huurder van diens uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen voor wat betreft een overdracht welke wordt ingegeven door een bedrijfsoverdracht/-opvolging.
11.3
Verhuurder stemt nu voor alsdan in met een overdracht van de huurovereenkomst door de Huurder aan een derde die een gelijk beroep als dat van de Huurder in het gehuurde wenst uit te oefenen.”
"13.1 Huurder zal het gehuurde – gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst – daadwerkelijk, geheel en behoorlijk in gebruik gehouden. Huurder zal het gehuurde voorzien en voorzien houden van voldoende inrichting en inventaris.”
2.4
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing. De algemene bepalingen luiden - voor zover hier van belang - als volgt:
“5.1 Huurder zal het gehuurde - gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst - daadwerkelijk geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming. Huurder zal hierbij bestaande beperkte rechten, kwalitatieve verplichtingen en de van overheidswege en vanwege de nutsbedrijven gestelde of nog te stellen eisen (waaronder eisen ten aanzien van het bedrijf van Huurder, ten aanzien van het gebruik van het gehuurde, alsmede ten aanzien van alles wat in of aan het gehuurde aanwezig is) in acht nemen. Huurder zal het gehuurde voorzien en voorzien houden van voldoende inrichting en inventaris. Onder nutsbedrijven wordt in deze huurovereenkomst tevens verstaan soortgelijke bedrijven die zich bezig houden met de levering, het transport en de meting van het verbruik van energie, water e.d.”
2.5
De huurovereenkomst is - na oplevering van het zorgcentrum - ingegaan op 1 juni 2018 voor de duur van vijf jaar.
2.6
Bij e-mail van 12 september 2018 heeft [naam bedrijf] aan [gedaagde] bericht dat zij 11 van de vestigingen van [naam bedrijf] daaronder begrepen de bedrijfsruimte per streefdatum 1 oktober 2018 overdraagt aan [eiseres 1] en dat [eiseres 1] ook actief is op het gebied van Podotherapie en [eiseres 1] het huurcontract wil overnemen.
2.7
Bij e-mail van 30 september 2018 heeft [naam bedrijf] aan [gedaagde] bericht dat alle locaties van [naam bedrijf] , met uitzondering van de locatie in Ridderkerk, worden overgenomen door [eiseres 1] .
2.8
Op 11 oktober 2018 heeft [eiseres 1] geconstateerd dat [gedaagde] de sloten heeft veranderd, zodat [eiseres 1] geen toegang had tot het gehuurde. [gedaagde] heeft de oude sloten uiteindelijk weer teruggeplaatst.
2.9
Op 15 oktober 2018 heeft de gemachtigde van [gedaagde] [naam bedrijf] in gebreke gesteld ten aanzien van haar exploitatieverplichting. [eiseres 1] heeft daarop bij brief van 19 oktober 2018 gereageerd.

3.Het geschil in conventie

De vordering in conventie

3.1
[eiseres 1] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiseres 1] voor de duur van de huurovereenkomst tot aan het moment dat deze huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd het ongestoorde en volledige huurgenot van het gehuurde te verschaffen en [eiseres 1] zodoende toegang tot het gehuurde te verlenen teneinde de podotherapiepraktijk uit te oefenen in het gehuurde onder afgifte door [gedaagde] aan [eiseres 1] van de sleutels van het gehuurde, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] te verbieden voor de duur van de huurovereenkomst tot aan het moment dat deze huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd het gehuurde zonder toestemming van [eiseres 1] te betreden, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] te veroordelen om de huurfacturen per 1 oktober 2018 tot aan het moment dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd te verzenden aan en op naam van [eiseres 1] , binnen 3 dagen na ommekomst van de betreffende maand, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per factuur dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] te gebieden [eiseres 1] in het gehuurde toe te laten, teneinde [eiseres 1] in staat te stellen in het gehuurde de podotherapiepraktijk te bedrijven en al die handelingen na te laten, die tot gevolg hebben dat [eiseres 1] wordt gehinderd in de uitoefening van een ongestoord huurgenot, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres 1] bij wijze van voorschot van de buitengerechtelijke kosten van € 735,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, in het geval deze kosten niet binnen 7 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres 1] van 50 % van het geliquideerde salaris gemachtigde als nasalaris indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden.
3.2
Aan de vordering heeft [eiseres 1] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[eiseres 1] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering aangezien zij sinds 11 oktober 2018 verhinderd is om patiënten te behandelen, waardoor zij schade lijdt.
Hoewel [eiseres 1] op 22 oktober 2018 heeft geconstateerd dat de sloten zijn teruggeplaatst, heeft zij besloten om geen patiënten meer te behandelen en de uitkomst van deze procedure af te wachten.
3.2.2
Uit artikel 11.2 van de huurovereenkomst volgt dat [gedaagde] geen voorwaarden kan stellen aan de overdracht van de huur. [gedaagde] heeft bij voorbaat toestemming gegeven om de huur over te dragen aan een derde, in casus [eiseres 1] , die een gelijk beroep uitoefent als [naam bedrijf] . Vanaf 1 oktober 2018 heeft [eiseres 1] dan ook als huurder van de bedrijfsruimte te gelden. [gedaagde] heeft geen rechtens te respecteren belang om zich tegen [eiseres 1] als huurder te verzetten.
3.2.3
[eiseres 1] heeft een bedrag van € 735,00 aan haar gemachtigde voldaan ter zake van buitengerechtelijke werkzaamheden.
Het verweer in conventie
3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van al hetgeen door [eiseres 1] gevorderd, met veroordeling van [eiseres 1] in de proceskosten. Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
3.3.1
[gedaagde] heeft geen rechtsverhouding met [eiseres 1] , zodat [eiseres 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Daarnaast komen de vorderingen van [eiseres 1] in feite neer op declaratoire en/of constitutieve beslissingen die zich niet verdragen met de aard van de kort geding procedure.
3.3.2
Voor contractsoverneming ex artikel 6:159 BW is een tussen [eiseres 1] en [naam bedrijf] op te maken akte vereist. Zonder akte en/of medewerking is de contractoverneming nietig, althans heeft de akte niet het beoogde rechtsgevolg. Er is geen akte in het geding gebracht.
3.3.3
[gedaagde] heeft met zorg alle huurders gekozen teneinde een gevarieerd en volledig aanbod te bieden op het gebied van zorg aan patiënten. [gedaagde] wenste en wenst slechts de zorgverleners waar zij op basis van gesprekken vertrouwen in had, een huurovereenkomst te bieden. [gedaagde] heeft de samenstelling van de huurders indertijd zorgvuldig gekozen om synergievoordelen te bereiken en om ervoor te zorgen dat er een goede ‘klik’ bestaat tussen de verschillende huurders/zorgaanbieders, omdat wordt gewerkt voor elkaars patiënten en daarvoor een basis van vertrouwen moet zijn.
Artikel 11 is een vergaande beperking op de contractsvrijheid en de keuze om een eigen debiteur te kiezen. Dit artikel dient dan ook niet ruim te worden uitgelegd. Indien het mogelijk zou zijn voor een huurder om direct na het aangaan daarvan, de huurovereenkomst weer over te dragen, zonder dat er is geëxploiteerd, dan zou [gedaagde] deze bepaling nooit in de huurovereenkomst hebben opgenomen. Er is in casu geen sprake van een situatie genoemd onder artikel 11 van de huurovereenkomst. Van bedrijfsoverdracht is geen sprake omdat er nooit is geëxploiteerd.
3.3.4
De vorderingen met betrekking tot de huurfacturen, het verbod tot toetreding door [gedaagde] alsmede de buitengerechtelijke kosten ontberen spoedeisend belang en zijn niet onderbouwd. [gedaagde] betwist daarnaast dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
3.4.5
De gevorderde dwangsommen staan niet in verhouding tot de vorderingen van [eiseres 1] en zijn voor wat betreft de vordering tot verschaffen van huurgenot en toegang tot de bedrijfsruimte alsmede de vordering tot het verbieden om [gedaagde] in de bedrijfsruimte toe te laten aan te merken als één.

4.Het geschil in reconventie

De vordering in reconventie

4.1
[eiseres 2] heeft gevorderd bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I.
Primair
- [verweerster] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiseres 2] te stellen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [verweerster] nalaat dit gebod na te leven;
II.
Subsidiair
- [verweerster] te gebieden om de bedrijfsruimte geopend te hebben en te houden voor patiënten gedurende vijf werkdagen per week, van in ieder geval 09:00 tot 17:00 uur, althans tijdens in goede justitie te bepalen tijden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [verweerster] nalaat dit gebod na te leven;
- [verweerster] te veroordelen om de bedrijfsruimte daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf te gebruiken en te blijven gebruiken, en n de bedrijfsruimte derhalve een podotherapiepraktijk te exploiteren, tot het moment waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [verweerster] nalaat dit gebod na te leven;
III.
Primair en subsidiair
- [verweerster] te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.2
Aan de vordering heeft [eiseres 2] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1
De rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst zijn niet overgedragen aan [verweerster] (zie hiervoor onder 3.4.3). [verweerster] is geen huurder en maakt zonder recht of titel gebruik van de bedrijfsruimte. [eiseres 2] vordert dan ook ontruiming van de bedrijfsruimte.
4.2.2
Als [verweerster] als huurder zou worden toegelaten, dan dient zij als huurder op grond van artikel 1.2 jo. 13.1 van de huurovereenkomst en artikel 5.1 van de algemene bepalingen het gehuurde, gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf te gebruiken, uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming, zijnde een podotherapiepraktijk. Tot in ieder geval 15 oktober 2018 is nog geen enkele patiënt behandeld in de bedrijfsruimte. Met het louter op afspraak behandelen van patiënten, zonder vaste openingstijden van de praktijk, wordt niet geëxploiteerd volgens de bestemming.
4.2.3
[eiseres 2] heeft spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorzieningen. Zij heeft een andere geschikte partij gevonden die zich in de bedrijfsruimte wil vestigen.
Het verweer in reconventie
4.3
[verweerster] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres 2] . Daartoe heeft [verweerster] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.3.1
[verweerster] verblijft niet zonder recht of titel in de bedrijfsruimte. Op grond van artikel 11 van de huurovereenkomst heeft zij als huurder van [eiseres 2] te gelden.
4.3.2
Een verplichting om de bedrijfsruimte van maandag tot en met vrijdag van 9:00 uur tot 17:00 uur voor het publiek toegankelijk te laten zijn, volgt niet uit de huurovereenkomst. [verweerster] werkt op afspraak. Er komen geen patiënten zonder afspraak naar [verweerster] toe, ook niet als die door een andere zorgverlener naar [verweerster] worden doorverwezen. [verweerster] behandelt ook regelmatig patiënten aan huis. Op dit moment zijn er onvoldoende patiënten om de hele werkweek te vullen. Het is een nieuwe vestiging. Het is wel altijd de intentie van [naam bedrijf] en [verweerster] geweest om ervoor te zorgen dat er op termijn een volledige bezetting is. Patiënten kunnen via een portal, telefonisch op per e-mail een afspraak maken. Gelet op de uitgestelde oplevering van het bedrijfspand en de personele problemen bij [naam bedrijf] is de groei van de praktijk minder voortvarend verlopen dan gehoopt.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie

5.1
In dit kort geding dient, zowel in conventie als in reconventie, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
in conventie
5.2
In conventie moet onder meer worden beoordeeld of [gedaagde] [eiseres 1] toegang moet blijven verlenen tot de bedrijfsruimte en of [gedaagde] de huurfacturen moet verzenden aan en op naam van [eiseres 1] .
5.3
Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de kantonrechter als volgt.
Het spoedeisend belang met betrekking tot de gevorderde toelating tot de bedrijfsruimte vloeit voort uit de aard van de vordering, zodat [eiseres 1] in zoverre ontvankelijk is in haar vordering. Dat geldt echter niet voor de vordering met betrekking tot de huurfacturen, de buitengerechtelijke incassokosten en de vordering om [gedaagde] te verbieden het gehuurde te betreden. Daarvoor is geen zelfstandig spoedeisend belang gesteld of anderszins gebleken. Dit betekent dat [eiseres 1] met betrekking tot haar vordering zoals hiervoor weergegeven onder 3.1 sub 2, 3 en 5 wegens het ontbreken van spoedeisend belang, niet ontvankelijk is in haar vordering. Aan een inhoudelijke beoordeling van die vordering komt de kantonrechter daarom ook niet meer toe.
5.4
Met betrekking tot de gevorderde toelating tot de bedrijfsruimte wordt vooropgesteld dat hier sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW. De wettelijke indeplaatsstelling welke is geregeld in artikel 7:307 BW is daarom niet van toepassing. Het wettelijk kader wordt beheerst door titel 2, afdeling 3 van boek 6 van het Burgerlijke Wetboek: schuld- en contractsoverneming. Artikel 6:156 BW van die afdeling luidt:
“1. Heeft de schuldeiser bij voorbaat zijn toestemming tot een schuldoverneming gegeven, dan vindt de overgang plaats, zodra de schuldenaar tot overeenstemming is gekomen met de derde en partijen de schuldeiser schriftelijk van de overneming kennis hebben gegeven.
2. De schuldeiser kan een bij voorbaat gegeven toestemming niet herroepen, tenzij hij zich de bevoegdheid daartoe bij de toestemming heeft voorbehouden.”
5.5
Volgens de tekst van artikel 11 leden 2 en 3 van de huurovereenkomst, hiervoor
onder 2.3 weergegeven, krijgt [naam bedrijf] zonder meer het recht om de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen over te dragen in het geval van bedrijfsoverdracht/
-opvolging aan een derde die een gelijk beroep als dat van [naam bedrijf] wenst uit te oefenen - met instemming bij voorbaat door [gedaagde] ; aan de verkrijging van dat recht worden in de bepaling geen voorwaarden of eisen gesteld. De door [gedaagde] gegeven uitleg aan het woord bedrijfsoverdracht, in verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 1992, brengt hierin geen verandering, nu uit niets blijkt dat slechts in geval van exploitatie van de bedrijfsruimte en opgebouwde goodwill sprake is van bedrijfsoverdracht. Daar komt bij dat het hiervoor bedoelde arrest is gewezen in het licht van het toen geldende artikel 7A:1635BW dat thans is vervangen door artikel 7:307 BW, zoals hiervoor al overwogen mist dit artikel toepassing.
5.6
De formulering van artikel 11 van de huurovereenkomst wijst er, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter in het kader van dit kort geding, niet op dat partijen ervan uitgingen dat nog nadere toestemming of medewerking van [gedaagde] vereist was voor de overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst aan een derde. In elk geval mocht [naam bedrijf] / [eiseres 1] , bij gebreke van omstandigheden die in andere richting wijzen, gelet op de tekst van artikel 11 leden 2 en 3, deze bepaling redelijkerwijs zo opvatten dat [gedaagde] daarmee bij voorbaat de voor contractsoverneming vereiste medewerking verleende. Het door [gedaagde] genoemde artikel 10 van de huurovereenkomst over onderhuur brengt hierin geen verandering nu in hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten zijn gevonden om aan te moeten nemen dat sprake is van een situatie van onderhuur. De stelling van [gedaagde] dat uit de tekst van artikel 11.3 volgt dat [naam bedrijf] de bedrijfsruimte slechts aan een natuurlijk persoon kan overdragen en dat het een raadsel is welke persoon het beroep van podotherapeut uitoefent namens [eiseres 1] , is onnavolgbaar.
5.7
Nu niet ter discussie staat dat [naam bedrijf] [gedaagde] op 12 september 2018 schriftelijk kennis heeft gegeven van de overneming door [eiseres 1] , heeft, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, de overneming in de zin van artikel 6:156 BW plaatsgevonden. [eiseres 1] heeft dan ook recht en belang bij de door haar ingestelde vordering en is in zoverre ontvankelijk in haar vordering.
5.8
De vorderingen van [eiseres 1] zoals weergegeven onder 3.1 sub 1 en 4 komen in de kern op hetzelfde neer: [eiseres 1] wenst te worden toegelaten tot de bedrijfsruimte. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.2 tot en met 5.5 overwogen zal de kantonrechter bij wijze van ordemaatregel gelasten dat [gedaagde] [eiseres 1] toegang tot de bedrijfsruimte verleent teneinde de podotherapiepraktijk uit te oefenen in de bedrijfsruimte. De veroordeling zal worden versterkt met een dwangsom van € 750,00 per dag met een maximum van € 10.000,00. Voor toewijzing van het gedeelte van de vordering dat ziet op afgifte van de sleutels bestaat geen grond, nu het de kantonrechter ter zitting is gebleken dat [gedaagde] de sloten van de bedrijfsruimte weer heeft hersteld en [eiseres 1] over de passende sleutels beschikt.
5.9
Juist is dat de kantonrechter in het kader van een kort geding in beginsel geen constitutief vonnis mag wijzen. De aard van de procedure, met name het voorlopige karakter, staat daaraan in de weg. De veroordeling van [gedaagde] ziet niet op het onomkeerbaar over laten gaan van rechten of verplichtingen maar op het feitelijk toelaten van [eiseres 1] in de bedrijfsruimte. De feitelijke tenuitvoerlegging kan - als in een nog aanhangig te maken bodemprocedure anders wordt geoordeeld - worden teruggedraaid. De veroordeling is daarmee niet in strijd met het karakter van het kort geding.
in reconventie
primair
5.1
De primaire vordering van [eiseres 2] tot ontruiming van de bedrijfsruimte door [verweerster] op de grond dat [verweerster] de bedrijfsruimte zonder recht of titel in gebruik heeft genomen, is gelet op hetgeen in conventie is overwogen niet toewijsbaar. De primaire vordering zal daarom worden afgewezen.
subsidiair
5.11
Nu de vordering in conventie wordt toegewezen, is de aan de subsidiaire vordering in reconventie verbonden voorwaarde in vervulling gegaan. Ten aanzien daarvan wordt als volgt overwogen.
5.12
Tussen partijen staat vast dat op grond van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden een exploitatieverplichting geldt ten aanzien van de bedrijfsruimte. Over de omvang daarvan verschillen partijen van mening. [eiseres 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat exploitatie moet plaatsvinden tijdens de openingstijden van het zorgcentrum omdat anders de bedrijfsvoering van andere huurder wordt geschaad, omdat zij in dat geval geen patiënten meer kunnen doorverwijzen en de inloop van nieuwe patiënten op den duur zal verminderen. Op grond hiervan heeft [eiseres 2] gevorderd [verweerster] te gebieden om de bedrijfsruimte geopend te hebben en te houden voor patiënten, gedurende vijf werkdagen per week, van in ieder geval 09:00 uur tot 17:00 uur.
heeft hiertegen aangevoerd dat geen afspraken zijn gemaakt over de exploitatie(tijden). [verweerster] heeft ook nog onvoldoende patiënten om de podotherapiepraktijk tijdens de openingstijden van het zorgcentrum te exploiteren. Daarnaast heeft [verweerster] aangevoerd dat zij patiënten enkel op afspraak behandelt, dat zij ook vaak bij patiënten thuis een behandeling uitvoert en dat er geen sprake is van warme doorverwijzing door de andere zorgverleners in het zorgcentrum. Volgens [verweerster] is zij tijdens de openingstijden van het zorgcentrum telefonisch en online bereikbaar voor patiënten. Voor patiënten is niet zichtbaar of [verweerster] al dan niet aanwezig is, omdat de bedrijfsruimte wordt afgesloten met een deur, aldus [verweerster] .
5.13
Gelet op het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verweerster] verplicht is de bedrijfsruimte vijf werkdagen per week van in ieder geval 09:00 uur tot 17:00 uur geopend te houden. Deze door [eiseres 2] genoemde verplichting staat niet in de huurovereenkomst of de algemene voorwaarden vermeld. Voorts wordt door [verweerster] gemotiveerd betwist dat partijen dergelijke afspraken hebben gemaakt of deze hebben bedoeld te maken. Dit betekent dat vooralsnog niet in rechte kan worden uitgegaan van een verplichting zijdens [verweerster] om de bedrijfsruimte vijf werkdagen per week van in ieder geval 09:00 uur tot 17:00 uur geopend te zijn. Vooruitlopen daarop door middel van het treffen van de gevorderde voorziening is dan ook thans niet gerechtvaardigd. Voor het vaststellen van een verplichting zijdens [verweerster] ten aanzien van de door [eiseres 2] gestelde openingstijden dient nader onderzoek en/of nadere bewijslevering plaats te vinden, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Dit betekent dat het eerste deel van de subsidiaire vordering zal worden afgewezen.
5.14
Betreffende het tweede onderdeel van de subsidiaire vordering wordt overwogen dat deze evenmin kan worden toegewezen gelet op de veroordeling van [eiseres 2] in conventie zelf om [verweerster] toegang te verlenen tot de bedrijfsruimte teneinde daarin de podotherapiepraktijk uit te oefenen.
5.15
Bovenstaande betekent dat de door [eiseres 2] gevorderde voorlopige voorziening thans moet worden geweigerd.
in conventie en in reconventie
5.16
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [bedrijf 1] veroordeeld in de kosten van de procedure. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden de kosten aan de zijde van [bedrijf 2] begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 204,79 aan verschotten.

6.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres 1] toegang te verlenen tot de bedrijfsruimte teneinde daarin de podotherapiepraktijk uit te oefenen;
bepaalt dat indien [gedaagde] met de hiervoor bedoelde medewerking in gebreke blijft, zij een dwangsom verbeurt van € 750,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 1] vastgesteld op € 600,00 aan salaris van de gemachtigde en € 204,79 aan verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst af de vorderingen van [eiseres 2] ;
veroordeelt [eiseres 2] in de proceskosten, aan de zijde van Wender tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
28356