ECLI:NL:RBROT:2018:10666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
ROT 18/413 18/533 18/544
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van bedrijfspanden in Rotterdam wegens handel in gestolen goederen en niet-naleving van registratieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2018 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken over de sluiting van bedrijfspanden van eisers wegens de aanwezigheid van gestolen goederen en het niet naleven van de registratieverplichtingen. De burgemeester van Rotterdam had op 15 juni 2017 besloten om de bedrijfspanden aan de Breevaartstraat 20 en 29 te sluiten voor de duur van drie maanden, op basis van artikel 2:35 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Rotterdam 2012. Dit besluit volgde op een politieonderzoek naar verzekeringsfraude waarbij in de panden diverse gestolen goederen, waaronder auto-onderdelen en wapens, werden aangetroffen.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de panden kon besluiten, gezien de grote hoeveelheid gestolen goederen en de aanwezigheid van wapens. De rechtbank weegt daarbij de belangen van de openbare orde zwaarder dan de financiële belangen van de betrokken bedrijven. De eisers, waaronder Riksha Lease B.V., Riksha Automotive B.V. en Eye Catchers Studio B.V., voerden aan dat zij ten onrechte onder dezelfde noemer werden behandeld en dat de sluiting onterecht was. De rechtbank verwierp deze argumenten en stelde vast dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen.

De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht had gehandeld en dat de bestreden besluiten om de panden te sluiten, niet in strijd waren met de wet. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de registratieverplichtingen voor handelaren in gebruikte goederen en de bevoegdheid van de burgemeester om in te grijpen bij overtredingen die de openbare orde in gevaar brengen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 18/413, ROT 18/533 en ROT 18/544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2018 in de zaken tussen

ROT 18/413
Riksha Lease B.V., Riksha Automotive B.V., [Naam 1], [Naam 2],te Rotterdam, eisers,
gemachtigde: mr. drs. B. Bharatsingh,
ROT 18/533
Riksha Trading B.V., eiseres 2,
gemachtigde: mr. drs. B. Bharatsingh,
ROT 18/544
Eye Catchers Studio B.V.,eiseres 3,
gemachtigde: mr. drs. B. Bharatsingh,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. C.W. de Jong.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2:35, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) de sluiting bevolen van de bedrijfspanden aan de Breevaartstraat 29 en 24 te Rotterdam voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 6 juli 2017 heeft verweerder het primaire besluit gewijzigd, in die zin dat waar in dit besluit Breevaartstraat 24 staat vermeld, dit gelezen dient te worden als Breevaartstraat 20.
Bij besluit van 14 december 2017 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van de eisers in zaaknummer ROT 18/413 ongegrond verklaard en het primaire besluit verduidelijkt, met dien verstande dat de bedrijfspanden aan de Breevaartstraat 20 en 29 worden gesloten voor de duur van drie maanden. Op diezelfde datum heeft verweerder het bezwaar van eiseres 2 (bestreden besluit 2) en het bezwaar van eiseres 3 (bestreden besluit 3) ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2018. Eisers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door M.J. Smulders.

Overwegingen

1.1.
Ten behoeve van de leesbaarheid van deze uitspraak worden de eisers in zaaknummer 18/413 in het vervolg van deze uitspraak gezamenlijk enkelvoudig aangeduid als eiseres 1.
1.2.
De aandelen in Riksha Lease B.V., eiseres 2, eiseres 3 en Riksha Automotive B.V. worden gehouden door Aditi Riksha Holding B.V. [Naam 1] is aandeelhouder van de holding en directeur van alle genoemde vennootschappen. Alle genoemde vennootschappen zijn in het pand aan de Breevaartstraat 29 gevestigd.
2.1.
In het kader van een onderzoek gericht op verzekeringsfraude, waarin [Naam 1] als verdachte is aangemerkt, heeft de politie op 28 maart 2017 een doorzoeking gedaan in twee bedrijfspanden/terreinen op de adressen Breevaartstraat 29 (pand 29) en Breevaartstraat 20 (pand 20). Uit een aanvullende rapportage van de politie van 2 juli 2017 volgt dat in het overzicht van registraties van de politie met betrekking tot eiseres, zoals neergelegd in de politierapportage van 18 april 2017 en de aanvullende rapportage van
26 april 2017 (de rapportages), abusievelijk het adres Breevaartstraat 24 is opgenomen. De in de rapportages vermelde doorzoekingen hebben plaatsgevonden in het pand op het adres Breevaartstraat 20. Daar waar Breevaartstraat 24 staat vermeld, dient gelezen te worden Breevaartstraat 20.
2.2.
Uit de rapportages komt het volgende naar voren. Bij de doorzoeking in pand 29 op 28 maart 2017 zijn een semiautomatisch vuurwapen (gevuld met vijf patronen), twee doosjes munitie (39 kogelpatronen), een busje pepperspray, een wapenstok, twee messen, een hakbijl en een contant geldbedrag van € 124.026,89 aangetroffen. Nadat een gestolen airbagmodule werd aangetroffen, werd ook pand 20 (een loods) doorzocht. In pand 20 zijn diverse auto-onderdelen aangetroffen waarvan werd vermoed dat deze van diefstal afkomstig waren. Blijkens een voorlopig onderzoeksrapport van het Landelijk Informatiepunt Voertuigcriminaliteit (LIV) zijn er, in dit stadium van het onderzoek hiernaar, onderdelen aangetroffen van 32 gestolen voertuigen. Al deze onderdelen zijn in beslag genomen. Daarnaast zijn onderdelen (motorkappen en kofferbakdeksels) aangetroffen waarvan de stickers waren verwijderd en die dus niet traceerbaar waren, hetgeen een aanwijzing is voor diefstal of heling. Op het terrein rond pand 20 is een gestolen voertuig aangetroffen, waarvan op 20 juni 2015 aangifte van diefstal was gedaan. Verder zijn voertuigen aangetroffen die waren samengesteld uit verschillende onderdelen van andere voertuigen of waren voorzien van een nieuw dak.
Aan [Naam 1] is op 28 oktober 2015 een bestuurlijke waarschuwing gegeven vanwege het niet voeren van een in- en verkoopregister. Tijdens een controle in 2015, die aan de waarschuwing vooraf ging, werd een gestolen voertuigonderdeel aangetroffen.
Op 8 november 2016 werd door de politie een controlebezoek afgelegd in pand 29, waarbij [Naam 1] verklaarde ook de loods (pand 20) te huren. Tijdens onderzoek in deze loods bleken vijf gestolen portieren van het merk Volkswagen in het bedrijf aanwezig te zijn. Op 20 februari 2017 is tijdens een helingscontrole in het bedrijf door de politie uitleg gegeven over het Digitaal Opkopers Register (DOR) en zijn brieven gegeven met uitleg over dit systeem.
3. Het primaire besluit is gebaseerd op de constateringen die zijn neergelegd in de rapportages en berust op het standpunt dat er structureel sprake is van handel in ongeregelde en/of gebruikte goederen in strijd met de geldende wet- en regelgeving. Hiermee neemt
[Naam 1] het risico dat hij misdrijven, waarmee goederen worden verworven, faciliteert en handelt in gestolen goederen (heling). Het feit dat er op 28 maart 2017 32 gestolen goederen zijn aangetroffen, bevestigt volgens verweerder dit standpunt. Daarbij neemt verweerder mee dat de onderneming van [Naam 1] is gevestigd in het gebied de Spaanse polder, waar een revitaliseringstraject gaande is. Hiervoor is het van belang om ongewenste activiteiten, waaronder criminaliteit, integraal aan te pakken en een transparante bedrijvencultuur te creëren waar criminele activiteiten en/of misstanden direct worden aangepakt en voorkomen. Verweerder heeft in dit geval verzwarende omstandigheden aanwezig geacht, waardoor over is gegaan tot de sluiting van de bedrijfspanden voor de duur van drie maanden, namelijk dat er meerdere overtredingen zijn van het handhavingsarrangement (heling en het niet correct bijhouden van een gewaarmerkt in- en/of verkoopregister), dat er sprake is van meerdere strafbare feiten (heling en het voorhanden hebben van een pistool met munitie en pepperspray), en dat [Naam 1] goederen voorhanden had die afkomstig zijn van een misdrijf, waarbij sprake is van een grote hoeveelheid gestolen goederen (in ieder geval 32 stuks) en dat er sterke vermoedens zijn van verwijtbaar gedrag van [Naam 1] als handelaar (niet of niet correct bijhouden van een gewaarmerkt in- en/of verkoopregister (ondanks meerdere waarschuwingen), innemen van auto-onderdelen zonder sticker, en geen check in het stophelingregister).
De bevindingen van de controles op nummer 24 (lees: 20) en 29 kunnen niet los van elkaar worden gezien. Herstel van de openbare orde weegt daarbij zwaarder dan het financiële belang van [Naam 1], aldus verweerder.
4.1.
Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 17 augustus 2017, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder ziet in het aangevoerde in bezwaar geen aanleiding voor twijfel aan de bevindingen uit onderzoek door het LIV, namelijk dat het gaat om in ieder geval 32 gestolen auto-onderdelen. Dat eiseres 1 stelt dat pand 20 alleen wordt gebruikt als opslag van goederen uit een ander pand, maakt niet dat de opgeslagen goederen niet verder verhandeld kunnen worden. Gezien hetgeen in de betreffende panden is aangetroffen, zijn deze panden volgens verweerder terecht in verband gebracht met handel in ongeregelde goederen en/of gebruikte goederen in strijd met de regelgeving. Van eiseres 1, die zich onder meer bedrijfsmatig bezighoudt met de handel en reparatie van auto’s en daardoor zich bewust dient te zijn van de kwetsbaarheid van de autobranche voor handel in gestolen onderdelen, mag verwacht worden dat zij actief bijdraagt aan het voorkomen van handel in gestolen goederen. Niet valt in te zien waarom bij onderdelen die zijn ingekocht bij een autosloperij of een ander autobedrijf niet behoeft te worden nagegaan of deze mogelijk afkomstig zijn van diefstal. Anders dan eiseres 1 meent, is de kwestie over de verzekeringsfraude niet meegenomen bij het primaire besluit. Dat de sluiting ook andere ondernemingen treft die zich bevinden op het adres Breevaartstraat 29, maakt niet dat niet tot sluiting van het pand kon worden overgegaan. Verweerder overweegt verder dat de uitkomst van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure niet behoeft te worden afgewacht, alvorens over te gaan tot het treffen van een bestuurlijke maatregel.
4.2.
Bij bestreden besluit 2 en bestreden besluit 3 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 17 augustus 2017, het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder in beide bestreden besluiten overwogen dat de belangen die zijn gemoeid met de sluiting, zwaarder wegen dan de belangen van eiseres 2 en eiseres 3 bij het openblijven van het pand. Ter motivering heeft verweerder verwezen naar overweging 4.1 van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:5365.
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Gelet op de bewoordingen van artikel 2:35, eerste lid, van de APV is de bevoegdheid van verweerder om de sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw te bevelen, discretionair van aard. De bestreden besluiten zullen daarom terughoudend worden getoetst.
7. Eiseres 1 stelt dat Riksha Lease B.V. in het geheel niets van doen heeft met de activiteiten van Riksha Automotive B.V. en dat zij ten onrechte onder dezelfde noemer als Riksha Automotive B.V. is gevat. [Naam 2] is tevens ten onrechte bij deze procedure betrokken, en heeft geen bemoeienis bij eiseres. [Naam 1] is als directeur van de holding ten onrechte bij de procedure van de dochteronderneming betrokken.
Verweerder heeft ten onrechte het publiek de toegang tot het bedrijf ontzegd. In tegenstelling tot wat in het bestreden besluit staat is het gehele pand volledig afgesloten, verzegeld en voor drie maanden gesloten gehouden, op basis van in dit geval niet van toepassing zijnde regels. Eiseres 1 voert verder aan dat er geen DOR registratie is gedaan omdat de registratie onder een verkeerde bedrijfsnaam is verkregen, samen met een incorrect wachtwoord dat enkel door de politie gewijzigd kan worden. Eiseres 1 heeft daarom buiten haar schuld om niet aan de eisen van verweerder voldaan.
8. Eiseres 2 en 3 voeren in beroep aan dat zij ten onrechte bij de procedure zijn betrokken, omdat zij niets hebben te maken met Riksha Automotive B.V. De directie en de aandeelhouders van eiseres 2 zijn gelijk aan die van Riksha Automotive B.V., maar het dagelijks bestuur wordt door andere personen gevormd. Bovendien is eiseres 2 een ontwerpbureau en dus niet te koppelen aan het schadecentrum / automobielbedrijf Riksha Automotive B.V. Eiseres 3 staat geregistreerd als opslag / overslagbedrijf, en is in die zin niet te koppelen aan Riksha Automotive B.V. dat geregistreerd staat als schadecentrum / automobielbedrijf. Ondanks dat een gedeelte van de naam overeenkomt, heeft eiseres 3 in het geheel niets van doen met de activiteiten van Riksha Automotive B.V.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van de onder 2. genoemde rapportages in redelijkheid tot sluiting van de panden 20 en 24 kunnen besluiten, omdat uit deze rapportages volgt dat in de panden 20 en 24 zich feiten hebben voorgedaan die een bedreiging vormen voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat de grote hoeveelheid gestolen en niet traceerbare goederen, het niet registreren in het aangewezen register, vanaf 9 februari 2017 het DOR, de afwezigheid van een check in het Stophelingregister, de aanwezigheid van een vuurwapen met munitie en van pepperspray en de aanwezigheid van een grote hoeveelheid contant geld, verzwarende omstandigheden opleveren die nopen tot een sluiting voor drie maanden.
Door eiseres 1 is aangevoerd dat haar geen verwijt treft voor het niet functioneren van haar DOR systeem. De rechtbank stelt vast dat Riksha Automotive B.V. pas nadat het primaire besluit was genomen, bij e-mail van 18 juni 2017, bij verweerder te kennen heeft gegeven dat het DOR systeem niet functioneert omdat de registratie en aanmelding op naam van het verkeerde bedrijf staan. Het had echter op de weg van Riksha Automotive B.V. gelegen om dit eerder aan verweerder te melden. Zij is immers verantwoordelijk voor het voeren van dit wettelijk voorgeschreven systeem en kan zich dus niet verschuilen achter haar nalatigheid tijdig adequate actie te ondernemen.
10. De stelling van eiseres 1 dat verweerder ten onrechte het pand volledig heeft afgesloten en het publiek de toegang tot het bedrijf heeft ontzegd, slaagt niet. Uit artikel 2:35, vijfde lid, van de APV volgt ontegenzeggelijk dat het een ieder verboden is een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw, erf, perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.
11. De gemachtigde van eisers heeft de rechtbank op 29 november 2018 twee uur voor de zitting bericht dat hij en zijn cliënten niet ter zitting zullen verschijnen. Hierdoor is de beroepsgrond dat Riksha Lease B.V., eiseres 2, eiseres 3, [Naam 1] en [Naam 2] ten onrechte bij de procedure zijn betrokken, niet nader onderbouwd of toegelicht, waardoor onduidelijk is gebleven wat eisers met deze beroepsgrond willen bereiken. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond aldus dat eisers van mening zijn dat deze bedrijven en personen ten onrechte door de sluiting van de bedrijfspanden zijn getroffen. De sluiting is echter niet gericht tegen een specifiek bedrijf maar is gericht op herstel van de openbare orde in de panden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de ernst van de situatie, het belang van de openbare orde dat wordt gediend met de sluiting van de panden zwaarder heeft mogen laten wegen dan de financiële belangen van de in de bedrijfspanden aanwezige bedrijven.
12. De beroepsgronden slagen niet. De beroepen zijn daarom ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I. Hiemstra - Wijnands, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
27 december 2018.
De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen. rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage
In artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester onder andere belast is met het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
In het tweede lid is bepaald dat de burgemeester bevoegd is bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
In het derde lid is bepaald dat de burgemeester belast is met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Op grond van artikel 2:35, eerste lid, van de APV, voor zover hier van belang, kan de burgemeester, indien de openbare orde dit naar zijn oordeel vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw.
In het vierde lid is bepaald dat het de rechthebbende op en de beheerder van het gebouw, erf, perceel of perceelsgedeelte of de ruimte waarvoor een bevel als bedoeld in het eerste lid geldt, is verboden daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.
In het vijfde lid is bepaald dat het een ieder verboden is een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw, erf, perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.
Op grond van artikel 2:67, eerste lid, van de APV is de handelaar verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Beleidslijn heling voor handelaren in ongeregelde en gebruikte goederen
Handhavingsarrangement.
Bij een eerste constatering van de overtreding heling volgt sluiting van 1 maand. Bij een
tweede constatering van de overtreding heling volgt sluiting van 3 maanden en bij een derde
constatering van zes maanden.
Afwijkingsbevoegdheid
De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming over een te treffen maatregel een inherente
afwijkingsbevoegdheid. De stappen in het handhavingsarrangement gelden daarbij als
uitgangspunt.
Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven dan kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan bijvoorbeeld worden besloten om een stap over te slaan en meteen een maatregel treffen en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het arrangement als stap is opgenomen. In aanvulling op het handhavingsarrangement is aangegeven welke feiten en omstandigheden (niet limitatief) aanleiding kunnen zijn om tot verzwaring over te gaan.
Verzwaring (niet limitatief):
- Meerdere overtredingen uit het handhavingsarrangement
- Meerdere/zwaardere strafbare feiten
- Het voorhanden hebben van een goed afkomstig van een misdrijf
- Omvang en eventuele gevolgen van de overtreding
- Vermoedens van verwijtbaar gedrag van de handelaar