ECLI:NL:RBROT:2018:10620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
C/10/561671 / JE RK 18-3446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderen wonen al vier jaar bij pleegouders binnen een vrijwillig kader. De pleegouders hebben verzocht om een gezagsbeëindigende maatregel, maar de kinderrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, zoals vastgelegd in de artikelen 1:255 en 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, onvoldoende in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, maar dat de huidige situatie bij de pleegouders goed is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen niet ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de pleegouders in staat zijn om voor hen te zorgen. De kinderrechter heeft daarom de verzoeken van de Raad afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/561671 / JE RK 18-3446
datum uitspraak: 10 december 2018

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam grootmoeder] , de grootmoeder moederszijde, hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te Hellevoetsluis,

[naam stiefgrootvader] , de stiefgrootvader moederszijde, hierna te noemen de pleegvader, wonende te Hellevoetsluis.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 31 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op 2 november 2018;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. C.E. van der Starre, de advocaat van de pleegouders, van 30 november 2018, ingekomen bij de griffie op 3 december 2018.
Op 10 december 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de pleegouders, bijgestaan door mr. C.E. van der Starre,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger 1] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger 2] .
De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.

[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven bij de pleegouders.
Het verzoek
De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] binnen het netwerk verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De contacten binnen het netwerk verlopen op dit moment positief, maar deze situatie is nog pril. De moeder heeft een ambivalente houding ten aanzien van de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen reeds lange tijd bij de pleegouders in het vrijwillige kader. Het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder dat namens de pleegouders is ingediend, is naar het oordeel van de Raad terecht. De Raad wil echter eerst bezien of er, binnen het kader van een ondertoezichtstelling, mogelijkheden zijn voor een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. De moeder wil hieraan meewerken. Bij de moeder bestaat de verwachting dat zij op termijn, met passende ondersteuning, weer voor de kinderen kan zorgen. De Raad heeft geen onderzoek verricht naar een gezagsbeëindigende maatregel en de vraag wie met de voogdij over de kinderen zou moeten worden belast. De pleegouders zijn in staat om de kinderen te verzorgen en op te voeden. De kinderen verkeren in onzekerheid en het perspectief van de kinderen dient daarom op korte termijn duidelijk te worden. Een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen acht de Raad noodzakelijk om de situatie te monitoren en om de nodige ondersteuning te kunnen bieden.
Het standpunt van de GI
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en medegedeeld dat de plek bij de pleegouders het meest passend is voor de kinderen. De moeder is ambivalent in haar gedrag. Recent zijn de bezoeken tussen de moeder en de kinderen opgestart. Er zal binnenkort een evaluatie van de bezoekmomenten plaatsvinden. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer, als neutrale derde, is noodzakelijk om toezicht te houden. De mogelijkheid van een gezagsbeëindigende maatregel is niet met de jeugdbeschermer besproken. Er is een reële kans dat het die kant op gaat.
Het standpunt van de belanghebbenden
Namens de pleegouders is primair verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen, omdat de pleegouders van oordeel zijn dat een gezagsbeëindigende maatregel voor de moeder, in combinatie met het belasten van de pleegouders met de voogdij, de belangen van de kinderen het meeste dient. De pleegouders hebben de Raad verzocht tot het doen van een verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder. De Raad is hiertoe niet overgegaan. Subsidiair is verzocht om, indien het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt toegewezen, ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] binnen het netwerk te verlenen.
In aanvulling op het verweerschrift van 30 november 2018 is – verkort en zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] sinds augustus 2014 bij de pleegouders wonen. Het gaat goed met de kinderen. Een eerdere ondertoezichtstelling van de kinderen is beëindigd. De moeder heeft een slechte periode gehad. In haar woede en uit frustratie heeft zij uitlatingen gedaan, die uiteindelijk aanleiding zijn geweest voor de melding en het onderzoek door de Raad. Er is op dit moment weer contact tussen de moeder en de pleegouders. Ook heeft er contact plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen. Het is altijd de bedoeling geweest van de pleegouders om de moeder zoveel mogelijk bij de opvoeding van de kinderen te betrekken. De pleegouders kunnen zich niet verenigen met het standpunt van de Raad dat de kinderen onzekerheid zouden ervaren. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] weten niet beter dan dat zij bij de pleegouders wonen. Er is naar het oordeel van de pleegouders niet voldaan aan het wettelijk criterium voor een ondertoezichtstelling. De kinderen worden niet ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en de hulpverlening wordt door hen geaccepteerd. De betrokkenen zijn van oordeel dat de moeder niet in staat is om de zorg en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek op meerdere gebieden. De verwachting is daarom niet reëel dat de kinderen bij de moeder geplaatst kunnen worden, zeker niet binnen een periode van één jaar. Uit het e-mailbericht van de moeder van 6 november 2018 blijkt voorts dat zij het van belang acht dat de kinderen bij de pleegouders blijven wonen. Daarbij komt dat de pleegouders een blokkaderecht toekomt. Er wordt reeds gewerkt aan de doelen die zijn geformuleerd door de Raad. De pleegouders worden reeds begeleid door Enver Pleegzorg, waardoor er voldoende toezicht is. De betrokkenheid van een derde zal slechts onrust opleveren voor de kinderen.
De pleegmoeder heeft ter zitting medegedeeld dat de moeder de kinderen niet bij haar en de pleegvader wil weghalen. De moeder is namelijk van mening dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de pleegouders moeten blijven wonen. Indien de moeder een slechte periode heeft, dan is er geen contact tussen haar en de kinderen.
De pleegvader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de meerwaarde van een ondertoezichtstelling van de kinderen niet inziet. De pleegouders zullen de veiligheid van de kinderen altijd voorop stellen. Ook zullen zij altijd blijven stimuleren dat er contact is tussen de moeder en de kinderen.
De beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Voorts kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265b BW, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de Raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder, als gevolg van haar persoonlijke problematiek, onvoldoende in staat is om zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven daarom sinds 2014 – binnen het vrijwillige kader – in een netwerkpleeggezin, te weten bij de pleegouders. Het gaat goed met [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de pleegouders. In de afgelopen periode is gebleken dat de moeder een ambivalente houding heeft ten aanzien van de plaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De moeder heeft onder meer gedreigd om de kinderen bij de pleegouders weg te halen. Ook hebben er enkele incidenten plaatsgevonden, waarbij de moeder fysiek agressief gedrag heeft vertoond jegens de pleegmoeder. Voornoemde zorgen zijn voor Enver Pleegzorg aanleiding geweest om een melding te doen bij het Jeugdbeschermingsplein.
Ter zitting is gebleken dat de zorgen, die aanleiding zijn geweest voor het onderzoek door de Raad, grotendeels zijn afgewend. Het contact en de verstandhouding tussen de moeder en de pleegouders is verbeterd en zij worden hierin begeleid door Enver Pleegzorg. Ook heeft er een bezoekmoment plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen.
De kinderrechter overweegt dat een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing kinderbeschermingsmaatregelen zijn met een tijdelijk karakter. Het doel van deze kinderbeschermingsmaatregelen is immers om, binnen een voor de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, toe te werken naar een terugplaatsing van de minderjarige bij de ouder(s) met gezag. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven op dit moment ruim vier jaar bij de pleegouders. De moeder heeft in de afgelopen jaren een zeer beperkte rol gehad in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Zij is tot op heden onvoldoende in staat gebleken om haar persoonlijke situatie te verbeteren teneinde de kinderen een veilige en stabiele opvoedsituatie te kunnen bieden. De situatie waarin [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de pleegouders wonen, duurt daarom nog steeds voort.
Voorts komt de pleegouders op grond van artikel 1:253s BW een blokkaderecht toe. Indien een minderjarige met instemming van zijn of haar ouder die het gezag over hem of haar uitoefent gedurende ten minste één jaar door één of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, kan de ouder immers slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen. Hiermee is naar het oordeel van de kinderrechter voldoende gewaarborgd dat de plaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in het netwerkpleeggezin ook in de komende periode zal worden voortgezet, ondanks de zorgen vanuit de Raad over de ambivalente houding van de moeder ten aanzien van deze plaatsing. Daarbij komt dat Enver Pleegzorg reeds betrokken is en mede een signalerende functie heeft in het geval de situatie in negatieve zin zou veranderen.
Gelet op het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat niet wordt voldaan aan het wettelijke criterium zoals genoemd in artikel 1:255 BW. Evenmin is voldaan aan het wettelijke criterium zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal daarom de verzoeken van de Raad tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af de verzoeken van de Raad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2018 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op ... december 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.