ECLI:NL:RBROT:2018:10563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
C/10/561811 / JE RK 18-3466
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. van den Broek-Prins
  • R. Spaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 5 november 2018 een verzoek ingediend voor een ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden, vanwege zorgen over hun ontwikkeling en de opvoedsituatie. De ouders, de moeder en de vader, zijn betrokken bij de zaak, evenals de stiefmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI). Tijdens de zitting op 17 december 2018 is de situatie van de kinderen besproken, waarbij de Raad en de GI hun standpunten hebben toegelicht. De Raad heeft aangegeven dat de kinderen veel hebben meegemaakt en dat er sprake is van een instabiele opvoedsituatie, wat leidt tot gedragsproblemen. De vader heeft zich verzet tegen het verzoek, terwijl de moeder geen bezwaar heeft gemaakt, maar wel een vaste jeugdbeschermer wenst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, met de verplichting voor de GI om binnen vijf werkdagen een gezinsvoogdijwerker aan te wijzen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/561811 / JE RK 18-3466
datum uitspraak: 17 december 2018

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te Spijkenisse,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te Hellevoetsluis.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam stiefmoeder] , hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te Hellevoetsluis.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
5 november 2018, ingekomen bij de griffie op 6 november 2018.
Op 17 december 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder, als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader en de stiefmoeder.
Het verzoek
De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De kinderen hebben veel meegemaakt. Er is sprake van een instabiele opvoedsituatie. Door de onrust vertonen de kinderen in toenemende mate gedragsproblemen. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek. De kinderen wonen op dit moment bij de vader. De vader toont zich niet open naar de hulpverlening. Een jeugdbeschermer dient het perspectief van de kinderen duidelijk te krijgen, zodat zij weten waar zij zullen opgroeien.
Het standpunt van de GI
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en medegedeeld dat een ondertoezichtstelling helpend kan zijn om de situatie voor de kinderen te stabiliseren en te verbeteren. De hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is inmiddels gestart. Het is niet bekend wanneer er een vaste voogdijwerker aan het gezin kan worden toegewezen omdat er binnen de GI een wachtlijst bestaat.
Het standpunt van de belanghebbenden
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de Raad, maar zij heeft medegedeeld dat zij wel een vaste jeugdbeschermer toegewezen wil krijgen. De moeder wil het beste voor haar kinderen. De hulpverlening voor de kinderen loopt en de vader toont zich betrokken. De GI heeft bodemeisen gesteld, maar nadien heeft er geen contact meer met de GI plaatsgevonden.
De vader heeft zich ter zitting verzet tegen het verzoek van de Raad. Hij heeft medegedeeld dat het goed gaat met de kinderen en dat de hulpverlening zich op de moeder dient te richten. Er is reeds hulp ingezet voor de kinderen vanuit Lucertis.

Het standpunt van de informant

De stiefmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij in beginsel geen bezwaar heeft tegen een ondertoezichtstelling, maar dat het wel haalbaar moet zijn voor alle betrokkenen mede in verband met werk.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 17 december 2018 tot
17 december 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2018 door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op .. november 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.